Kees Floor, Geestgronden december 2017.
De ruimte die de gemeente Egmond aan Zee in 1821 kreeg toebedeeld bij de eerste
officiële vastlegging van de gemeentegrenzen (1) was wel erg krap. De gemeente
omvatte slechts de grond waarop huizen stonden of die gebruikt werd als erf;
de grens van de bebouwing was dus tevens de noord-, oost-, of zuidgrens van
de gemeente. De Noordzee vormde de westelijke grens (figuur 1).
Door het grondgebied van de gemeente op deze manier te beschrijven, kon je de
problemen al zien aankomen. Voor een nieuwe woning, een nieuw gebouw, pension
of koloniehuis of een aan te leggen boulevard was binnen de gemeentegrenzen
absoluut geen ruimte. Voor elke uitbreiding, die de meeste gemeenten probleemloos
binnen eigen grenzen kunnen realiseren, was men in dit geval afhankelijk van
de medewerking van Egmond-Binnen. De beide vuurtorens stonden aanvankelijk op
grondgebied van de buurgemeente, evenals het Tolhuis.
Om deze problemen van ruimtegebrek tegemoet te treden, waren er twee opties:
een uitbreiding van het grondgebied van de gemeente Egmond aan Zee ten koste
van Egmond-Binnen of - zoals reeds in 1836 van regeringswege werd gesuggereerd
(2) - een fusie van het dorp met de buurgemeente. De discussies die over deze
mogelijkheden in de negentiende en twintigste eeuw werden gevoerd, hadden geruime
tijd als uitkomst dat gekozen werd voor gebiedsuitbreiding of tegen een fusie.
Pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw was de tijd rijp voor een samenvoeging
van de twee gemeenten.
1. Uitsnede uit de kadastrale kaart van Egmond aan Zee, 1821.
De grens van de bebouwing was tevens de gemeentegrens. Bron: Noord-Hollands
Archief (9b).
Eerste uitbreiding: 1865
De eerste keer dat het gemeentebestuur van Egmond aan Zee de beklemming voelde
van een te krap bemeten oppervlak, was rond 1860. In dat jaar telde het dorp
1700 zielen (3a, 4). Men wilde vooral uitbreiden naar het oosten, zodat het
tolhuis en de dagbaak of kaap binnen de grenzen van Egmond aan Zee zouden komen
te liggen. Uitbreiding naar het westen was niet mogelijk; de Noodzee knabbelde
al eeuwen aan de westgrens van het dorp. De noordelijke grens zou de oude grens
tussen Egmond-Binnen en Wimmenum moeten worden (zie figuur 2); de zuidelijke
grens liep in westelijke richting naar de Noordzee. Op deze manier zouden ook
de beide lichttorens en drie huizen die net buiten de 'op eene onbegrijpelijke
bekrompene wijze rond het dorp getrokken' oude gemeentegrens lagen, bij Egmond
aan Zee komen.
Op oudjaarsdag stuurde de gemeente het voorstel tot gebieduitbreiding naar Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland. De gemeente Egmond-Binnen mocht ook haar zegje doen
en ging niet dwarsliggen; ze was veel te bang dat anders armen uit Egmond aan
Zee op grondgebied van Egmond-Binnen zouden komen te wonen, waarbij de lasten
van armenzorg door Egmond-Binnen gedragen zouden moeten worden.
Eind september 1861 werden de beide gemeenten het eens over de voorwaarden waaronder
de grenswijziging moest plaatsvinden (3a, 5a). De hoofdingenieur van Waterstaat
in Noord-Holland te Alkmaar leverde een tekst en een kaartje (figuur 2) aan
waarin de nieuwe grenzen werden beschreven en getoond. Daarbij kon hij terugvallen
op recente metingen van het kadaster uit 1861. In dat jaar werd de gemeente
namelijk opnieuw opgemeten en het gemeentebestuur maakte van die gelegenheid
gebruik om de landmeter te vragen ook de beoogde nieuwe grenzen vast af te bakenen.
