Kees Floor, De Biltse Grift maart 2017
De gemeente Utrecht meende in 1835 aanspraak te kunnen maken op bijna 60 hectare Bilts grondgebied. De claim tot gebiedsuitbreiding werd niet gehonoreerd. Aan het eind van het jaar ging zelfs een klein stukje grond over van Utrecht naar De Bilt.
1. Gedeelte van de figuratieve schets van grensscheiding van de gemeente Abstede, 1820. De grens met De Bilt begint in het midden van de Kromme Rijn en loopt vervolgens langs de Vossegatsedijk, het Absteder Zandpad en de Minstroom (8). Het huis De Meent van Andries Oortman is aangegeven in rood. Het land ten noorden van de Minstroom is eigendom van jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten, ambachtsheer der gemeente Abstede en vanaf 1832 eigenaar van het landgoed Arenberg in De Bilt. Bron: Het Utrechts Archief (3).
Tussen 1812 to 1832 werden als voorbereiding op de oprichting van het Kadaster
van alle Nederlandse gemeenten voor het eerst de grenzen nauwkeurig opgemeten
en vastgelegd in een proces-verbaal van grensbepaling (1). Aan de processen-verbaal
werden ter verduidelijking en als geheugensteuntje bij het opstellen ervan,
situatietekeningen toegevoegd, de zogeheten figuratieve schetsen der grensscheiding
(figuur 1). Meestal, zoals bijvoorbeeld in het geval van De Bilt, Maartensdijk,
Achttienhoven en Westbroek, ging het om evenveel schetsen als er grensgemeenten
waren (2). Bij kleinere gemeenten, zoals Abstede, een deel van Utrecht dat
van 1818 tot 1823 een zelfstandige gemeente vormde en destijds grensde aan
De Bilt, werd soms volstaan met één schets voor alle grenzen
met aanliggende gemeenten (2, 3).
Bij de instelling van het Kadaster in 1932 werden de volgens deze procedure
vastgelegde gemeentegrenzen officieel vastgesteld bij Koninklijk Besluit (4).
Eventuele bezwaren konden nog ingediend worden tot uiterlijk 30 juni 1933,
daarna waren de grenzen definitief. Wijzigingen die later om wat voor reden
dan ook nog wenselijk of noodzakelijk waren, moesten worden geregeld bij Koninklijk
Besluit of, vanaf 1851, bij wet.
2. Kaart van de gemeente Abstede uit 1821. De inham rechtsonder in het gebied van Abstede valt onder De Bilt. Later is op de kaart een grenswijziging ingetekend als gevolg van de verlegging van het Absteder Zandpad (Abstederdijk). Bron: Het Utrechts Archief.
De Bilt en Abstede
De grenzen van de gemeente Abstede, en daarmee ook een stukje van de gemeentegrens
van De Bilt, werden vastgelegd op 22 augustus 1820 (3). Voor de juistheid
ervan tekenden schout P.A. van Schermbeek van Abstede en zijn collega's van
de aangrenzende gemeenten, waaronder schout (vanaf 1825 burgemeester) P.A.
Muntendam van De Bilt. In 1823 was De Bilt aan de beurt; opnieuw werd de grens
tussen de beide gemeenten vastgelegd en ondertekenden de genoemde betrokkenen
het Biltse proces-verbaal (5). In 1821 werd bovendien nog een kadastrale kaart
van de gemeente Abstede (figuur 2) vervaardigd. Op de kaart is onder andere
aangegeven dat dit gebeurde onder de administratie van de eerdergenoemde schout
Van Schermbeek. De grenzen tussen Abstede en De Bilt op die kaart zijn in
lijn met wat in de beide processen-verbaal van grensbepaling is beschreven.
3. Detail uit de "Caerte vande Vryheyd der Stadt Utrecht volgens decisie van den Iare 1539" van Caspar Specht, uitgegeven door Joachim Ottens, 1698; ongewijzigde heruitgave 1708-1719. Noord is linksboven.
Stadsvrijheid van Utrecht
Wat bij het bestuderen van deze grenzen opvalt, is dat ze afwijken van de
grenzen van de zogeheten 'Vryheyd der stadt Utrecht', het gebied rond Utrecht
waar de stad het voor het zeggen had (figuur 3). Die grenzen waren in 1539
vastgesteld door Maria van Hongarije, zuster van Karel V en van 1530-1555
landvoogdes van de Nederlanden. Ze zijn terug te vinden op verscheidene oude
kaarten, bijvoorbeeld die van Caspar Specht uit 1698, een kaart die in het
begin van de 18e eeuw nog een aantal malen werd herdrukt. De noordgrens van
Abstede ligt op die kaarten niet bij het Vossegat, een gedeelte van de Minstroom
(6), zoals in het proces-verbaal van 1820, maar loopt langs de Hoofddijk/Oostbroekselaan.
