Egmonder tolwegen
Kees Floor, Geestgronden december 2017.

Wie vroeger van Alkmaar naar Egmond aan Zee reisde of het traject in omgekeerde richting wilde afleggen, moest tweemaal in zijn buidel tasten. De gemeente Egmond aan Zee mocht aan gebruikers van de Egmonderstraatweg tolgeld vragen; de gemeente Alkmaar had een tol aan de Hoeverweg. De Stadter tol werd opgeheven in 1916; de tolheffing bij Egmond aan Zee ging door tot 1928.

Tot in de eerste helft van de negentiende eeuw was de Kluft, een mulle zandweg van Egmond aan den Hoef door het duin naar Egmond aan Zee (figuur 1 via ABC), moeilijk begaanbaar. Vooral tijdens zomerse droogteperioden was er haast geen doorkomen aan. De weg was echter van groot belang voor de vele vissers en schelpenvissers in het dorp om hun producten in de provincie af te kunnen zetten. Ook voor de bevoorrading met levensmiddelen en brandstoffen van elders was de weg cruciaal. Een rond 1840 door de gemeente Egmond aan Zee gewenste verbetering van de weg, zeker in combinatie met een eventuele schelpweg of een andere goed begaanbare verbinding tussen Alkmaar en Egmond aan den Hoef, zou de bloei en de welvaart ter plaatse ongetwijfeld ten goede komen. Zo zou bijvoorbeeld de vis dan niet meer eerst onder moeilijke omstandigheden naar Limmen gebracht hoeven worden om van daaruit de reis naar de klant te vervolgen, maar sneller via Alkmaar en het in december 1824 geopende Noord-Hollands Kanaal bij de afnemers in Amsterdam en verderop terecht kunnen komen.
Korte tijd later overwoog de gemeente Alkmaar de eveneens in slechte staat verkerende weg door de Egmondermeer en de Bovenpolder naar Egmond aan den Hoef op een breedte van 3 meter te brengen en te verharden tot schelpweg. Zo hoopte ze de verbinding met de duinkant te verbeteren en de bereikbaarheid van de stad vanuit de Egmonden te verzekeren (1). De wegen waarvoor een 'upgrade' gewenst werd, lagen beide geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente Egmond-Binnen.

1. Uitsnede uit een kaart van het terrein bij Egmond aan Zee en Egmond aan den Hoef met de bestaande zandweg (ABC, 978 meter) tussen de beide dorpen en het rechtgetrokken tracé (AC, 940 meter) van de geplande straatweg, getekend door Cornelis van der Sterr in 1841. De grens tussen de gemeenten Egmond aan Zee en Egmond-Binnen is aangegeven met een streep-puntlijn. Bron: Regionaal Archief Alkmaar (2b).

Financiering
In 1841 stuurde het gemeentebestuur van Egmond aan Zee, samen met de collega's van buurgemeente Egmond-Binnen, een uitvoerige brief aan Koning Willem II met het verzoek de bestrating van een 4 meter brede weg naar Egmond aan den Hoef mogelijk te maken door een substantiële geldelijke bijdrage te leveren, hetzij als subsidie, hetzij als renteloze lening, terug te betalen uit de opbrengsten van een tolheffing (2b). De gemeenten zelf hadden geen geld of wilden dat er niet aan uitgeven. Naast de reeds aangehaalde voordelen van een verbetering van de verbinding, werden nog genoemd de eenvoudiger afvoer van goederen die door schipbreuk op het strand terecht zouden komen en een verbeterde bereikbaarheid van het wat achteraf gelegen Van Speykmonument, dat kort tevoren was ingewijd als eerbetoon aan deze 'nationale held'. De kosten werden globaal geraamd op 20.000 gulden. Een subsidie of een goedkope lening zat er echter niet in; de gedachten gingen de jaren erna steeds meer uit naar een op de gebruikelijke wijze gefinancierde tolweg. De hoofdingenieur van Waterstaat in Noord-Holland onderzocht de mogelijkheden en maakte een schets van de geplande straatweg (figuur 1).
Ook de gemeente Alkmaar moest de financiering van haar plannen rond zien te krijgen. Ze was bereid de verbetering van de weg voor haar rekening te nemen, evenals blijvend de kosten van onderhoud voor de weg, de pompen, het tolhuis, twee bruggen en zeven duikers. Wel vroeg ze de toenmalige eigenaren/onderhoudsplichtigen om een bijdrage gedurende de periode waarin een voor de aanleg van de weg af te sluiten lening moest worden afgelost, waarschijnlijk niet langer dan 15 jaar doch ten hoogste 18 jaar. Het polderbestuur van de Bovenpolder zegde daarop 50 gulden per jaar toe voor maximaal 18 jaar; de dijkgraaf en heemraden van de Egmondermeer 100 gulden per jaar voor ten hoogste 15 jaar. (3a). Daarbovenop droeg de gemeente Egmond-Binnen 100 gulden per jaar bij gedurende 18 jaar, omdat ook zij dacht bij de onderneming profijt te zullen hebben.

