Kees Floor, Leusden Toen 34 (4), november 2018.

Op 1 oktober 1832 ging het Nederlandse kadaster van start. De voorbereidingen hadden ongeveer twintig jaar in beslag genomen. In die aanloopperiode werden onder andere van alle gemeenten de grenzen met de buurgemeenten opgemeten en formeel vastgelegd. De manier waarop men te werk ging, was beschreven in een draaiboek, dat nog stamde uit de Franse tijd (1). Daarin was onder andere geregeld hoe men om moest gaan met geschillen tussen de burgemeesters of schouten (2) van twee buurgemeenten over de precieze ligging van hun gezamenlijke grens. Ook werd gestimuleerd om bij voorkeur grenslijnen af te spreken die gemakkelijk in het terrein herkenbaar waren. Het grondgebied van een gemeente moest verder een aaneengesloten geheel vormen; enclaves zag men op termijn als onpraktisch en dus ongewenst. De gang van zaken in de gemeente Leusden en het daaraan in 1969 toegevoegde Stoutenburg geeft een goed beeld van hoe men destijds te werk ging. Er waren twee Koninklijke Besluiten nodig om de grenzen gereed te krijgen voor gebruik door het kadaster.

Leusden
Het opnemen van de grenzen van de gemeente Leusden vond, althans volgens het daarvan opgemaakte proces-verbaal van grensbepaling, plaats op maandag 9 augustus 1824. Op die dag kwam Adam Slits, landmeter der eerste klasse, naar Leusden, waar hij een afspraak had om de gemeentegrenzen op te nemen met schout Carel van Diepenheim Scheltus. Alle belanghebbenden moesten daarbij acte de présence geven. Daarom waren ook zijn vader, de Amersfoortse burgemeester Otto Scheltus van Leusden en de meeste schouten van de buurgemeenten naar Leusden gekomen 'ten einde in derzelver wederzijdsch bijzijn de grensscheiding op te nemen van het grondgebied van Leusden. Alleen de schout van Barneveld, die in 1822 nog wel de moeite had genomen bij de grensbepaling van Stoutenburg aanwezig te zijn, ontbrak; hij stuurde zijn assessor (wethouder). De burgemeester, de assessor en de schouten lieten zich bijstaan door een of meer aanwijzers, in aanzien staande inwoners die goed op de hoogte waren van de situatie ter plaatse.


1. Schets der grensscheiding van de gemeente Stoutenburg. De kaart toont de grenzen met buurgemeenten
Voorthuizen, Barneveld, Leusden, Amersfoort en Hoevelaken. De grens is 23,5 kilometer lang en loopt voor 13,5 kilometer langs beken.
Bijlage bij het proces-verbaal van grensbepaling van Stoutenburg, 22 juni 1822. Bron: hisgis.nl.

Rondgang
Een belangrijk onderdeel van de procedure ter bepaling van het grondgebied van een gemeente vormde een rondgang langs de buitengrenzen. In ons geval begon deze 'groepswandeling' bij een grenspaal aan de noordelijke oever van de Modderbeek op de grens van Leusden, Stoutenburg en Barneveld; daar moest het gezelschap dus eerst naartoe. Tijdens de wandeling bleef het grondgebied van Leusden steeds aan de rechterhand; links lag het grondgebied van achtereenvolgens de gemeenten Barneveld, Woudenberg, Zeist, Amersfoort en Stoutenburg.
Vanaf de Modderbeek liep het gezelschap in zuidelijke richting door weilanden en landerijen, langs talrijke sloten en langs de oostzijde van het huis Doffelaar (Roffelaar) tot aan de Luntersche weg (Postweg). Die volgde men een stukje in oostelijke richting om vervolgens weer zuidwaarts te gaan, daarna om de landerijen van het huis De Knip heen (3) en onder andere langs de grens van de bezittingen van de Onze Lievevrouwecapel te Amersfoort tot aan de Asgatter of Moorser beek (Moorsterbeek), waar het grondgebied van Woudenberg werd bereikt. Daar werd artikel 1 van het proces verbaal, waarin de grens tussen Leusden en Barneveld werd beschreven, opgesteld, gesloten en ondertekend door de schout van Leusden en de assessor en aanwijzer van Barneveld.
Volgens dezelfde procedure werden de grenzen met de overige buurgemeenten langsgelopen. Steeds werd bij het bereiken van een volgende gemeente een artikel van het proces-verbaal geformuleerd, genoteerd en mede namens de aanwijzers ondertekend door de schout van Leusden en zijn ambtgenoot van de desbetreffende aangrenzende gemeente.
De bevindingen van die dag werden vastgelegd in een proces-verbaal van grensbepaling (4), bestaande uit evenveel artikelen als er buurgemeenten waren. Ook moest er van elke grens met een buurgemeente een schets van de grensscheiding vervaardigd worden, die als hulp bij het opstellen van de tekst, of later ter verduidelijking ervan kon dienen en als bijlage bij het proces-verbaal werd gevoegd. In Leusden volgde men deze regel; bij de grensbepaling van Stoutenburg werd volstaan met 1 schets (figuur 1).