Ook is een gedeelte van de Minsweerd tussen de Minstroom en de Vossegatsedijk
bij de Bilt gekomen. De nauwe verbindingszone tussen de landen onder De Bilt
ten noordoosten van de Minstroom enerzijds en de ten zuidwesten daarvan anderzijds,
is verbreed. De wijzigingen, die neerkomen op een vergroting van het grondgebied
van De Bilt ten koste van dat van Abstede, vonden plaats tussen 1811 en 1820
(7); ze zijn aangegeven op een 'Kaart van een gedeelte van de Gemeente de
Bildt' uit de periode 1825-1830 (figuur 4).
4. Kaart van een gedeelte van de Gemeente de Bildt met aanduiding
van de grensscheiding met de stadsvrijheid van Utrecht, zoals deze in 1539
is vastgesteld in een rode kleur en een kleine grenswijziging uit 1811 in
verband met de aanleg van Fort Vossegat in een gele kleur. Noord is rechtsboven.
De kleuren zijn op het origineel niet goed zichtbaar en hier beter zichtbaar
gemaakt met behulp van (10). In groen is een gedeelte van de grens tussen
De Bilt en Abstede aangegeven volgens de processen-verbaal van grensbepaling
van Abstede uit 1820 en van de Bildt uit 1823. Onderin volgt de grens het
midden van de Kromme Rijn. Bovenin loopt de grens langs de Minstroom. Datering
1825-1830. Bron: Het Utrechts Archief Cat. nr. 216098.
Gemeentebestuur van Utrecht
De verschillen tussen de 'klassieke' kaart van de Vrijheid van Utrecht van
voor 1800 en een kaart die de afspraken uit de processen-verbaal van grensscheiding
van rond 1820 weerspiegelt, bleven niet onopgemerkt. Eind 1834 drongen ze
ook door tot het gemeentebestuur van Utrecht, dat kennelijk niet de beschikking
had over kadastrale kaarten zoals figuur 2 uit 1821 en figuur 4 uit de periode
1825-1830. De gemeente bestempelde de door het kadaster gehanteerde grenzen,
in dit geval voorheen van de gemeente Abstede, maar sinds 1823 weer van de
gemeente Utrecht (8), zonder meer als onjuist en ondernam actie om de oude
situatie te herstellen (9). Dat was het begin van een uitvoerige correspondentie
over de zaak in 1835 tussen het gemeentebestuur van de stad Utrecht enerzijds
en gouverneur L. van Toulon van de provincie Utrecht anderzijds. Overigens
leidde die, zoals zo vaak, aan geen van beide kanten tot een verandering van
het aan het begin ingenomen standpunt. Het gemeentebestuur van Utrecht bleef
aandringen op teruggave van de zijns inziens ten onrechte aan De Bilt overgedragen
gronden van Abstede. De gouverneur weigerde daarin mee te gaan, vond het te
veel gedoe en was bang voor een golf van nieuwe verzoeken tot grenscorrecties.
Gebiedsaanspraak
De gemeente wilde de ongeveer 60 hectare grond niet kwijt omdat grond belastinggelden
oplevert. Bovendien voorzag ze problemen voor de rechtsgang als niet duidelijk
was voor welke rechtbank betrokkenen moesten worden gebracht die in het betwiste
gebied een misdrijf zouden begaan. De grens tussen Utrecht en Maartensdijk
enerzijds en die van De Bilt anderzijds was namelijk tegelijkertijd de grens
tussen de kantons Utrecht en Amersfoort. Utrecht wilde dan ook de grenzen
aanhouden zoals aangegeven op de kaart van Specht (figuur 3), die altijd als
referentie had gediend voor het grondgebied van de Vrijheid van de stad Utrecht.
Een verwijzing naar deze grenzen klinkt uit de mond van het Utrechtse gemeentebestuur
overigens uiterst ongeloofwaardig. Toen eerder, in 1829, met het gemeentebestuur
van Maartensdijk overeenstemming werd bereikt over een grenswijziging, waarbij
bijvoorbeeld het buiten de Vrijheid van de stad Utrecht gelegen Fort De Bilt
en de grond van de latere katholieke begraafplaats Sint Barbara overgingen
van Maartensdijk naar Utrecht, bleek men in het geheel niet gehecht te zijn
aan die oude grens.