2. Tolboom en tolhuis te Egmond aan Zee, 17 juli 1898.
Bron: Beeldbank Noord-Hollands Archief, fotonummer NL-HlmNHA_559_001514.

5. Tolhuis van de Stadter Tol aan de Hoeverschelpweg, Egmond aan den Hoef.
Foto: Kees Floor, 2007.

Koninklijke besluiten
Voor het aangaan van leningen moesten gemeenten destijds goedkeuring vragen aan de Koning. In juli 1845 kreeg de 'stedelijke regering' van Alkmaar toestemming voor haar plannen (4a); de accordering van het project van de gemeente Egmond aan Zee, dat eigenlijk vooral zinvol was als de weg naar Alkmaar er ook kwam, volgde nog geen maand later (4b). In beide gevallen ging het om een geldlening van 18.000 gulden en de oprichting van een tol. De tolheffing was uitsluitend bestemd voor het onderhoud van de weg en voor rente en aflossing van de lening waarmee de aanleg was betaald. De hoogte van het tolgeld werd gespecificeerd in bijlagen bij de respectievelijke koninklijke besluiten. Wanneer de geldleningen te zijner tijd zouden zijn afgelost, dienden de tarieven opnieuw bekeken te worden.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hadden in het geval van Alkmaar naar eigen zeggen aanvankelijk bij vergissing het verkeerde tarievenlijstje bijgevoegd. Daardoor was er een extra koninklijk besluit (4c) nodig om het al goedgekeurde 'foute' lijstje in te trekken en de juiste tarieven en voorwaarden van kracht te doen zijn. In werkelijkheid bedongen de polderbesturen tolvrijdom voor de landbouw en voor hun eigen activiteiten. Pas nadat dit geregeld was in het tweede koninklijk besluit en terwijl de werkzaamheden aan de weg al waren begonnen, tekenden ze voor de eerder genoemde financiële bijdrage.
Na de koninklijke goedkeuring voor de ondernemingen kon men aan het werk. Alkmaar ging voortvarend te werk: al op 30 april 1846 werd de Hoeverschelpweg geopend (5). De Egmonderstraatweg en het bijbehorende tolhuis (figuur 2) werden met het geëigende ceremonieel in gebruik genomen op 15 maart 1847 (2b). De verbinding van Egmond aan Zee met Alkmaar was een feit (figuur 3).

3. De verharde Alkmaarseweg (Egmonderstraatweg) en Hoeverschelpweg van Egmond aan Zee naar Alkmaar (geblokt) op een uitsnede van een kaart van de gemeente Egmond-Binnen uit 1866. De grenzen van Egmond-Binnen zijn rood ingekleurd, die van Egmond aan Zee, Bergen, Alkmaar en Heiloo blauw. Tolhuis en tolboom bevinden zich sinds 1865 binnen de gemeentegrens. De Meerweg is nog niet bestraat. Bron: Gemeente-atlas (10).

