Kees Floor, Meteorologica september 2011.

De zware onweersbuien die bekend staan als supercellen, vormen een indrukwekkend natuurverschijnsel. Datzelfde geldt voor de kolommen met gassen, stoom en as van uitbarstende vulkanen. Er zijn overigens veel meer overeenkomsten, zeggen Chakraborty et al. (2009). Ze ontwikkelden een nieuwe theorie over verschijnselen rond vulkaanuitbarstingen en de gelijkenissen met supercellen aan de hand van tot dan toe opgetreden erupties, zoals de uitbarsting van de Pinatubo op de Filipijnen van 15 juni 1991 en de uitbarsting van de Chaitén in Chili van 3 mei 2008.
Dit jaar waren er opnieuw ten minste twee vulkaanuitbarstingen die pasten in het beeld dat de onderzoekers van de University of Illinois schetsten: die van de Grímsvötn op IJsland op 21 mei 2011 en van de Puyehue in Zuid-Chili op 4 juni 2011.

Een supercel is een gevaarlijke, tamelijk zeldzame, zeer zware onweersbui. Opvallend is de aanwezigheid van een cyclonaal roterende kolom opstijgende lucht. Deze kolom heeft doorgaans een diameter van 2 tot 10 kilometer en staat bekend als mesocycloon. De levensduur van een mesocycloon is langer dan de 10 tot 20 minuten die een luchtdeeltje nodig heeft om op te stijgen van de wolkenbasis tot de top. Supercellen zijn er in uiteenlopende horizontale afmetingen en hoogtes. Meestal produceren ze grote hoeveelheden hagel, wolkbreuken, zware windstoten en valwinden. Ook kunnen ze vergezeld gaan van windhozen of tornado's.
Aan de bovenzijde van de supercel bevindt zich een min of meer cirkelvormig scherm van cirrusbewolking, waarvan het buiten het massieve gedeelte van de bui uitstekende deel bekend staat als aambeeld. In het midden ervan dringt de opstijgende lucht door het scherm heen: de zogeheten overshooting top. Aan de onderzijde van het aambeeld kan vaak mammatusbewolking worden waargenomen. Een supercel gaat vergezeld van talrijke bliksemontladingen. Binnen de mesocycloon van een supercel treden echter vrijwel geen bliksemontladingen op.

Supercel boven Chaparral, New Mexico, 3april 2004. Foto: Greg Lundeen

Supercel, 26 mei 2009. MODIS/Terra. Bron: NASA.

Supercel met mammatus boven Primrose, Nebrasca, 20 augustus 2007. Foto: Mike Hollingshead/Solent.

Heftige vulkaanuitbarstingen
De bovengenoemde verschijnselen rond supercellen doen sterk denken aan wat kan worden waargenomen tijdens heftige uitbarstingen van vulkanen (Chakraborty et al., 2009). De hete gassen, stoom en vulkanische as die dan vrijkomen, ordenen zich niet direct in de vorm van een pluim. In de beginfase vormt zich namelijk een vertikale, ronddraaiende kolom, waarin de uitstoot opstijgt: een vulkanische mesocyloon. Veelal treden tegelijkertijd bliksemontladingen op, bij voorkeur aan de buitenzijde van de zuil met stoom en door de vulkaan uitgestoten deeltjes en gassen.
Op zekere hoogte komen de stijgbewegingen tot stilstand. De vulkanische gassen en deeltjes spreiden zich daarop uit in horizontale richting. Daarbij ontstaat als het ware een ondoorzichtig, min of meer cirkelvormig of ovaal scherm waar de opstijgende lucht met gassen en as af en toe doorheen prikt: een soort overshooting top. De vorm van het geheel doet denken aan een supercel, van bovenaf gezien.
Veel vulkanen zijn als eilandjes gesitueerd in zeeën en oceanen. Dan treden er bij dit paraplu- of paddestoelvormige type aswolk soms waterhozen op. (figuur 9).