Het Utrechtse gemeentebestuur voerde verder aan dat Abstede in feite altijd
tot Utrecht had behoord. Het gemeentebestuur had gekend moeten zijn in een
zo belangrijke zaak als de verandering van gemeentegrenzen. Ook wilde Utrecht
niet de dupe worden van wat voor beslissing dan ook die geheel buiten het
stadsbestuur om was genomen.
Utrecht kreeg bijval van jhr. Diderik Willem Jacob Strick van Linschoten,
ambachtsheer der gemeente Abstede, die zich in de discussie mengde nadat hij
zich er in het voorjaar van 1835 van bewust geworden was dat zijn heerlijkheid
aanzienlijk in omvang was geslonken. Strick van Linschoten, die in 1832 het
landgoed Arenberg in De Bilt had gekocht, wendde zich tot Van Toulon om te
bewerkstelligen dat de grenzen weer zouden worden teruggebracht naar de situatie
van 1539.
Geen medewerking
De gouverneur voelde er echter niets voor om op de Utrechtse verzoeken tot
grenswijziging in te gaan. De gemeente Utrecht had volgens hem gewoon zitten
slapen. Als er bij de vaststelling van de gemeentegrens in 1820 al fouten
waren gemaakt, dan hadden de vertegenwoordigers van Utrecht of Abstede daar
met hun neus bovenop gezeten, zoals onder andere uit de ondertekeningen van
de processen-verbaal van grensbepaling blijkt. De kadastrale kaart van Abstede
van figuur 2, waarop de nieuwe grenzen staan en waarop in de tekst linksonder
wordt gerept over de betrokkenheid van de schout van Abstede bij het tot stand
komen van de kaart, vormt aanvullend, zij het niet door de gouverneur genoemd
bewijs van de betrokkenheid van het Absteder bestuur. Als Abstede destijds
onder Utrecht viel, zoals het gemeentebestuur beweerde, hadden de bestuurders
van die stad zelf de onderlinge communicatie en de afbakening van ieders bevoegdheden
niet op orde. Verder had de gemeente kunnen weten dat er een grensbepaling
zou gaan plaatsvinden; ze had het kunnen lezen in de Staatscourant en op de
talloze plakkaten die de activiteit hadden aangekondigd.
Bovendien had het stadsbestuur al in 1823 bij de vereniging van de stad Utrecht
met de buitengemeenten bezwaar kunnen maken tegen de foutief geachte grens.
Ook nadat het kadaster in 1832 de stukken met betrekking tot de gemeentegrenzen
aan alle gemeentebesturen had toegezonden, liet de gemeente Utrecht niets
van zich horen. Van de verlenging van de periode waarin bezwaar kon worden
aangetekend, tot 30 juni 1833 (10), had de gemeente evenmin gebruik gemaakt.
Over de aan Utrecht onttrokken grond moest het stadsbestuur niet zeuren; in
1830 was Utrecht er bij de grenswijziging met Maartensdijk zeker niet bekaaid
afgekomen. De percelen in Abstede waar het nu over ging, waren onbebouwd en
zouden per jaar hooguit 13 gulden aan belasting opbrengen.
Het juridische argument dat de gemeente aanvoerde, was achterhaald. Sinds
een recente herindeling van de kantons, hoorde de Bilt niet langer bij het
kanton Amersfoort, maar bij het kanton Utrecht. Voor de plaats waar eventuele
misdadigers berecht moesten worden, maakte het dus niet meer uit of de gronden
bij De Bilt hoorden of bij Utrecht.
Van Toulon was dus niet te vermurwen. Mocht de gemeente toch terug willen
naar de oude grenzen van Abstede, dan moest zij het maar hogerop zoeken.
|
Het huis genaamd de Meent
In dit stadium van de discussie deed zich een nieuw feit voor. Andries Oortman,
eigenaar van het in De Bilt buiten het geclaimde gebied tegen de grens van
Utrecht gelegen buitengoed 'De Meent', wilde zijn huis uitbreiden en verder
van het Absteder Zandpad af komen te zitten. De Abstederdijk, zoals die weg
ook wel werd genoemd, liep vanuit Utrecht bezien eerst een stukje langs de
Minstroom en maakte vervolgens een bocht naar rechts. Het huis lag bij die
bocht aan de Minstroom en is onder andere in rood aangegeven op de figuratieve
schets der grensscheiding van Abstede (figuur 1, tekst: Huis gen de Mint)
en op de 'Kaart van een gedeelte van de Gemeente de Bildt' (figuur 4, tekst:
de Heer Oortman). Om zijn wensen te kunnen verwezenlijken moest het Absteder
Zandpad, dat tevens als grens diende tussen De Bilt en Abstede, worden verlegd
(figuren 2 en 5). Het gedeelte waarmee Oortman zijn tuin op deze manier vergrootte,
was reeds zijn eigendom, maar lag volgens het nog steeds geldige proces-verbaal
van grensbepaling in de gemeente Utrecht. Zijn verzoek was om het geheel onder
te brengen bij de gemeente De Bilt.
