Bilts wondermiddel tegen hondsdolheid
Kees Floor, De Biltse Grift december 2014

 

In het juninummer 2014 van het tijdschrift 'Onze Taal' nodigt Berthold van Maris 1) zijn lezers uit vaker te genieten van oude, Nederlandse teksten. Een van de voorbeelden die hij aanhaalt, is afkomstig uit het dagboek van Jacob Bicker-Raye 1732-1772 2) en gaat over een gebeurtenis uit het Amsterdam van 1771:
28 Febr. 'Is de portier van 't gasthuys, die van een dolle hondt gebeeten was, dat hij egter niet estimeerde 3), schoon hem andere mensen rieden daar voor die remedie van de Bildt te gebruyken, als een disparaat 4) dol mens gestorven'.
Gaat het hier - ondanks de van de huidige gebruiken afwijkende spelling 5) - over een medicijn uit 'ons' De Bilt?

Reeds in de middeleeuwen was hondsdolheid een gevreesde ziekte.

De Dopsstraat in De Bilt. Geheel rechts de herberg "Het Wapen van Schotland", later hotel Nas. Daarnaast de herberg "Het State Wapen", waar Jan en Bart de Waal de Biltse drank tegen dollehondsbeet bereidden. [Tekening van T. Verrijk; bron: Damsté 8)].

Louis Pasteur, die een vaccin ontwikkelde tegen hondsdolheid.

Zo ja, dan hebben we nog wel wat extra vragen:

Publicaties 6-8) van Oud-Utrecht (Vereeniging tot Beoefening en tot Verspreiding van de Kennis der Geschiedenis van Utrecht en Omstreken) die verschenen in de jaren 40 en 50 van de vorige eeuw, helpen ons op weg. Ze laten er geen misverstand over bestaan dat het inderdaad over ons dorp gaat.

Hondsdolheid
Hondsdolheid is een virusinfectie van de hersenen die meestal het gevolg is van een beet van een door rabiës besmet dier. De ziekte kent doorgaans een dodelijke afloop en kwam in de tijd van Bicker-Raye veel vaker voor dan tegenwoordig. Zijn Amsterdamse dagboek Notitie van het merkwaardigste meyn bekent vermeldt bijvoorbeeld nog gevallen uit 1750, 1751 en 1765:
" 2 Februari 1750: 'Monsr. Bouer, een kastenmaker, was door zijn hondje, dat plotseling dol was geworden, gebeten. De gevolgen bleven niet uit, want hij was eenige dagen later ook dol geworden en was ellendig gestorven. Ook andere huisgenooten waren wellicht gebeten, maar die waren op 11 Februari nog wel en wij vernemen er verder niets meer van'.
" Op 30 Mei 1751 werd 'met permissie van de Regeering', een kind, dat van een dollen hondt gebeten, en door vele doctoren voor ongeneeslijk verklaard was, 'gesmoort'.
" 13 juli 1765: … In dien tusschentijd zijn er op den Nieuwendijk een kruier en een kind 'rasend dol' gestorven, door den beet van een dollen hond. Op last van de Regeering was al het beddegoed, huisraad enz. getaxeerd en de waarde vergoed, waarna alles bij Zeeburg werd verbrand.
De ziekte kwam natuurlijk niet alleen in Amsterdam voor. Zo is er een geval bekend uit Utrecht 9), waar in de zomer van 1762 een 'kleyn steendogje' bij Anthony Meessen het huis binnenliep. Men dacht dat het beestje verdwaald was en bracht het daarom even thuis. Mevrouw Meessen, die het hondje herkende, pakte het op en liep ermee weg … en op de Neude gekomen, werd zij in haar hand gebeten. Toen de eigenaar van het hondje de volgende dag de gevolgen van de beet te zien kreeg, sloeg hij het dier dood. Het had - zo was gebleken - even eerder ook al een ander hondje doodgebeten en moest wel aan hondsdolheid lijden. De ziekte en het overlijden van mevrouw Meessen vormden hiervan enige weken later het bewijs.
Uit de Bilt is één geval van hondsdolheid bekend, dat werd gerapporteerd in de Biltsche gerechtsnotulen van 1801 (zie kader).
De hier aangehaalde ziektegevallen vormen ongetwijfeld slechts het topje van een ijsberg. Damsté 8), oud gemeentesecretaris van De Bilt, vermoedt dat de mensheid eeuwenlang een intense angst voor hondsdolheid heeft gekoesterd. Elk middel om de ziekte te bestrijden moet meer dan welkom zijn geweest.