4. Toltarieven voor rijkswegen volgens een Koninklijk besluit uit 1833 (6). Foto: Kees Floor.

Tarieven
Als richtlijn bij het opstellen van een tarievenlijst golden de bij koninklijk besluit (6) vastgestelde tarieven van de tollen op de rijkswegen (figuur 4). Verder hield men rekening met de lengte van de weg. Daardoor lagen de tarieven bij de tol aan de 6200 meter lange Hoeverschelpweg (figuur 5) hoger dan die op de slechts ongeveer 2 kilometer lange Egmonderstraatweg.
In sommige gevallen was er sprake van korting of zelfs van vrijstelling van tol. Werkverkeer met materialen of gereedschappen voor het onderhoud van de beide wegen en de bijbehorende tolhuizen, aan de Hoeverschelpweg tevens voor de molens en andere eigendommen van de polders, betaalde niets. Ook voor vee dat naar de weide werd gebracht of daarvandaan werd opgehaald, was geen tolgeld verschuldigd. Bij de toltarieven van de Hoever schelpweg werden speciaal genoemd als tot deze categorie behorend: 'springstieren die ten dienste van den landbouw worden rondgeleid benevens onbeslagen veulens zoolang zij nog geene snijtanden hebben'. Ook militair verkeer kon gratis passeren. Bij rijkstollen en particuliere tollen is vaak ook een vrijstelling opgenomen voor paarden en rijtuigen van leden van het Koninklijk Huis. Kennelijk was Koning Willem II destijds niet van plan een bezoek te brengen aan de Egmonden, want in de hier beschreven gevallen tekende hij de besluiten zonder een vrije doorgang te bedingen.
De tarieflijsten vertoonden soms ook locale trekjes. Zo hoefden aan de Egmonder straatweg voerlieden van schelpenkarren die aan het eind van de dag zonder lading terugkeerden, niets te betalen. In de polder was tussen de hoeven en landerijen het vervoer van veldvruchten, mest, hooi, graan, zuivel en alle andere vruchten van de landbouw alsmede van gereedschap vrij van tol. Landlieden die op donderdag of vrijdag met 'zoetemelkse kaas' naar de markt in Alkmaar gingen, kregen bij de tol aan de Hoeverschelpweg 50 % korting.
De maximale last die over deze weg zonder toestemming van burgemeester en wethouders van Alkmaar mocht worden vervoerd, bedroeg 1200 kilogram. Voor het vervoer naar Egmond aan Zee gold een dergelijke beperking niet; daar werd een zwaar beladen 'maljan' (mallejan, wagen om bomen en andere lange, zware lasten te vervoeren) gewoon doorgelaten, overigens wel tegen een toptarief van 25 cent.

Aflossing lening Alkmaar
De Alkmaarse lening was afgelost in 1863. De tarieven moesten dus herzien worden, zoals bij de verlening van de concessie was bepaald, maar de gemeente hield zich stil. Pas tien jaar later kreeg de provincie, die met de controle was belast, in de gaten dat er iets had moeten gebeuren. Alkmaar werd erop aangesproken, maar verweerde zich met het argument dat de tol verlies draaide en dat de vooruitzichten ongunstig waren. De belangrijkste inkomstenbron was het in omvang tegenvallende visvervoer van Egmond aan Zee naar Alkmaar, maar dat zou zich na het gereedkomen van de bestrating van de weg langs het duin tot aan station Castricum, vermoedelijk daarheen verplaatsen en de tol aan de Hoeverschelpweg mijden.
Eerst probeerde Alkmaar de tolweg nog zonder kosten over te doen aan het waterschap de Oningepolderde landen onder Egmond-Binnen. Alkmaar zou dan voor het zijn handen van de tolweg af trok, tevens het gedeelte van de weg binnen de bebouwde kom van Egmond aan den Hoef bestraten en in het onderhoud van een ander gedeelte van de weg dat binnen de gemeentegrenzen van Alkmaar lag, blijven voorzien. De Binders lieten echter niets van zich horen, zodat Alkmaar zich genoodzaakt zag de status quo te handhaven en toestemming vroeg om door te mogen gaan met de tolheffing. Daarmee begon in 1874 een driejarige cyclus, waarin de gemeenteraad van Alkmaar eerst aantoonde dat de tolweg verliesgevend was, waarna de toestemming voor tolheffing bij koninklijk besluit (3a) voor drie jaar werd verlengd. Al vanaf de eerste verlenging werd opgenomen dat leden van het Koninklijk Huis en hun gezelschap hun reis voortaan zonder betaling konden voortzetten; zouden ze de Egmonden toch willen bezoeken?
In de tarieven veranderde overigens weinig of niets. Wel kregen de door het gemeentebestuur van Alkmaar erkende reguliere buslijnen op die stad vanaf 1898 50% korting. Vanaf 1907 moesten motorrijtuigen met meer dan twee wielen 20 cent betalen.