De grenswijziging was niet meteen rond. Dat kwam mede doordat minister Thorbecke
van Binnenlandse Zaken de voorkeur gaf aan een fusie tussen de beide gemeenten
boven een grenswijziging. Egmond-Binnen kon dan het armlastige Egmond aan Zee
op de been houden, wat voor het Rijk financieel gunstiger was. De beide gemeenten
voelden er echter niets voor. ze vonden de verschillen tussen de agrariërs
van Egmond-Binnen en de van zeevaart, visserij en handel levende inwoners van
Egmond aan Zee te groot en de belangen te uiteenlopend. Men voorzag als gevolg
daarvan ook 'onaangename verwikkelingen' bij de vorming van een gemeentebestuur.
Uiteindelijk haalde de minister bakzijl: het wetsvoorstel tot grenswijziging
werd begin december 1864 ingediend (6). Daarna ging het snel: op 1 januari 1865
was de grenswijziging een feit. Toch had het ministerie zich niet met de gang
van zaken verzoend. In 1868 kwam er opnieuw een fusievoorstel. De beide gemeentebesturen
waren er nog steeds fel op tegen en werden daarin gesteund door de provincie
(3a). Daarna verdween het onderwerp van de agenda.
![]() |
|
Tweede uitbreiding: 1903
'De geplande uitbreiding van de gemeente is ruim bemeten; een nieuw verzoek
tot vergroting van het oppervlak zal vermoedelijk nooit meer nodig zijn',
schreef het gemeentebestuur van Egmond aan Zee in 1864 aan de minister (3a).
'De vrees van de minister dat er later opnieuw een tekort aan ruimte zal ontstaan,
is dan ook ongegrond'. Einde citaat. Toch bleek reeds rond de eeuwwisseling
dat Egmond aan Zee opnieuw uit zijn jasje dreigde te groeien. De gemeente
bleef armlastig en elk jaar moest er geld van de Provincie en van het Rijk
bij om de tekorten op de begroting aan te vullen. Om het dorp welvarender
te maken was de hoop gevestigd op het toerisme, dat in die tijd begon op te
komen. Daartoe was weer extra ruimte nodig, vooral in de buurt van het strand,
om voldoende onderkomens voor de badgasten te kunnen realiseren (5b, 7). Ook
werd de aanleg van een boulevard overwogen aan de zuidkant van het dorp. Het
beheer van wegen daarnaartoe, de vergunningen voor het plaatsen van badhuisjes
en het gezag over de strandpolitie wilde men graag in eigen hand houden.
Op 18 oktober 1902 ging het wetsvoorstel tot grenswijziging naar de tweede
Kamer; 1 januari 1903 werd de wet van kracht. De oostgrens schoof 250 meter
op in de richting van Egmond aan den Hoef (figuur 3); daarbij kwam het kerkhof
geheel binnen de grenzen van Egmond aan Zee te liggen. Aan weerszijden van
de nieuwe oostgrens werden 'hardsteenen grenspalen' geplaatst (8); er kwam
ook zo'n paal bij het punt waar de grens de Egmonderstraatweg overstak. De
noordelijke grens volgde een rechte lijn tussen de noordelijke grenspaal en
de 'Eerste paal om de Noord' (strandpaal 37), de zuidelijke grens verbond
de andere grenspaal en de 'Eerste paal om de Zuid' (paal 39).
![]() |
|
Fusieplan 1921
Bij de gebiedsuitbreiding van Egmond aan Zee van 1903 werd voor zover bekend
geen fusie overwogen. Het ontslag dat burgemeester P.J.M. van Sonsbeeck van
Egmond-Binnen aanvroeg per 15 april 1921, wakkerde de discussie over een samenvoeging
van de beide gemeenten echter weer aan (3b). Toen bleek dat het gemeentebestuur
van Egmond aan Zee helemaal om was. In een brief aan Koningin Wilhelmina drong
het aan op een fusie. Weliswaar was de omvang van het grondgebied van de gemeente
nog steeds onvoldoende, maar ditmaal was er opeens wel sprake van gemeenschappelijke
belangen. Ook zou er efficiencywinst te behalen zijn, iets wat bij eerdere gelegenheden
steeds werd ontkend. Verder waren de 'thuismarkten' van het gemeentelijk waterleidingbedrijf
en het gemeentelijk gasbedrijf te klein; men zou het liefst alle huishoudens
in beide gemeenten bedienen. De levering van gas en water aan een aan weerszijden
van de gemeentegrens nieuw te bouwen villapark zou dan ook vanuit één
centraal punt kunnen geschieden.