"Berugte Biltsche drank"
De oudst bekende vermelding van de Biltse remedie is van 1723. Volgens een receptenboek uit dat jaar bestond het drankje uit een handvol van elk van de volgende 9 kruiden: fleriaan, magistrantie of wegenkruis, wijntruf, salie, abrodium, eysop, betonica, cardic en blad van wypedoorn.
"dit alles gekookt, de helft in schoon water en de helft azijn of Edik tot op een ordinaire wijnbottelje vol, voor een mensch. De afgekookte kruyden gebruykt men voor een beest".
De Biltse drank was overigens niet het enige middel tegen een dollehondsbeet dat er bestond. Zo werd bij het recept aangetekend:
"Dit is hetzelfde recept dat men te Utrecht aan de Bildt en in Gelderland op het dorp Heerden bij chirurgijn dr. Proper gereed maakt en voor onfeilbaar verkoopt en gebruykt. Kost in Gelderland ƒ l,5 de bottelje."
Damsté 7,8), geeft meer voorbeelden van dollehonsdrankjes uit die tijd. Ook de eerste uitgaven van de Leeuwarder Courant 10) van 15 en 19 maart 1766 bevatten het recept van een middel voor "menschen die van dulle honden, of andere beesten gebeten of gequetst zyn". Het bestaan van verscheidene remedies tegen dollehondsbeet toont ook weer de grote behoefte aan die er bestond aan een middel om hondsdolheid te bestrijden.
Speciaal is natuurlijk wel dat de Biltse methode algemene bekendheid genoot, zoals onder andere blijkt uit het begincitaat uit het dagboek van Bicker-Raye. Een andere aanwijzing 9) daarvoor is het feit dat doktoren in 1762 aan de Utrechtse Vroedschap meldden dat enkele stadgenoten aan hondsdolheid waren overleden, ondanks het gebruik van "de berugte Biltsche drank". In 1797 wordt in Amsterdam een hondenbelasting ingevoerd, onder ander om hondsdolheid zo veel mogelijk te voorkomen, maar ook omdat "door de stadsapotheek in de 3 laatste jaren een zo groot getal Biltsche dranken tegen de dollehondsbeet waren afgeleverd dat zij hierdoor te zwaar belast dreigde te worden." 11).

Gebruiksvoorschrift
Het recept uit 1723 bevatte ook aanwijzingen voor het gebruik van de Biltse drank:
"Voor eenen mensch deze drank 9 dagen, alle morgen nugteren een wijnkelk vol van te gebruyken. Indien er gebeeten wonden zijn, moeten dezelve alle dagen, neegen dagen lang, met bast of spaantjes van eekenhout opengekrapt worden, totdat er bloet uit komt en met de bovenstaande drank ook gewasschen worden. De geneezing noch herstelling heeft nooyt gemist al heeft den Lijder de watervrees op het Lijf, mits men in 24 uren daar maar bij is".

De fabrikant
In de jaren veertig van de vorige eeuw was nog onduidelijk wie de Biltse drank fabriceerde, bottelde en verkocht. Later doken er advertenties op uit de Utrechtsche Courant, waaruit bleek dat de familie de Waal er achter zat. Zo bevatte de krant van 20 augustus 1788 de volgende advertentie:
"Wordt geadverteerd dat bij Cornelis van Kooten, gewezen Knegt van Bart de Waal, aan de Bilt, die daar den tijd van meer dan zeven jaar gewoont heeft, en bij Huijbert van Onsenoort, Mr. Chirurgyn, beide wonende te Utrecht op de Wittevrouwenstraat, te bekomen zijn, alle Dranken voor de Beeten der Dolle Honden, tot dezelve prijs als die aan de Bilt verkogt worden; dezelve kunnen op de proef genomen worden, en zijn tegen die van de Bilt door kundige doktoren geëxamineert, en geen onderscheid daarin bevonden. De Brieven franco. Men presenteert den Armen voor niet te geryven mits op vertoon van briefje van wegens de Diaconie deezer Stad".
Een andere advertentie verscheen een half jaar later in de Utrechtsche Courant van 23 februari 1789:
"Werd bekent gemaakt dat er bij Jan de Waal te Linschoten, zoons zoon van Jan de Waal, aan de Bilth, werd uitgegeven: Dranken voor Menschen en Beesten die van Dolle Honden of Katten mogten gebeten of gekwetst zijn: welke Dranken zijn Groot-Vader wel 50 jaar heeft gemaakt en uitgegeven, en de Kunst aan hem heeft overgezet en geleerd".
De Biltse remedie bleek dus terug te voeren op Jan de Waal (de oude). Hij was tweemaal getrouwd, had 21 kinderen, woonde in de Dorpsstraat en was naast producent van de 'berugte Biltsche drank' tevens gerechtsbode, herbergier en landbouwer. Na zijn dood in 1752 werd hij als gerechtsbode opgevolgd door zijn zoon Gerrit, die vier jaar later overleed. Gerrit werd op zijn beurt opgevolgd door Bart, zoon van Jan en broer van Gerrit, die we reeds tegenkwamen in de eerste advertentie. Een derde zoon, Cornelis, was wagenmaker in de Dorpsstraat. Hij verkocht zijn boedel eind 1784 aan collega wagenmaker Jan Bos. Vermoedelijk werd het recht tot het exploiteren van de Biltse remedie mee verkocht; de door een dolle hond gebeten Biltse Hendrik van Woudenberg haalde daar namelijk in 1801 zijn drankje (zie kader).