Opheffing tol Hoeverschelpweg
De tolheffing en de voortdurende verlenging daarvan waren de Egmonders een doorn in het oog. Verder stoorde men zich eraan dat het verkeer naar of van de Meerweg eveneens het volle pond moest betalen, ook al was die weg bestraat op kosten van de polder en maakte men slechts gebruik van een klein stukje Hoeverschelpweg. In1880 drong de gemeente Egmond-Binnen dan ook aan op opheffing van de tol aan wat zij noemde de Egmonder schelpweg. De argumenten die ze daarvoor aanvoerde, maakten echter onvoldoende indruk. Wel herhaalde Alkmaar zijn aanbod de tol over te doen aan het waterschap de Oningepolderde landen onder Egmond-Binnen of aan de gemeente, maar opnieuw kwam het er niet van. In 1901 (7a) en 1910 probeerde de gemeente Egmond-Binnen nogmaals de tol afgeschaft te krijgen,maar zij kreeg in beide gevallen nul op het rekest. In 1910 verzocht de ´NV Brederode, maatschappij tot het bereiden en verkopen van zuivelproducten' eveneens om vrijstelling van tolheffing, in dit geval voor melkwagens van en naar haar bedrijf aan de Hoeverschelpweg. Ook dit verzoek werd afgewezen. Op een nieuw aanbod van de gemeente Alkmaar om het onderhoud van de weg en de tol over te nemen, ging de gemeente Egmond-Binnen niet in.
De tol hield uiteindelijk nog zes jaar stand; per 17 augustus 1916 werd de tolheffing beëindigd.

Ondertussen in Egmond aan Zee …
Egmond aan Zee nam veel meer tijd om zijn lening voor de aanleg van de tolweg af te betalen. Pas per 1 januari 1927 was de lening afgelost en moesten de tarieven worden herzien. In de tussentijd was er van alles gebeurd. Zo was de gemeentegrens in 1903 nog eens 250 meter richting Egmond aan den Hoef opgeschoven. Kort daarna begon men het duingebied tegenover het tolhuis af te graven voor de aanleg van een stationsemplacement (figuur 6).
Verder nam de gemeenteraad van Egmond aan Zee in die tachtig jaar waarin de aflossing plaatsvond, een paar raadsbesluiten waarin de tolheffing voor 25 of 30 jaar werd gecontinueerd tegen ongewijzigd tarief (2a, 3b). De eerste keer vormde de nieuwe gemeentewet van 1851 de aanleiding. Volgens die wet moest tolheffing door gemeenten worden opgevat als een soort gemeentelijke belasting, waarvoor koninklijke goedkeuring vereist was. De tolboom bevond zich destijds echter buiten de gemeentegrenzen op het grondgebied van de gemeente Egmond-Binnen, zodat er in dit geval geen sprake kon zijn van een gemeentelijke belasting en er daardoor geen hernieuwde koninklijke toestemming nodig was. Na de gebiedsuitbreiding van Egmond aan Zee in 1865 (figuur 3 geeft de nieuwe grenzen) kwam de tolboom wél binnen de gemeentegrenzen te liggen, maar niemand maalde om de koninklijke goedkeuring.
De tol aan de Egmonderstraatweg was net als die aan de Hoeverschelpweg verliesgevend; toen de lening in 1927 was afgelost veranderden de tarieven dan ook niet. Wel ontbrak op de nieuwe lijst met tolgelden de categorie 'voertuigen van weelde', maar in de praktijk maakte dat weinig uit. Nieuw was de auto: automobilisten betaalden 10 cent. Fietsers en motorrijders waren gratis.
De tarieven moesten nu wel als gemeentelijke belasting koninklijk worden goedgekeurd (7b) en waren geldig van 1 januari 1927 tot 1 juli 1928; de concessie uit 1845 werd ingetrokken (8) Verlenging was niet meer nodig. De weg werd opgenomen in het provinciale wegennet, waardoor de onderhoudskosten overgingen van de gemeente naar de provincie. 'De onaangename verkeersbelemmering voor Egmond aan Zee is verdwenen', zo luidde het Algemeen Handelsblad de tolheffing uit. (9). 'Het dorp is thans voor automobilisten zonder tol te betalen te bereiken. De badplaats kan er slechts wel bij varen'.