2. Uitsnede uit de schets der grensscheiding ten aanzien der gemeenten Leusden en Woudenberg.
Bijlage bij het proces-verbaal van grensbepaling van Stoutenburg, 9 augustus 1824. Bron: hisgis.nl.

Herkenningspunten
Bij het vaststellen van grenzen maakte men bij voorkeur gebruik van herkenningspunten in het landschap. Zo liep de grens tussen Leusden en Stoutenburg deels langs de zuidwestkant van de Grebbelinie en voor een ander deel langs de noordoostelijke oever van de Modderbeek. De grens met Woudenberg liep onder andere langs de Grift (figuur 2, rechtsboven) en de Luntersche Beek. Buurgemeente Stoutenburg werd zelfs voor meer dan de helft van zijn omtrek begrensd door beken: de Hoevelakensche Beek, Koedijker Beek (Esvelder Beek), Barneveldsche Beek of Vlier Beek, Modderbeek en Wetering.
Dergelijke oriëntatiepunten en -lijnen ontbreken echter vaak. Gemeentegrenzen die tevens de grens van percelen volgden, konden worden beschreven door die percelen te benoemen. Er waren overigens nog geen kadastrale nummers toegekend aan de verschillende stukken grond. De opmeting ervan vond pas plaats nadat de gemeentegrenzen waren vastgelegd en het grondgebied van een gemeente zo nodig was onderverdeeld in secties. Bij de bepaling van de gemeentegrenzen werden de percelen nog aangeduid met de naam van de eigenaar. Zo zien we bijvoorbeeld dat in figuur 2 de Grift als grenslijn wordt gevolgd tot de scheiding tussen de percelen van Nicolaas Veldhuizen in de gemeente Leusden en het perceel weiland behorend aan de gerechtigden van het gemeenteland van Woudenberg in de gemeente Woudenberg.
Ook in het bos- en heidegebied van Zeist, Amersfoort, Leusden en Woudenberg ontbraken kenmerken aan de hand waarvan grenzen in het terrein konden worden herkend. Daarom waren er daar dan ook eerder al talrijke grenspalen geplaatst. Een daarvan stond op het punt waar het grondgebied van Leusden, Woudenberg en Zeist samenkwam (figuur 2, linksonder); nog geen 1100 meter verderop stond op het driegrenzenpunt van Zeist, Amersfoort en Leusden een volgende stenen paal (niet afgebeeld). Om de grenslijnen op de heide te markeren waren er bij eerdere gelegenheden negen extra grenspalen geplaatst op de grens met Amersfoort en tien op de grens met Woudenberg. Op alle palen waren de letters LB aangebracht, wat stond voor Leusder Berg.

Donkelaar
Nadat de groep notabelen de grenslijnen met de genoemde buurgemeenten was langsgelopen, hadden de deelnemers een afstand van 43 kilometer afgelegd. In veel gemeenten zou men nu naar huis hebben gekund of anders naar het gemeentehuis om het proces-verbaal van grensbepaling definitief te sluiten. In dit geval was de klus echter nog niet geklaard en had men nog een extra 10 kilometer af te leggen. De buurtschap Donkelaar viel destijds namelijk nog onder Leusden. Ook daarvan moesten de grenzen - met Scherpenzeel en Woudenberg - worden opgenomen. De rondgang werd uitgevoerd en de beide artikelen voor het proces-verbaal van grensbepaling geformuleerd, ondertekend en gesloten. Diezelfde dag nog werd het volledige proces-verbaal ondertekend en afgerond. Vervolgens ging het document naar de gouverneur van de Provincie Utrecht, J.M. baron van Tuyll van Serooskerken van Vleuten, die het op 23 oktober accordeerde. De gemeentegrenzen van Leusden waren formeel vastgelegd. Althans ….