Werkzaamheid
De makers en verkopers van de Biltse dranken lieten geen misverstand bestaan over de effectiviteit van het wondermiddel tegen dollehondsbeet. We zagen in de tekst bij het recept uit 1732 reeds dat chirurgijn dr. Proper het middel verkocht als onfeilbaar en dat "de geneezing noch herstelling nooyt heeft gemist". Een veel recenter tijdschriftartikel uit 1856 over iemand die een dollehondsbeet had gehad in 1775 en vervolgens volgens een van de gebruiken uit die tijd ter genezing was ondergedompeld in zee, besluit met:
"De invoering van den wijdvermaarden Biltschen drank, sedert lang met zulk een gunstigen uitslag gebruikt, heeft het zeebad, dat toch in het oog van velen altijd een geweldig middel is, op den achtergrond geplaatst, zoodat het thans meer tot de geschiedenis van vroegere dagen behoort".
Zo positief werd er dus zelfs in 1856 door sommigen nog over de Biltse dranken gedacht.
De eerder genoemde gevallen van hondsdolheid uit de zomer 1762 te Utrecht, waarbij mensen kwamen te overlijden ondanks het gebruik van "de berugte Biltsche drank" geven echter te denken. Ook het in het kader beschreven geval uit 1801 van dollehondsbeet in De Bilt doet het vertrouwen in de Biltse methode geen goed. Rond het midden van de negentiende eeuw nam de scepsis verder toe. Zo beveelt de Commissaris des Konings in 1853 in een aanschrijving aan alle Utrechtse gemeentebesturen zeven maatregelen aan tegen het ontstaan en de verspreiding van hondsdolheid, zoals het invoeren van een hondenbelasting. De aanschrijving vervolgt dan met:
"Nog moet ik ter Uwer kennis brengen, dat, volgens het oordeel van erkende deskundigen, de zoogenaamde Biltsche drank als specifiek middel tegen dollehondsbeet geen vertrouwen verdient; dat, bij alle verdachte, zelfs geringe verwondingen door honden, het onverwijld inroepen van de hulp eens deskundigen raadzaam is, en, in afwachting daarvan, het laten bloeden en reinigen der wonden met azijn, keukenzout-oplossingen en soortgelijke, door de voorzigtigheid wordt geboden."
Deze aanschrijvingen vormden een flinke tegenslag voor het Biltse wondermiddel. Het doek viel definitief nadat de Franse chemicus en bacterioloog Louis Pasteur een vaccin tegen hondsdolheid had ontwikkeld, waarmee hij in 1885 het leven redde van een negenjarig, met hondsdolheid besmet jongetje. Toch een wonder dat het Biltse drankje meer dan een eeuw marktleider was geweest onder de geneeskrachtige drankjes tegen dollehondsbeet.

Voetnoten:
1. Maris, B. van, Lekker langzaam lezen, Onze Taal 83 (6), juni 2014, p 148-150.
2. Jacob Bicker-Raye, Het dagboek van Jacob Bicker-Raye 1732-1772 (eds. F. Beijerinck en M.G. de Boer). H.J. Paris, Amsterdam 1935 (tweede druk).
3. 'dat hij niet estimeerde': dat hij er geen aandacht aan schonk.
4. 'disparaat': variant van desparaat, wanhopig.
5. zie voor de spelling van De Bilt bijvoorbeeld: Floor, K., Spellingprobleem naam De Bilt op landkaart, De Biltse Grift, maart 1999, p 19-20.
6. Evers, G.A., Bilts middel tegen dollehondsbeet, Maandblad van "Oud-Utrecht", december 1942, p 96.
7. Damsté, P.H., Remedie tegen dollehondsbeet, een Biltse specialiteit, Maandblad van "Oud-Utrecht", oktober, november en december 1945, p 82-84, 91-93 en 101-103.
8. Damsté, P.H., De Biltse drank tegen dollehondsbeet, Jaarboekje "Oud-Utrecht", 1959, p121-138.
9. Ontleend aan Graafhuis, A., "Biltse drank" gold als middel tegen rabies, Utrechts Nieuwsblad 19 november 1962, p 4.
10. Archief Leeuwarder Courant, 15 maart en 19 maart 1766.
11. Oldewelt, W.F.H., Het aalmoezeniersweeshuis, Eenenzestigste jaarboek van het gezelschap Amstelodamum, Amsterdam 1969, p 126-140, i.h.b. p129.
12. Ontleend aan Damsté, P.H., Remedie tegen dollehondsbeet, een Biltse specialiteit (3), Maandblad van "Oud-Utrecht", december 1945, p 101-103.