Grímsvötn, IJsland
De overeenkomst tussen de verschijnselen die worden waargenomen bij supercellen enerzijds en bij vulkaanuitbarstingen anderzijds, werden dit jaar weer eens geïllustreerd tijdens vulkaanuitbarstingen in IJsland en Chili.
In IJsland begon op 21 mei 2011 aan het eind van de middag (lokale tijd) een uitbarsting van de actiefste vulkaan op het eiland, de Grímsvötn. De uitbarsting van deze onder een gletsjer gelegen vulkaan was de heftigste sinds 1902; de voorlaatste eruptie vond plaats op 1 november 2004.
Later op de avond van 21 mei had de uitstoot van de vulkaan een hoogte bereikt van ongeveer 20 kilometer, om vervolgens geleidelijk af te nemen. Tijdens de uitbarsting waren er perioden met grote aantallen bliksemontladingen, zo kon uit metingen van de Britse Met Office worden afgeleid. Het aantal ontladingen per uur was 1000 maal groter dan bij de uitbarsting van de Eyjafjallajokull in 2010.
Figuur 1 geeft een beeld van de eruptie van de Grímsvötn op 21 mei 2011. Kenmerken als een kolom met stoom, as en gassen, een uitdijend scherm en een overshooting top zijn in de figuur goed terug te vinden. Het geleidelijk bruiner getinte scherm was ook zichtbaar op MODIS-beelden van 22 mei (figuur 2). Een karakteristiek patroon van mammatusbewolking is zichtbaar op figuur 3, eveneens van 22 mei.

1. Uitbarsting van de Grímsvötn op IJsland op 21 mei 2011. De foto toont de paddestoelvorm van de uitgestoten gassen en deeltjes, met het karakteristieke scherm en een overshooting top. (Bron: STR/AFP/Getty Images).

2. Satellietbeeld van de uitbarsting van de Grímsvötn op IJsland. Datum 22 mei 2001.Instrument: MODIS. Satelliet: Terra. (Bron: NASA/Universitu of Dundee).

3. Uitbarsting van de Grímsvötn op IJsland, gefotografeerd in de avond van 22 mei 2011. Onder het scherm zit mammatus, zoals ook vaak optreedt onder het aambeeld van een supercel (© Jóhann Ingi Jónsson).

Puyehue, Chili
Na 51 jaar niets van zich te hebben laten horen, barstte op 4 juni 2011 de Puyehue uit. De vulkaan ligt in Zuid-Chili, 870 kilometer ten zuiden van Santiago en niet ver van de Argentijnse grens. In Chili liggen ongeveer 3000 vulkanen, waarvan er op dit moment zo'n 80 actief zijn.
De eruptie van de Puyehue was een dag eerder aangekondigd door 1450 kleine aardbevingen. De vulkanische as bereikte een hoogte van 14 kilometer. Ook in dit geval werden de karakteristieken die vulkaanuitbarstingen en supercellen gemeen hebben, weer waargenomen. Op een luchtfoto van 5 juli (figuur 4) zijn het scherm en de bijbehorende overshooting top goed te zien. Figuur 5 toont een spectaculair beeld van de onweersactiviteit tijdens de uitbarsting. Figuur 6 laat zien dat ook in dit geval mammatusbewolking optrad.
Meldingen van hoosachtige verschijnselen ontbreken bij beide erupties. Ze komen vooral voor bij uitbarstingen van vulkanen die als een eilandje in zee liggen en dat was nu niet het geval.

4. Luchtfoto van de aswolk van een uitbarsting van de Puyehue in Zuid-Chili. Datum: 5 juni 2011. (Foto: Claudio Santana, AFP/Getty Images).

5. Bliksemontladingen tijdens een uitbarsting van de Puyehue, begin juni 2011. (Foto:Francisco Negroni/AgenciaUno /EPA).

6. Aswolk met scherm en mammatus tijdens de uitbarsting van de Puyehue in Zuid-Chili. (Foto: Claudio Santana, AFP/Getty Images).