Hoolhorst
Ondanks het feit dat alle benodigde handtekeningen waren gezet, lag er nog een probleem dat niet was opgelost. De schouten van Leusden en van Stoutenburg gaven namelijk beiden aan dat de landerijen van de hofsteden Klein en Groot Hoolhorst bij hun gemeente hoorden. Dit meningsverschil kwam overigens niet onverwacht, zodat er weinig woorden aan werden vuil gemaakt en kortweg werd verwezen naar het eerder opgemaakte proces-verbaal van grensbepaling van Stoutenburg. Landmeter Slits was daar namelijk ruim twee jaar eerder, op 22 juni 1822, al in de weer geweest met het bepalen van de gemeentegrenzen. Ook toen was dit verschil van mening geconstateerd en onoverbrugbaar gebleken. Slits noteerde de opvattingen van de beide partijen in het desbetreffende artikel van het proces-verbaal van grensbepaling en gaf aan waar het om ging in de bijbehorende schets der grensscheiding (figuur 3). De ongeveer 120 hectare omvattende landerijen waren in het bezit van Otto Scheltus, ambachtsheer van Leusden, die we eerder al tegenkwamen als burgemeester van Amersfoort en als vader van de schout van Leusden, Carel van Diepenheim Scheltus. Laatstgenoemde en de door hem benoemde aanwijzers voerden aan dat de Hoolhorsten tot 1795 gemeentelijke belastingen hadden betaald aan Leusden en daarom weer bij deze gemeente ondergebracht moesten worden. Schout H. van den Hengst van de gemeente Stoutenburg bestreed dat en verklaarde dat er steeds belasting was betaald aan Stoutenburg. Zijn gemeente was in al die jaren ook verantwoordelijk geweest voor de schouw van de landerijen. Bovendien had de administratie van de gronden bij overdracht ervan altijd plaatsgevonden in Stoutenburg.
Landmeter Slits en de controleur der directe belastingen, die ook bij de gang van zaken bij de bepaling van gemeentegrenzen was betrokken, steunden de opvattingen van Stoutenburg en legden het conflict voor aan de bevoegde instanties. Op 9 augustus 1824, de dag van de grensbepaling van de gemeente Leusden, was er nog geen besluit genomen. Ook op 23 oktober van dat jaar, toen de gouverneur van de provincie Utrecht tekende voor akkoord, lag er nog geen oplossing. Drie dagen later kwam die alsnog en werd de zaak bij Koninklijk Besluit no 136 geregeld. De beide Hoolhorsten gingen naar Stoutenburg, de boerderij de Mossel, die niet eerder als probleem was opgevoerd, werd geheel onverwacht toegewezen aan Leusden. De grens liep voortaan langs de Modderbeek en langs de Asgatterweg.


3. Uitsnede uit figuur 1. De grens tussen Stoutenburg en Leusden loopt onder andere langs de Grebbelinie (links) en de Modderbeek (midden en rechts). De schouten van de beide gemeenten zijn het niet eens over de aan de Modderbeek grenzende percelen van Groot- en Klein-Hoolhorst. Rond deze percelen staat de tekst: Limietscheiding volgens aanwijzing van de gemeente Leusden. Langs de Modderbeek staat de tekst: Limiet volgens die van Stoutenburg, de controleur en delimitateur. Geheel rechtsonder staat de paal die het beginpunt vormde van de wandeling rond het grondgebied van Leusden. Vandaaruit naar boven gaand zijn nog aangeduid de Hessenweg, het Kalmbroeksche kerkpad en de Emelaarsche weg.

Twijfels
De bovenstaande reconstructie van de gang van zaken op 9 augustus 1824 bij de grensbepaling van de gemeente Leusden is gebaseerd op het daarvan opgemaakte proces-verbaal van grensbepaling (4). Ook in Stoutenburg en de meeste andere Nederlandse gemeenten werd bij de vaststelling en opmeting van de buitengrenzen eenzelfde procedure doorlopen en een vergelijkbaar proces-verbaal van grensbepaling opgemaakt (5). Toch roept het geheel een aantal vragen op. Kon dit allemaal wel op 1 dag? Moesten alle burgemeesters overal steeds bij zijn? Klopt de datum wel?
Dat de activiteiten beperkt konden blijven tot een dag, is onwaarschijnlijk. Een afstand van 53 kilometer, veelal over niet gebaande wegen, zoals in het geval van Leusden, maar ook bij bijvoorbeeld buurgemeenten Zeist en Woudenberg, is daarvoor veel te groot. Ook bij een gemeente als Stoutenburg, met een omtrek van 23,5 kilometer, zouden de betrokken notabelen er een stevige kluif aan gehad hebben. De grensbepalingen zullen ongetwijfeld meerdere dagen in beslag genomen hebben. Van Maartensdijk (U) zijn nog de uitnodigingen aan buurgemeenten uit 1812 bewaard gebleven om bij de het opnemen van de grens met die gemeente aanwezig te zijn (6). De tijden van samenkomst waren gepland op verschillende dagen of dagdelen; het verzamelpunt was een per geval verschillende locatie in de buurt van de plek waar de grenzen moesten worden opgenomen. De burgemeesters hoefden dus niet overal bij te zijn. Landmeter F.J. Nautz, die in augustus 1824 de grenzen van Naarden opnam was zo eerlijk om in het proces-verbaal gewoon de vier opeenvolgende dagen te vermelden waarop er in het terrein aan de vaststelling van de grenzen was gewerkt (7).
De in de processen-verbaal genoemde data zijn soms ook verdacht. Zo vond de rondgang om het grondgebied van Zeist (omtrek 53 kilometer) plaats op dezelfde dag als die van Soest (omtrek 32 kilometer) met dezelfde landmeter en enkele burgemeesters die bij beide grensbepalingen betrokken waren. De wandelingen in april 1818 rond het grondgebied van onder andere Laagnieuwkoop, Maartensdijk(U) en Maarssenbroek vond plaats op een zondag, een niet in al die gemeenten voor de hand liggende werkdag. Verder kon het proces-verbaal van Leusden, waarin de rondgang van landmeter Slits werd beschreven, op de desbetreffende dag niet door hem zelf worden getekend in verband met een sterfgeval. Tien dagen later, op 19 augustus 1824, kon diezelfde landmeter Slits het proces verbaal van Woudenberg, waar hij op die dag de gemeentegrenzen opnam, niet zelf tekenen, eveneens in verband met een sterfgeval; niet onmogelijk maar uiterst onwaarschijnlijk. Voor de hand liggender is dat er ergens op dezelfde dag moest worden getekend voor Leusden en voor Woudenberg.
De processen-verbaal van grensbepaling lijken dan ook eerder een stramien te bieden om de grenzen op papier vast te leggen dan een verslag te geven van wat er op een bepaalde dag is voorgevallen.