6. Station (links), tolboom en tolhuis (rechts) te Egmond aan Zee, ca 1910. Bron: [5842] Spoorwegen in beeld, Spoorwegmuseum, Geheugen van Nederland.

Bron: Poldersporen.nl.

 

KADERSTUKJES

Geld zoek?

De gemeente Egmond aan Zee mocht van Koning Willem II in 1845 een lening uitschrijven van 18.000 gulden om de kosten te dekken van het leggen van een straatweg, het bouwen van een tolhuisje en het opzetten van een tolboom (2b). Het werk werd op 15 april 1846 aanbesteed en gegund aan de goedkoopste inschrijver, Frederik Best uit Groothuis, die intekende voor 14.400 gulden. Waar is de rest van het geld gebleven?
Bekijk voor het antwoord op deze vraag eerst nog eens figuur 1. De nieuw geplande straatweg loopt slechts voor een klein deel over een bestaand tracé; het grootste deel wordt gevormd door een recht stuk weg dwars door het duin. Het daarvoor benodigde grondwerk had de gemeente in de winter 1845-1846 zelf laten uitvoeren door eigen ingezetenen (11). Zo profiteerden sommige Derpers al van de nieuwe weg voor deze werd geopend!

 

Inhalige tolgaarder

De toltarieven in Egmond aan Zee bleven gedurende de 80 jaar waarin er betaald moest worden, constant. Voor een handwagen met vier wielen bijvoorbeeld moest men 5 cent betalen.
Het publiek dat Egmond aan Zee bezocht, veranderde in die 80 jaar wel. Zo nam het toerisme in het begin van de twintigste eeuw toe en kwamen er vakantiegangers met kinderwagens en sportkarren (bolderkarren). 'Dat zijn karren met vier wielen', moet de tolgaarder gedacht hebben. 'Dat is dus 5 cent'.
Kennelijk was het gemeentebestuur van Egmond aan Zee het daar niet mee eens. Men wilde het dorp niet onaantrekkelijk maken voor bezoekers. In de voorwaarden van de verpachting voor de periode 1921-1925 staat dan ook dat het geldende tarief zo moet worden opgevat dat kinderwagens en sportkarren niet aan tolheffing onderhevig zijn. Ook voor het vervoer van materialen naar de gemeentelijke begraafplaats of voor aanleg en onderhoud van de dorpswegen, mocht geen tolgeld gevraagd worden (2a).

