Kees Floor, Zenit, oktober 2008.
printversie
'De klimaatverandering dringt zich op als een nieuwe, niet te negeren realiteit,' schrijft oud-minister Cees Veerman in het voorwoord van het rapport van de Deltacommissie 2008, dat begin september met veel media-aandacht verscheen. Hoe ziet die nieuwe realiteit eruit en spoort ze met eerdere opvattingen over veranderingen van het klimaat in Nederland?
Zandsuppletie
bij de Hondsbossche Zeewering in Noord-Holland. De Deltacommissie 2008 wil blijven
suppleren om de kustveiligheid op orde te houden. (wisselbeeld). | De
Oosterscheldekering kan volgens de Deltacommissie 2008 de zeespiegelstijging nog
aan tot minstens 2075. (wisselbeeld). | Gedeeltelijk
ondergelopen uiterwaarden van de Lek bij Schalkwijk. Volgens de Deltacommissie
2008 moeten we door de klimaatverandering in de toekomst rekening houden met meer
en grotere hoogwaterpieken. (wisselbeeld). |
Vorig jaar kwam het internationale klimaatpanel IPCC met een rapport over klimaatverandering, waarmee het een Nobelprijs voor de Vrede in de wacht sleepte. Er was ondermeer aandacht voor de zeespiegelstijging, die voor de 21e eeuw wereldwijd werd ingeschat op 18 tot 59 centimeter. In een eigen, een jaar eerder uitgekomen rapport waarin de reeds bekende bevindingen van het IPCC waren meegenomen, deed het KNMI er nog een schepje bovenop. De absolute zeespiegelstijging werd voor de Nederlandse kust ingeschat op 35 tot 85 centimeter. Voor de Deltacommissie bleek dat nog niet genoeg: zij gaat in haar begin september verschenen rapport uit van een zeespiegelstijging van 65 tot 130 centimeter. Gebaseerd op mede door het KNMI aangeleverde gegevens! Hoe zit dat?
Zeespiegelstijging
'De verschillen tussen de bovengrenzen
en de onzekerheidsmarges van de IPCC- en KNMI -prognoses zijn een gevolg van een
iets andere aanpak', schrijft Caroline Katsman op de website van het KNMI. 'Onze
getallen zijn geen wereldwijde gemiddelden, maar toegespitst op regionale effecten
in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan', aldus de zeespiegeldeskundige.
'Bovendien hebben wij al rekening gehouden met de - voor Nederland belangrijke
- snellere afkalving van de ijskappen van Groenland en Antarctica.'
'Wij staan
nog steeds achter de getallen van de klimaatscenario's van 2006', stelt Wilco
Hazeleger, hoofd van de onderzoeksgroep Wereldwijd Klimaat van het KNMI. 'Dus
ook achter die bovengrens van 85 centimeter.' 'In die scenario's waren de meest
extreme situaties niet opgenomen,' vult Janette Bessembinder aan. 'Volgens de
huidige inzichten is de kans daarop namelijk klein. Daardoor zijn ze voor de meeste
gebruikers minder interessant. Bovendien is het voor die extremen veel moeilijker
om met de juiste getallen te komen', aldus de KNMI-onderzoekster, die onder andere
betrokken is bij het project 'Aandacht voor veiligheid'.
'Wat we wel doen,'zegt
Hazeleger, 'is aanvullende scenario's maken voor de specifieke vraagstellingen
van gebruikers, zoals in dit geval de Deltacommissie. Die denken in termen van
absolute veiligheid en rampen die eigenlijk nooit mogen optreden. Dat geeft andere
getallen, zoals in dit geval die bovengrens van 130 centimeter. We hebben die
waarde afgeleid uit de nu beschikbare kennis in een werkgroep met deskundigen
en wetenschappers uit binnen- en buitenland.' Daaronder zaten, zo bleek later,
twee buitenlandse auteurs van het IPCC-rapport op wiens deskundigheid de Deltacommissie
zich mede beroept.
Albert Klein Tank, eveneens klimaatonderzoeker bij het KNMI,
geeft een verklaring van de verschillen tussen de KNMI-cijfers en die van de Deltacommisie.'Ze
hanteert voor de wereldwijde temperatuurtoename in 2100 de hoogste waarde uit
het IPCC-rapport, namelijk zes graden. De meest extreme KNMI-scenario's gingen
uit van vier graden. Alleen dat al geeft een verschil van 15 centimeter', volgens
Klein Tank. 'Daar komt nog bij dat ze de afkalving van de ijskappen van Groenland
en Antarctica sneller laten verlopen, wat nog eens 20 centimeter verschil oplevert.
Tel daar het effect van de gemiddelde bodemdaling in Nederland bij op, dan kom
je op een bovengrens van 130 centimeter voor de Deltacommissie tegen 85 centimeter
in het scenario van het KNMI uit 2006', rekent hij voor.
Ook al is de opwarming
van de aarde stevig aangezet en de afkalving van de ijskappen hoog ingeschat,
toch vindt Klein Tank niet dat de commissie doordraaft. Net als het KNMI acht
zij superstormen onwaarschijnlijk; die komen in het advies dan ook niet voor.
Hetzelfde geldt voor het deze eeuw nog stilvallen van de thermohaline circulatie,
in de volksmond beter bekend als de warme golfstroom. 'Niet voor niets heeft de
commissie het steeds over een "plausibele bovengrens"; plausibel is
een woord dat wij in onze klimaatscenario's ook graag gebruiken'.
