|
De meeste beelden op deze pagina's zijn afkomstig van satellieten uit het Amerikaanse Landsat-programma. De eerste satelliet uit die serie werd in juli 1972 in een baan rond de aarde gebracht onder de naam ERTS (Earth Resources Technology Satellite). Nadat in 1975, duidelijk was geworden dat er meer van dat type satellieten zouden volgen, werd de ERTS herdoopt in Landsat 1. Het was de eerste satelliet die uitsluitend gericht was op het onderzoek van het landoppervlak. Daarvoor waren er incidenteel beelden van Amerikaanse spionagesatellieten, die in de periode 1961 tot 1964 actief waren onder de codenaam Argon. De beelden van deze satellieten werden nog gemaakt op 'ouderwetse' fotografische film. Op gezette tijden werden de films in een trommel uitgeworpen en later voor gebruik opgevist en ontwikkeld, zodat er afdrukken van de beelden konden worden gemaakt. Figuur 4 uit 1964 is een beeld uit die oertijd.
1980 | 1989 | 2006 |
2.
IJsselmeer en wijde omgeving op 8 september 1980. De percelen zijn groter dan
op recentere beelden. Doordat er al is geoogst, is er minder vegetatie op het
land en zijn er minder roodtinten dan op beelden uit september (figuur 1) of mei
(figuur 3). Satelliet: Landsat 2. Zet de muis op de afbeelding voor een vergelijking met 23 mei 1989. |
| 1.
IJsselmeer en wijde omgeving in de zomer op 1 juli 2006. De rode tinten duiden
op vegetatie; het water is donkerblauw. Kale grond en bebouwing zijn lichtblauw
tot grijsgroen. In het Ketelmeer is op de uitsnede hierboven het zogeheten IJsseloog
zichtbaar, dat op de andere, oudere beelden nog ontbreek . Satelliet: Landsat
7. Bron: NASA/USGS. Zet de muis op de afbeelding voor een vergelijking met 8 september 1980. |
Landsat
De eerder genoemde Landsat 1 was in bedrijf tot januari 1978. Het
satellietbeeld van figuur 2 is van september 1980 en dus gemaakt door een opvolger,
in dit geval de Landsat 2. Later zouden nog vijf Landsats volgen, waarvan vier
in bedrijf, want de lancering van de Landsat 6 mislukte. Op dit moment zijn de
Landsats 5 en 7 nog actief (zie afbeelding met tijdbalk). Het is de bedoeling
dat er in 2011 een opvolger komt, de LDCM (Landsat Data Continuity Mission), die
ervoor moet zorgen dat er geen gaten vallen in de inmiddels ruim 35 jaar lange
meetreeks van Landsat satellietbeelden van het landoppervlak. Overigens biedt
de Amerikaans-Japanse ASTER (Advanced Spaceborne Thermal Emission and Reflection
Radiometer), die wordt meegevoerd op de satelliet Terra van het Amerikaanse Earth
Observing System (EOS) tegenwoordig beelden van vergelijkbare kwaliteit (zie kader).
IJsselmeer
De
afsluiting van de Zuiderzee en de inpoldering van het IJsselmeer voltrokken zich
grotendeels voor de komst van de satellieten begin jaren zestig van de vorige
eeuw. De werkzaamheden begonnen in de jaren twintig met de aanleg van de Amsteldiepdijk
of Kleine Afsluitdijk. Daarbij werd het Amstelmeer gevormd en raakte Wieringen
zijn status van eiland kwijt. Vervolgens werd in 1926 en 1927 de proefpolder Andijk
aangelegd om ervaring op te doen met het bedijken en inpolderen van delen van
de Zuiderzee. Een jaar later werd begonnen met de aanleg van de Wieringermeerpolder,
die in 1930 gereed kwam, nog voor de voltooiing van de Afsluitdijk in 1932. Ook
de Noordoostpolder (1942) en Oostelijk Flevoland (1957) zijn van voor het satelliettijdperk:
de eerste kunstmaan, een Russische Sputnik, werd namelijk gelanceerd in 1957.
In datzelfde jaar kwam de verbinding tot stand tussen Noord-Holland en het eiland
Marken. De aanleg van de polder Zuidelijk Flevoland moest toen nog beginnen; deze
vond plaats in de periode 1959 tot 1968. Na de voltooiing daarvan was in totaal
1620 vierkante kilometer land teruggewonnen op de zee.
| ||
| ||
|
Zuidelijk
Flevoland, Houtribdijk en IJsseloog
De satellietbeelden van het
landoppervlak leveren dus uitsluitend informatie over de laatste fases. Vooral
de ontwikkeling van Zuidelijk Flevoland is erop te volgen. Op het oudste beeld
(zwart-wit; figuur 4) van de Argon uit 1964 is de polder nauwelijks te onderscheiden.