 

Petitie voor straatweg

De plannen voor de aanleg en bestrating van de Egmonder Straatweg konden destijds op de instemming van de plaatselijke bevolking rekenen, of ten minste op die van een deel daarvan. Er kwam begin jaren veertig van de negentiende eeuw een steunbetuiging die werd ondertekend door 45 Derpers. Eerste ondertekenaar was overigens burgemeester en gemeentesecretaris P. Nierop. De petitie luidde als volgt (2b):

Wij ondergetekenden,
Allen ingezetenen der gemeente Egmond aan Zee, in onze respective betrekkingen als Reeders en Vischkoopers, rijtuighouders, voerlieden en Vrachtrijders, Schulpers, Fabrijkanten, Trafijkanten en Werkbazen, Particulieren, Officianten en Ambachtslieden, Bakkers, Logementhouders of Herbergiers, Winkeliers en neringdoende Personen, verklaren bij deze
Volkomen genoegen te nemen met het voorgenomen plan van de plaatselijke regering ter verbetering van de gewone Zandweg door middel van eenen Straatweg in deze gemeente tot naar Egmond aan den Hoef, gemeente Egmond binnen, onder de heffing van eene billijke Tol, en wij verzoeken buitendien eerbiedig dat gezegd plan, door jaren lang erkende noodzakelijkheid, zoo spoedig mooglijk zal worden ten uitvoer gelegd, op den zulken wijze als het Gemeentebestuur raadzaam zal oordelen.



 

Betere bereikbaarheid

Door de aanleg van de Hoever Schelpweg werden niet alleen de woningen en gebouwen in het dorp Egmond aan den Hoef beter bereikbaar, maar ook de verspreid liggende percelen in de omgeving. Dat was een pluspunt bij de eventuele verkoop. Dit gegeven werd dan ook benut of uitgebuit, zo blijkt onder andere uit een advertentie in de Opregte Haarlemsche Courant van 27 januari 1846. Daarin wordt Hoeve Groenland in Wimmenum, thans Herenweg 279 in Egmond aan den Hoef, te koop aangeboden, met in de beschrijving een verwijzing naar de nieuwe schelpweg (zie hiernaast).



 

Hondenkar

Om wat geld uit te sparen, spanden sommige mensen met een hondenkar voor de tolboom de hond uit, joegen hem het weiland in om vervolgens zelf de kar langs de tol te duwen. Na de tol werd de hond weer gefloten en opnieuw ingespannen. Uit de tarieven kun je opmaken dat ze daarmee 2,5 cent uitspaarden.

 

 

Voetnoten
1. Regionaal Archief Alkmaar: Archief van de Bovenpolder onder Egmond-Binnen 1628-1977, inv.nr. 39.
2. Regionaal Archief Alkmaar: Archief van de gemeente Egmond aan Zee, 1815-1942, inv.nr. a. 68; b. 70.
3. Noord-Hollands Archief: Provinciaal bestuur van Noord-Holland, toegangsnummer 18, inv.nr. a. 4946; b. 4951.
4. Koninklijke Besluiten van a. 18 juli 1845 No 46 (inv.nr. 302). b. 7 augustus 1845 No 26 (304). c. 10 september 1845 No 38 (310). Nationaal Archief, Den Haag (NL-HaNA), Kabinet des Konings/Kabinet der Koningin nummer toegang 2.02.04.
5. Bericht Binnenland in de Nieuwe Rotterdamse Courant van 5 mei 1846.
6. Koninklijke Besluit van 29 oktober 1833 No 102, NL-HaNA, Algemene Staatssecretarie 2.02.01, inv.nr. 3854.
7. Koninklijk Besluit van a. 17 augustus 1901, no 31 (4840). b. 31 december 1926 No 30 (7053), NL-HaNA, Kabinet der Koningin, 2.02.14.
8. Koninklijk Besluit van 13 juni 1927 no 13 (3b).
9. De tol bij Egmond opgeheven, Algemeen Handelsblad 4 juli 1928.
10. Kuyper, J.: Gemeente-atlas van Noord-Holland, Leeuwarden 1869.
11. Nederlandse Staats-Courant, 8 juli 1846, No 160, vijfde bijlage.