Het gewicht
dat de commissie hecht aan de status van de buitenlandse IPCC-auteurs vindt Klein
Tank wat overdreven; zelf was hij ook 'lead-author' van een van de hoofdstukken
uit dat veel aangehaalde, toonaangevende, internationale rapport.
Nederland
is het afvalputje van Europa. Rijn, Schelde en Maas komen er uit in zee. Volgens
de Deltacommissie 2008 moeten we door de klimaatverandering in de toekomst voorbereid
zijn op stijging van de zeespiegel en op meer en grotere hoogwaterpieken. Vooral
als een hoogwaterpiek in de rivieren samenvalt met een stormvloed, hebben we een
probleem. Datum: 15 april 2003. Meetinstrument: MODIS. Satelliet: Terra. Bron:
MODIS Rapid Response Team, NASA/GSFC |
| Het
Zeeuwse deltagebied met zijn dammen, dijken en waterkeringen. Datum: 24 september
2002. Instrument: Aster. Satelliet: Terra. Bron:
NASA/GSFC. (andere kleurstelling) |
Stormklimaat
Hazeleger
staart zich niet blind op de precieze waarden voor het zeeniveau in de toekomst.
Het gedrag van de wind in een veranderend klimaat acht hij veel belangrijker voor
de veiligheid van Nederland. 'We moeten weten of het windklimaat verandert op
een manier waarbij we meer en hogere stormvloeden te verduren krijgen', vindt
hij. Met andere woorden: worden de noordwesterstormen heviger en/of talrijker?
'Dat blijkt niet het geval', stelt hij gerust. De veranderingen die de klimaatmodellen
laten zien, blijken namelijk kleiner dan de natuurlijke variabiliteit in de wind
en kleiner dan de onzekerheden in de berekeningen.
'We kunnen nu veel meer
dan in de jaren vijftig van de vorige eeuw, toen de eerste Deltacommissie haar
werk deed', vertelt hij trots. 'Destijds konden ze alleen extrapoleren op basis
van te korte meetreeksen van waterstanden. Nu hebben we onze op supercomputers
draaiende klimaatmodellen, die voldoende gegevens genereren om verantwoorde schattingen
te maken voor perioden van tienduizend jaar.'
De meteorologen en klimaatonderzoekers
blijken de stormvloeden beter onder de knie te hebben dan het zeeniveau. 'De natuurkundige
processen zitten redelijk in de atmosfeermodellen', aldus Hazeleger, 'maar de
dynamica van de ijskappen begrijpen we nog niet precies. Dat was dan ook de reden
dat het IPCC dit effect nog niet meenam in de gepubliceerde officiële getallen.
Alleen de component van de zeespiegelstijging die een gevolg is van de opwarming
van het oceaanwater, kunnen we vrij nauwkeurig berekenen.'
Een van de onderzoekers
die dergelijke berekeningen heeft uitgevoerd, is de Duitser Stefan Rahmstorf,
als hoogleraar verbonden aan het Potsdam Institute for Climate Impact Research.
In een artikel dat begin vorig jaar in het gezaghebbende wetenschappelijk tijdschrift
Science verscheen, komt hij voor alleen nog maar het opwarmingseffect uit op een
bovengrens voor de wereldwijde zeespiegelstijging van 140 centimeter. Zo ver wil
de Deltacommisie kennelijk niet gaan; wel heeft ze deskundigheid van deze IPCC-auteur
benut bij het opstellen van haar advies.
Afvoer rivieren
Net
als de zeespiegeldeskundigen lopen ook de onderzoekers van hoge waterstanden in
Rijn en Maas aan tegen het probleem van de relatief korte waarnemingsreeksen.
En ook nu weer probeert men met de computer extra waarnemingen te produceren en
zo uitspraken over extreme gebeurtenissen mogelijk te maken. 'We kunnen de meetreeksen
van de neerslag kunstmatig verlengen tot duizend of tienduizend jaar', zegt Jules
Beersma, die vorig jaar in Wageningen op dat onderwerp promoveerde. 'Hoe je die
reeksen het best kunt gebruiken voor klimaatscenario's, zijn we nog aan het uitzoeken'.
Toch was er wel kennis beschikbaar waarmee de Deltacommissie aan de slag kon.
Vrijwel alle klimaatmodellen voor het stroomgebied van de Rijn laten nattere winters
zien en drogere zomers. Dat betekent dus gemiddeld hogere waterstanden in de winter
en lagere in de zomer. Problemen met hoog water komen er vooral als in het stroomgebied
meer dagen achter elkaar veel regen valt. 'Helaas weten we nog niet of zulke natte
perioden in een veranderd klimaat extremer zullen zijn of vaker zullen voorkomen',
aldus de KNMI-onderzoeker.
Nieuwe realiteit?
Schept de Deltacommisie
een nieuwe realiteit en kunnen de KNMI-scenario's uit 2006 voor de klimaatveranderingen
in deze eeuw de prullenbak in? De onderzoekers van het KNMI denken dus van niet.
Ze hopen dat de huidige scenario's nog meegaan tot 2012. Dan wil het KNMI namelijk,
gebruik makend van de kennis die wordt verzameld voor het volgende IPCC-rapport,
met nieuwe scenario's te komen. Klein Tank vat het als volgt samen: 'De kennis
van nu is vergelijkbaar met die uit 2006, de urgentie is even groot, alleen de
specifieke veiligheidstoepassing van de klimaatvoorspellingen maakt dat de Deltacommissie
soms andere getallen gebruikt.'