Rotatie
De overeenkomst tussen de verschijnselen die worden waargenomen bij supercellen enerzijds en bij vulkaanuitbarstingen anderzijds, is opmerkelijk. Chakraborty en collega's werden vooral getriggerd door een foto van de bliksemflitsen tijdens de uitbarstingen van de vulkaan Chaitén in Zuid-Chili in mei 2008 (figuur 7). Daarop was te zien dat veel van die ontladingen zich voordoen aan de buitenzijde van de kolom met vulkanische as. Ook binnen de mesocycloon van een supercel treden doorgaans geen bliksemontladingen op. Men spreekt wel van een 'bliksemgat' in de supercel.
Om hun theorie van vulkanische mesocyclonen verder te ondersteunen, zochten de genoemde auteurs aanvullende argumenten. Zo toonden ze met analyses van satellietbeelden aan dat er inderdaad sprake is van rotatie van de kolom vulkanische as en het daaraan gekoppelde scherm aan de bovenzijde ervan. Dat is geen eenvoudige opgave, want de tijd tussen twee opeenvolgende satellietbeelden is meestal te groot om de bewegingen en vervormingen van zo'n scherm goed te kunnen volgen. Gelukkig bleek de uitbarsting van de Pinatubo op de Filipijnen in 1991 door de Japanse geostationaire satelliet GMS wel voldoende frequent in beeld gebracht om conclusies te kunnen trekken. Daarbij kon op de uurlijkse beelden voor het eerst inderdaad een draaiing van het scherm worden aangetoond. De draaiing krijgt het uitwaaierende scherm mee van de roterende kolom met uitgestoten vulkanische gassen en as. De rotatie maakt het scherm onstabiel, waardoor het zijn cirkelvorm of ovale vorm verliest en uitstulpingen ontwikkelt, die soms ook op de satellietbeelden zichtbaar zijn.

7. Uitbarsting van de Chaiten in Zuid-Chili uit. De vulkaanuitbarsting ging onder andere vergezeld van bliksemflitsen, zoals deze foto laat zien. Veel bliksemontladingen treden op aan de buitenrand van de kolom met snel opstijgende vulkanische gassen en as. De opname werd gemaakt op 3 mei 2008 vanuit Chana, ongeveer 30 kilometer ten noorden van de vulkaan. Foto: Carlos Gutierrez/UPI/Landov

8. Uitbarsting van een onderzeese vulkaan en vorming van een nieuw vulkanisch eiland op 3 kilometer afstand van São Miguel, Azoren, juni 1811. Rechts op de voorgrond het Britse oorlogsschip Sabrina, waarnaar het nieuwe eiland werd genoemd. In het rechterbeeld zijn ook bliksemontladingen zichtbaar.

9. Uitbarsting van de vulkaan Kilauea op Hawaï. De uitbarsting gaat vergezeld van een waterhoos. Foto: Steve and Donna O'Meara.

Beschrijvingen
De Amerikaanse onderzoekers gingen tevens op zoek naar beschrijvingen van vulkaanuitbarstingen waarin drie kenmerken van de mesocycloon tegelijkertijd werden genoemd: bliksemontladingen, hozen en een roterende kolom van vulkanische as. Waarnemingen van onweer bij vulkaanuitbarstingen bleken gemakkelijk te vinden. Van tijd tot tijd verschijnen er ook foto's of verslagen van waterhozen tijdens vulkaanuitbarstingen. Voor een rapportage waarin alle drie de verschijnselen tegelijk werden genoemd, moesten ze echter bijna 200 jaar teruggaan. In 1811 nam een Engelse zeekapitein in de buurt van de Canarische eilanden zo'n uitbarsting waar en stelde daarvan een beschrijving op die aan de gezochte criteria voldeed (figuur 8). Deze rapportage uit 1811 vormde, naast de foto met bliksemontladingen en bliksemgat tijdens de uitbarsting van de Chaitén in 2008 en de aangetoonde rotatie van een scherm aan de bovenzijde van de askolom van de Pinatubo uit 1991 een derde pijler onder de nieuwe theorie van het mesocycloongedrag van aszuilen tijdens vulkaanuitbarstingen.

Literatuur:
Chakraborty, P., Gioia, G. & Kieffer, S.W., 2009: Volcanic mesocyclones, Nature 458, pp 497-500. doi:10.1038/nature07866.