De dijken liggen er al wel, maar het land moet nog worden drooggelegd. Ook van
de Houtribdijk tussen Enkhuizen en Lelystad is weinig te zien. De aanleg daarvan
begon een jaar eerder, in 1963, en duurde tot 1975. Op het moment dat het beeld
van de Landsat 1 uit 1973 (figuur 5a) werd gemaakt, was de dijk nog niet klaar.
De tint van het water achter de dijk is door een andere golfslag iets lichter
dan die van de rest van het Markermeer en het IJsselmeer. Wel heeft Zuidelijk
Flevoland dan al zijn definitieve vorm, zoals blijkt na vergelijking van figuur
5a met de later gemaakte satellietbeelden van de figuren 1 tot 3.
Bij die
vergelijking valt ook op dat de perceelgrootte in de loop der tijd kleiner is
geworden. In 1973 (figuur 5) en 1980 (figuur 2) zijn de percelen nog groot. In
1989 is al veel meer diversificatie opgetreden en in 2006 zijn de percelen bouwland
nog weer kleiner.
Het opvallendste nieuwe element op het satellietbeeld uit
2006 (figuur 1) is het zogeheten IJsseloog in het Ketelmeer. Het is een depot
waar het verontreinigde slib uit de bodem van het meer permanent wordt opgeslagen.
De aanleg ervan begon in 1996 en duurde tot 1999; vandaar dat het alleen op het
meest recente satellietbeeld te zien is.
1964 | 1973 | 1987 |
| Bonusbeeld:
IJsselmeer op 23 maart 1973. De percelen van Zuidelijk Flevoland waren destijds
veel groter dan tegenwoordig (vergelijk met figuur 1 of met het beeld uit 1987).
In het begin van het voorjaar groeit er nog weinig op het land en zijn er dus
nog geen rode tinten. De tinten van kale grond variëren namelijk van lichtblauw
tot grijsgroen. De dijk Enkhuizen-Lelystad is nog niet af. De gebieden in beeld
zijn exact dezelfde als in figuur 4. Satelliet: Landsat 1. Bron: NASA/USGS. Zet de muis op de afbeelding voor een vergelijking met 5 juli 1987. |
|
| 5a.
Flevoland en Markermeer op 23 maart 1973. De percelen van Zuidelijk Flevoland
waren destijds veel groter dan tegenwoordig (vergelijk met figuur 1 of met het
beeld uit 1987). In het begin van het voorjaar groeit er nog weinig op het land
en zijn er dus nog geen rode tinten. De tinten van kale grond variëren namelijk
van lichtblauw tot grijsgroen. De dijk Enkhuizen-Lelystad is nog niet af. De gebieden
in beeld zijn exact dezelfde als in figuur 4. Satelliet: Landsat 1. Bron: NASA/USGS. Zet de muis op de afbeelding voor een vergelijking met 5 juli 1987. |
|
| 5b.
Zuidelijk Flevoland op 23 maart 1973.. De percelen waren er toen veel groter dan
tegenwoordig (vergelijk met figuur 1 of met het beeld uit 1987). In het begin
van het voorjaar groeit er nog weinig op het land en zijn er dus nog geen rode
tinten. De tinten van kale grond variëren namelijk van lichtblauw tot grijsgroen.
De dijk Enkhuizen-Lelystad is nog niet af. De gebieden in beeld zijn exact dezelfde
als in figuur 4. Satelliet: Landsat 1. Bron: NASA/USGS. Zet de muis op de afbeelding voor een vergelijking met 5 juli 1987. |
|
1964 | 1973 | 1987 |
Kleuren
en tinten
In de gekleurde Landsat-beelden onderscheiden het Markermeer,
het Veluwemeer en de overige randmeren zich door hun donkerblauwe tint duidelijk
van het land. In de Flevopolders en op het oude land is vegetatie rood; hoe meer
vegetatie of hoe beter de conditie daarvan, des te feller is het rood. Bebouwing,
bestrating en kale grond vertonen lichtblauwe tot grijsgroene tinten; deze zijn
onder andere terug te vinden op de plekken waar je de plaatsen Zeewolde, Almere,
Lelystad of - buiten de polders - Amsterdam, Amersfoort en Harderwijk mag verwachten.