Het idee van een samenvoeging van de Egmonden met de Derper burgemeester C.J.
Eyma als nieuwe burgervader van de fusiegemeente werd in een brief aan het provinciebestuur
gesteund door 51 burgers van de gemeente Egmond-Binnen. Daar gaven de voorstellen
echter aanleiding tot tweespalt binnen de burgerij, waarvan een deel hechtte
aan zelfstandigheid. Hun mening werd in een schrijven aan het provinciebestuur
verwoord door G. Belleman uit Egmond aan den Hoef.
Kennelijk had de provincie geen zin zich in een wespennest te steken. Ook waren
de Egmonders rijkelijk laat met de suggestie van een samenvoeging; zo'n proces
kost nu eenmaal veel tijd. Bovendien was het provinciebestuur al druk bezig
met een aantal fusies van andere Noord-Hollandse gemeenten; de vorming van één
Egmond konden ze er niet meer bij hebben en kreeg geen prioriteit.
Samenvoeging 1977
In 1940 kwam het samengaan van de beide gemeenten weer ter sprake, maar de toestand
bleef bij het oude (2). In 1967 zetten Gedeputeerde Staten van Noord-Holland
het onderwerp nogmaals op de agenda. Negen jaar later kwam het tot een gezamenlijk
verzoek van de beide gemeentenraden aan de Kroon om een samenvoeging te bevorderen.
Het wetsontwerp waarin een en ander werd geregeld, werd begin december 1977
naar de Tweede Kamer gestuurd. 'Beide gemeenten vormen niet alleen door hun
geografische ligging maar ook door de omstandigheid dat zij zo al niet een gelijke
dan toch een ten opzichte van elkaar aanvullende functie vervullen, reeds een
eenheid', zo luidde destijds de toelichting. 'De problemen op het gebied van
de woningbouw, het verkeer, de agrarische ontwikkeling, de recreatie en het
natuurbehoud van de ene gemeente kunnen niet los van die van de andere gemeente
worden bezien'. De Kamer ging akkoord: in 1978 was de eenwording een feit.
Voetnoten
1. Floor, K.: De buitengrenzen van Egmond binnen,
Geestgronden juli/augustus 2017..
2. Kamerstuk Tweede Kamer 1977-1978 kamerstuknummer 14879 ondernummer 3, Memorie
van Toelichting.
3. Provinciaal bestuur van Noord-Holland, Het Noord-Hollands Archief, toegangsnummer
18, inventarisnummers a. 2187. b. 2193.
4. Het getal 1700 komt uit een brief over de geplande grenswijziging van het
gemeentebestuur van Egmond-Binnen uit 1861 (3a); de volkstelling van 1859 (volkstellingen.nl)
houdt het op 1580 inwoners per 31 december 1859.
5. Regionaal Archief Alkmaar: Archief van de gemeente Egmond aan Zee, 1815-1942,
inventarisnummers a: 69. b.86.
6. Kamerstuk Tweede Kamer 1864-1865 kamerstuknummer LXXIII ondernummer 2 en
3, ontwerp van wet en memorie van toelichting.
7. Kamerstuk Tweede Kamer 1902-1903 kamerstuknummer 67 ondernummer 1-3.
8. Zie bijvoorbeeld topografische kaart 19, 1915, topotijdreis.nl 1915 of verzamelkaart
minuutplan Egmond aan Zee (9a).
9. Beeldbank Noord-Hollands Archief, inventarisnummer a. NLHlmNHA_491_0519.
b. NLHlmNHA_491_0520. c. NLHlmNHA_491_0529.