Uit: de Biltsche gerechtsnotulen 12).

"Woensdag den 23e December 1801, Is door den Chirurgijn Willem Mulder aan eenige Leeden van het Gemeente Bestuur kennis gegeeven, dat hij ten huijse van Hendrik van Woudenberg alhier was ontbooden. en daar gekomen zijnde, gemelde Hendrik van Woudenberg had geëxamineerd en bevonden dat deeze persoon met benauwdheid en watervrees was bezet, waarop hij aan gemelde H. van Woudenberg had gevraagd, of hij ook zomwijlen van een hond was gebeeten. Waarop H. Woudenberg had geandwoord dat hij voor eenige weeken door den hond van Rijk van Vuuren was gebeeten geworden, doch dat hij daar voor een drank bij Jan Bos had gehaald welke drank hij ook had gebruijk, al 't welke den Chirurgijn deed besluiten dat Hendrik van Woudenberg door een dolle hond gebeeten was, en de beginselen van die ziekte reets zich bij hem begonnen te openbaaren: warop beslooten is, dat men van dit voorval aan den Hove kennis zoude geeven. Zijnde intusschen eenige persoonen geordonneert om bij H. van Woudenberg te waaken en te sorgen dat niemand eenige toegang tot hem had, tot voorkoming van alle besmetting welke daaruit zoude kunnen volgen. Voords is op den 24e December aan den Hove van dit voorval kennis gegeeven, waar op het hof heeft gecomitteert een Professoor en een Doctoor, om de persoon van Hendrik van Woudenberg te examineeren, enzoodanig daarin te ordonneeren als zij zouden bevinden te behooren, welke Doctoor en Professoor op dien zelfde middag aan de Bilt zijn gekoomen en Hendrik van Woudenberg hebben geëxamineerd, en het verrichten door het Gemeente Bestuur hebben goedgekeurd en wijders geordonneert. dat men op die wijze moest continueeren met behoorlijke wakers bij deeze persoon te stellen, en alle toegang van andere menschen moest beletten. Vervolgens is op den avond van dien zelfden dag, een Expresse van Utrecht aan den Chirurgijn alhier gesonden, met eenige medicamenten voor H. van Woudenberg welke door gemelde Professoor en Doctoor waren verordineerd. Waarna Hendrik van Woudenberg op den 25e December 1801 des morgens tusschen tien en elf uuren, aan de gevolgen van die Siekte is koomen te overlijden, 't welk dadelijk aan den Hove is bericht; warop des nademiddags, de meergemelde Professoor en doctoor andermaal aan de Bilt zijn gekomen en 't Lijk van Hendrik van Woudenberg hebben bezichtigd, en voords geordonneerd dat het zelve zoo spoedig als zijn konde moeste werden begraaven, en vervolgens aan 't Gemeente Bestuur geordonneert welke goederen uit het huijs moesten worden weggedaan.
Zijnde den anderen dag den 26e het Lijk van H. van W. begraaven met eenige goederen gespecificeert. Een Bed/ Een Peluw/ twee Kussens/ Een Catoene deeken/ Een wolle dito/ 2 Laakens/ 2 gordijnen/ Een linne Wambuis/ Een do do/ vier hemdrokken/ Een broek/ Een kamisool/ Een kulder/ 2 paar kousen/ Een zakdoek/ Een halsdoek/ 1 Schoorsteenval/ 1 Tafel/ twee stoelen/ Een trekpot/ drie theekopjes/ Een theebusjen/
Wijders is geformeert eene specificatie van onkosten, weegens voornoemde H. van Woudenberg gevallen, en is deeze specificatie, met eene Lysd der bovengemelde goederen, aan den Hove ingezonde, met verzoek dat een en ander door den Lande mogt werden vergoed en betaald.

 

Artikel uit de Leeuwarder Courant vann 19 maart 1766.
Het verscheen eerder op 15 maart 1766.