De
verschillen tussen de beelden hangen overigens niet alleen af van de veranderingen
over de jaren. Ook het seizoen speelt een rol. Zo bracht de Landsat 1 Zuidelijk
Flevoland in 1973 in beeld op 23 maart. Op dat moment van het jaar groeit er kennelijk
nog niet zo veel op het land. In juli is dat natuurlijk anders. Ondanks de uitzonderlijke
droogte in die periode in 2006 duiden de intens rode tinten op het Landsatbeeld
uit 2006 (figuur 1) op veel vegetatie. De bosgebieden, zoals het Horsterwold bij
Zeewolde en het Hollandse Hout ten oosten van de goed zichtbare Oostvaardersplassen,
zijn het diepst rood. De beelden uit september 1980 (figuur 2) en mei 1989 (figuur
3) nemen qua roodtinten een tussenpositie in.
De jaarlijkse gang in kleurschakeringen
als gevolg van de wisselende seizoenen is op het bouwland van de polders veel
sterker dan aan de overzijde van de Randmeren op de Veluwe en in Het Gooi. De
grond van het oude land is minder geschikt voor akkerbouw en daardoor hoofdzakelijk
in gebruik als grasland. Daardoor is het daar het hele jaar door groen en op de
Landsat-beelden rood.
Aralmeer
Natuurlijk
zijn er buiten Nederland ook tal van andere interessante plekken, waarvan de ontwikkeling
met Landsat-beelden kan worden gevolgd. Zeer bekend zijn bijvoorbeeld de veranderingen
die optraden bij het Aralmeer, op de grens van Kazachstan en Oezbekistan. Ooit
was het het op drie na grootste meer ter wereld. Het noordelijk deel van het meer
kreeg zijn rivierwater van de Syrdarya, het zuidelijk deel van de Amurdaryo. Het
grote waterbekken sleep de scherpe kantjes af van het uitgesproken landklimaat
in de omgeving: er viel meer regen, de tegenstellingen tussen zomer en winter
waren er minder groot en er deden zich minder zandstormen voor. Verder fungeerde
het meer als bron van een bloeiende visserij en visverwerkende industrie.
In
de afgelopen veertig jaar is het meer drastisch geslonken. Dat kwam doordat vanaf
de jaren zestig van de vorige eeuw de rivieren die het meer van zijn water voorzagen,
werden omgeleid. Het water werd vrijwel volledig gebruikt voor irrigatie van katoenplantages
en andere landbouwteelten. Vervolgens begon de uitdroging, die tot de dag van
vandaag voortduurt. Bij het uitdrogen van het zuidelijk deel kwam de zoute bodem
droog te liggen en ontstond een grote zoutwoestijn. Stofstormen voerden het zout
naar de landbouwgebieden, waar men de verzilting met nog meer zoet rivierwater
probeerde tegen te gaan, wat het uitdrogingsproces verder versterkte.
Uitdroging
in beeld
Het satellietbeeld van figuur 6 links geeft de situatie
rond het Aralmeer op 4 juni 1977 zoals destijds vastgelegd door de Landsat 2.
De uitdroging was toen al meer dan tien jaar aan de gang; ze zou nog jaren voortduren,
zoals het middelste beeld van de Landsat 5 laat zien. De bijbehorende datum is
17 september 1989.
Het rechter en meest recente beeld is van 27 mei 2006.
Het zuidelijk deel van het Aralmeer is opgesplitst in een westelijk en een oostelijk
deel. Hydrologen verwachten dat beide delen binnen 15 jaar helemaal zijn verdwenen.
Voor
het noordelijk deel zijn zij minder pessimistisch. Daar begon de regering van
Kazachstan in 2003 met een omvangrijk, mede door de Wereldbank gefinancierd herstelproject.
De oppervlakte van het Aralmeer was toen al afgenomen tot ongeveer 17 000 vierkante
kilometer en het meer was gezakt naar de achtste plaats op de lijst van grootste
meren. Het water van de Syrdarya mag het noordelijk deel weer binnenstromen en
een in 2005 gereed gekomen dam moet voorkomen dat het naar het uitdrogende zuidelijke
deel wegvloeit. Sinds die afsluiting is het water minder zout geworden en het
waterniveau met twee meter gestegen. Ook begint de vis er terug te keren. Hoewel
het meer vermoedelijk zijn oorspronkelijke omvang niet meer bereikt, hoopt men
toch op een uiteindelijk herstel van de visserij in dat gebied.
6. Landsat-beelden van het uitdrogende Aralmeer op de grens
van Kazachstan en Oezbekistan op van links af
4 juni 1977 (Landsat 2), 17 september
1989 (Landsat 5) en 27 mei 2006 (Landsat 7). Bron: USGS.
Zie ook animatie
Aralmeer 2006-2009, met Envisat-beelden van ESA en
animatie
Aralmeer 2000-2009 met MODIS-beelden van NASA/GSFC/MODIS Rapid Response
Team.
|