Enclave
In 1829 constateerden de Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie Utrecht dat de onregelmatige grensscheiding tussen Leusden en Woudenberg in strijd was met de 'aangenomen beginselen van Kadastrale delimitatie'(8). Gedoeld werd op de buurtschap Donkelaar, waarvan het grondgebied, zoals we eerder zagen, werd omringd door dat van Woudenberg en Scherpenzeel. Men stuurde aan op een grondruil, waarbij de enclave Donkelaar over zou gaan naar Woudenberg en ter compensatie Voskuilen bij Leusden gevoegd zou worden. De voorgestelde ruiling werd goedgekeurd of opgelegd bij Koninklijk Besluit van 16 januari 1830, No 150 en ging in op 1 januari 1833.

Kadastrale kaarten
Na het vastleggen van de gemeentegrenzen kon de landmeter weer aan het werk voor het in kaart brengen van de verschillende percelen. In principe gebeurde dat het jaar na het opnemen van de grenzen, dus voor Stoutenburg in 1823 en voor Leusden en Woudenberg in 1825 (9). Op de kadastrale kaarten van Stoutenburg - van voor het Koninklijk besluit over de Hoolhorsten en de Mossel - ligt de Mossel nog op Stoutenburgs grondgebied; op de kaarten van Leusden hoort de Mossel bij Leusden. De grenslijn tussen Stoutenburg en Leusden volgens de metingen te Stoutenburg is daardoor 28 meter langer dan de grens tussen Leusden en Stoutenburg volgens de opmeting van Leusden.
De kadastrale kaarten van Donkelaar en Voskuilen werden na het Koninklijk Besluit over het opheffen van de enclave en de daarmee samenhangende gebiedsruil, op eenvoudige wijze aan de nieuwe situatie aangepast (figuur 4).

4. Tekstaanpassingen op kadastrale kaarten na de gebiedsruil van Donkelaar met Voskuilen per 1 januari 1833. Bron: Beeldbank RCE (9).

Voetnoten
1. Methodique Verzameling der wetten, decreten, reglementen, instructiën en decisiën, betrekkelijk het Cadaster van het Fransche Rijk, eerste deel. Amsterdam 1812. Tevens in: Bijvoegsel tot het Staatsblad, Achtste deel, Eerste stuk, Dordrecht 1821, p 398.
2. De burgemeesters van 'gemeenten ten plattelande' werden tot 1825 aangeduid als schout.
3. Het huis De Knip staat nog vermeld op topografische kaarten tot 1929; zie topotijdreis.nl.
4. Het Utrechts Archief, toegang 1294, inv.nr. 3800.
5. Meer, A.J. van der: Het kadaster en de gemeentegrenzen, Geodesia 21
(1979) 144-164 en Meer, A.J. van der: Gemeentegrenzen in Nederland, proefschrift TU Delft, Amsterdam 2007.
6. Regionaal Historisch Centrum Vecht en Venen, toegang 1019, inv.nr. 27.
7. Gemeentearchief Gooise Meren en Huizen, OAN 127.6.
8. Rooijen, J.F. van: De totstandkoming van de gemeente Leusden in vogelvlucht, Historische Kring Leusden 10 (2), 30 juni 1994, pp. 230-236.
9. Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.