Kees Floor, Geestgronden april 2017.
In 1851 werd in het Nederlandse Parlement een gemeentewet aangenomen die op termijn geen ruimte liet voor kleinere gemeenten. Na verloop van tijd viel ook voor Wimmenum het doek. In 1857 werd die gemeente, ondanks allerlei protesten, een fusie opgedrongen met buurgemeente Egmond-Binnen.
Wimmenum was oorspronkelijk een zogeheten heerlijkheid, gelegen tussen Bergen en Egmond. In de Franse tijd werd Wimmenum bij keizerlijk decreet opgeheven en in 1811 bij Bergen gevoegd. Na het vertrek van de Fransen maakte Koning Willem I de fusie echter weer ongedaan. Wimmenum gold vanaf 1816 als een zelfstandige gemeente. Het grondgebied werd begrensd door dat van Bergen in het noorden, Alkmaar in het oosten, Egmond-Binnen in het zuiden en de Noordzee in het westen (zie figuren 1 en 2).
|
Belastingparadijs
Rond 1850 telde de gemeente 120 inwoners, waarvan er volgens de regels van het
toenmalige kiesstelsel overigens slechts zes mochten stemmen voor de gemeenteraad.
(1). De bewoners beschikten over enkele privileges waar anderen jaloers op konden
zijn. Zo hoefden ze, net als grondeigenaren van elders, vanaf 1854 geen gemeentelijke
belastingen en accijnzen meer te betalen; de gemeente kon zichzelf namelijk
bedruipen met de opbrengsten van haar eigendommen (2a). Verder konden kinderen
gratis naar school. Ook werd de grond in de gemeente uitsluitend verpacht aan
de ingezetenen. De 'locals' konden daardoor gemakkelijker, zonder concurrentie
van boeren van buiten, over het voor hun agrarische bedrijfsvoering benodigde
land beschikken.
Gemeentewet
In 1851 werd in het Nederlandse Parlement een gemeentewet aangenomen, waarin
allerlei zaken rond gemeenten en het bestuur daarvan werden geregeld (3). Hoewel
er niet met zoveel woorden in stond dat kleine gemeenten opgeheven moesten worden,
kwam het er in de praktijk toch min of meer op neer. In een hele reeks afzonderlijke
wetten werden gemeenten met weinig inwoners ondergebracht bij volkrijker buurgemeenten.
Ook Wimmenum moest eraan geloven. Hoewel de oppervlakte van de gemeente veel
groter was dan bijvoorbeeld die van Egmond aan Zee, moest ze toch samengaan
met Egmond-Binnen. Niet het aantal vierkante meters telde namelijk, maar het
aantal kiesgerechtigden. Aanvankelijk werd de grens gelegd bij 25 kiezers, later
werd die drempel verlaagd tot 15, maar het was duidelijk dat Wimmenum met rond
1856 nog slechts vier tot zeven kiesgerechtigden er ver onder bleef.
Samenvoegingswet
Al op 6 januari 1853 kwamen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland met een voorstel
om de gemeenten Wimmenum en Egmond-Binnen samen te voegen. Ze kregen er de handen
van de Wimmenummer gemeenteraadsleden, die het plan op 7 februari van dat jaar
bespraken, niet mee op elkaar; talrijke bezwaren passeerden de revue. Toch was
de schaalvergroting niet meer tegen te houden. Op 19 april en 8 juni 1856 ontvingen
de leden van de Tweede Kamer namelijk in totaal 28 voorstellen tot het samenvoegen
van kleine gemeenten in Holland, Zeeland en Utrecht met grotere buurgemeenten
(4ab); bovenaan de lijst prijkte het voorstel tot samenvoeging van de gemeenten
Egmond-Binnen en Wimmenum.
Hoewel de Wimmenummers ruim drie jaar aan het idee van een gemeentelijke fusie
hadden kunnen wennen, waren ze eensgezind en strijdbaar in hun protesten tegen
het als vernedering ervaren dreigend verlies van zelfstandigheid. De kiesgerechtigden
behielden weliswaar hun stemrecht, maar konden gemakkelijk het onderspit delven
tegen de 51 kiesgerechtigde Hoevers en Binders. De eerste tekenen van 'smalende
hoogmoed' in Egmond waren al gesignaleerd. Natuurlijk waren er ook financiële
motieven; het ontbreken van gemeentelijke belastingen en het gratis onderwijs
waren dierbare verworvenheden. Als het belastingregime van Egmond-Binnen zou
gaan gelden, betekende dat 10 opcenten op gebouwde en onbebouwde eigendommen,
4-20 opcenten op de Rijks-personele belasting, 50 opcenten bij het slachten
van vee en op het binnenlands gedestilleerd, 30 opcenten op buitenlands gedestilleerd
en 20 opcenten op buitenlandse likeuren. Een vat wijn zou acht gulden duurder
worden (2b). Dat de accijnzen op sterke drank in Egmond aan Zee het dubbele
bedroegen van die in Egmond-Binnen (4c) was slechts een schrale troost.
|
|
|
Tweede Kamer
Voor het wetsontwerp tot samenvoeging van de gemeenten Egmond-Binnen en Wimmenum
in de Tweede Kamer aan de orde kwam, werden de geachte afgevaardigden uitvoerig
geïnformeerd over het Wimmenummer standpunt. Er kwamen bij de griffie afzonderlijke
bezwaarschriften binnen van min of meer gelijke strekking, afkomstig van respectievelijk
de gemeenteraad van Wimmenum en van een groep van dertig inwoners. Daarnaast
maakten twaalf buiten de gemeente woonachtige grondeigenaren gezamenlijk bezwaar
tegen de samenvoeging in het algemeen en de te verwachten gemeentelijke opcenten
op hun landerijen in het bijzonder. De gemeenteraad van Egmond-Binnen had geen
bezwaren. Opmerkelijk is wel dat de beide fusiegemeenten werden geleid door
dezelfde burgemeester, de op Schuylenburg (figuur 3) woonachtige S.C.S. Holland
(5).
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel op 7 mei 1857 hield Jhr. Mr. C.
van Foreest, conservatief parlementariër voor het district Alkmaar , een
breedvoerig betoog tegen de samenvoeging. Van alle 28 wetsvoorstellen tot samenvoeging
van gemeenten werden aan dat van de 'vereeniging van Egmond-Binnen en Wimmenum'
verreweg de meeste woorden vuil gemaakt. (2bc). Het mocht echter niet baten;
het wetsontwerp werd aangenomen met 46 tegen 7 stemmen.
Eerste Kamer
Daarna was de laatste hoop gevestigd op de Eerste Kamer, die dezelfde wetsvoorstellen
ruim een maand later behandelde. De parlementariërs daar zouden wellicht
nog een fusie kunnen afwenden. Ze ontvingen van de gemeente een 14 pagina's
groot 'uitvoerig en in warmte gesteld' pleidooi om de samenvoeging af te blazen
(6a). De stukken die de tweede Kamerleden eerder hadden ontvangen, waren bijgevoegd.
In het pleidooi werd ook ingegaan op de antwoorden die minister Van Rappard
van Binnenlandse Zaken eerder in de Tweede Kamer had gegeven op vragen en opmerkingen
over de wet. Wimmenum zag onder andere geen heil in een hogere accijns op alcohol
en verwachtte dat die weinig zou opleveren: het werkte de illegaliteit in de
hand en bovendien was er in Wimmenum 'alleen maar in de zomer bij zware veldarbeid'
behoefte aan gedestilleerd. 'Door de vereeniging zullen wrevel en misnoegdheid
geboren worden en tot in de verste nageslachten worden voortgeplant' aldus het
gemeentebestuur van Wimmenum, dat tevens waarschuwde voor 'de puinhoopen van
verwoest geluk en vervlogen zelfstandigheid'. Als de plannen van de regering
toch door zouden gaan, dan zullen wij ons te zijner tijd bevinden aan de goede
kant van de geschiedenis, zo stelde de raad zelfgenoegzaam vast.
Alle mooie woorden ten spijt slaagde de gemeente Wimmenum er echter niet in
een meerderheid voor haar standpunt te verwerven. Met 28 tegen 4 stemmen werd
het wetsvoorstel aangenomen (6b). Toch waren alle protesten niet geheel tevergeefs
geweest. De inwoners van Wimmenum bleven ten volle profiteren van de inkomsten
van de eigendommen van de voormalige gemeente en het onderwijs bleef gratis,
zo blijkt uit de definitieve, in het Staatsblad gepubliceerde wettekst van 13
juni (7). De belastingen gingen echter wel omhoog en met de zelfstandigheid
verdween ook de voorkeursbehandeling bij de pacht van landerijen.
Voetnoten
1. Handelingen Tweede Kamer 1849-1850 08 juni 1850.
2. Handelingen Tweede Kamer 1856-1857: a. 14 november 1856. b. 07 mei 1857.
c. 8 mei 1857.
3. Lion, Iz.J., Wet, regelende de zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der
gemeentebesturen, 's Gravenhage 1851.
4. Kamerstuk Tweede Kamer 1855-1856: a: kamerstuknummer LXXXIX ondernummers
1, 2 en 15. b. CI, 1. c. CXXI, 7.
5. Vleuten, R. van, De geschiedenis van Schuylenburg en zijn bewoners, Geestgronden
14, 2/3, p.60-74, 1 augustus 2007.
6. Handelingen Eerste Kamer 1856-1857: a. 11 juni 1857. b. 12 juni 1857.
7. Leijen, R., Het einde van de gemeente Wimmenum, Geestgronden 14, 2/3,
p.39-42, 1 augustus 2007.