Laatste pogingen
Om een en ander te kunnen regelen, was overleg nodig tussen de beide betrokken
gemeentebesturen, in aanwezigheid van de gouverneur van de provincie Utrecht.
Dat bood het gemeentebestuur van Utrecht een goede gelegenheid om de gewenste
grenswijziging nog eens ter sprake te brengen. De overeenkomst over de wijziging
van de grens tussen Utrecht en Maartensdijk, die in 1830 leidde tot de eerder
genoemde annexatie van delen van die buurgemeente, was immers ook in een dergelijk
overleg tot stand gekomen.
De bijeenkomst vond plaats in november 1835 en liep voor Utrecht uit op een
teleurstelling. Over de door Oortman gewenste minimale grenswijziging konden
de betrokken gemeentebesturen het gemakkelijk eens worden. De gemeente De
Bilt weigerde echter de aanspraken van Utrecht op een deel van haar grondgebied
te erkennen en zat dus op één lijn met de gouverneur.
Ten einde raad zocht het gemeentebestuur van Utrecht het hogerop en verzocht
Gedeputeerde Staten zich over de zaak te buigen. Ook nu weer kreeg Utrecht
nul op het rekest.
Berusting
Na deze nieuwe tegenslag legde het gemeentebestuur van Utrecht het hoofd in
de schoot. De gemeenteraad werd op 31 december 1835 geïnformeerd over
het mislukken van de pogingen om de onder Bilts bestuur gebrachte grond weer
terug te brengen naar Utrecht. Op 12 januari besloot de raad de zaak voorlopig
te laten rusten, maar behield zich het recht voor er later bij een geschikte
gelegenheid nog eens op terug te komen.
De door Oortman gewenste nieuwe gemeentegrens werd in 1836 bij Koninklijk
Besluit vastgelegd (11). In de 'Kaart van de Gemeente Abstede' uit 1821 (figuur
2) is later de nieuwe positie van het Absteder Zandpad ingetekend.
Bij een grenswijziging in 1896, waarbij De Bilt het grondgebied tussen Minstroom,
Vossegat, Vossegatsedijk en Absteder Zandpad moest afstaan aan Utrecht, kwam
een gedeelte van de betwiste gronden weer binnen de gemeentegrenzen van Utrecht
te liggen. Het restant volgde later en behoort sinds een grenswijziging van
1954 bij Utrecht.
Literatuur
1. 1, A.J. van der Meer: 'Het
kadaster en de gemeentegrenzen', Geodesia 21 (1979) 144-164.
2. www.hisgis.nl
3. Processen-verbaal van grensbepaling van onder andere de gemeenten Abstede
en Maartensdijk. Het Utrechts Archief, 1294, Inv. nr. 3799.
4. Koninklijk Besluit van 7 januari 1833 (staatsblad nr. 1). Nationaal Archief,
Den Haag, Algemene Staatssecretarie, nummer toegang 2.02.01, inventarisnummer
3768.
5. Processen-verbaal van grensbepaling van onder andere de gemeente de Bildt,
Het Utrechts Archief, 1294, Inv. nr. 3800.
6. De Minstroom, vroeger ook Meentstroom genoemd, loopt van de Stadsbuitengracht
van Utrecht bij de Maliesingel eerst naar het noordoosten tot aan de Ridderschapsvaart
en vervolgens naar het zuidoosten tot aan de Kromme Rijn. Het water waar een
breder gedeelte van de Ridderschapsvaart en de Minstroom bij elkaar komen
heet ook wel de Zilveren Schaats; het gedeelte van de Minstroom tussen de
Zilveren Schaats en de Kromme Rijn heet ook wel het Vossegat. De Ridderschapsvaart
loopt van de Biltsche Vaart (Biltse Grift) bij Fort De Bilt naar de Minstroom/Zilveren
Schaats. Soms heet de Ridderschapsvaart ook Laansche Grift; dat is bijvoorbeeld
het geval in de processen-verbaal van grensbepaling van de gemeenten Maartensdijk
uit 1818 (2, 3) en de Bildt uit 1823 (2, 5).
7. Acket, M.N., 'Ligging en grenzen van Utrecht', Jaarboekje van Oud-Utrecht
(1950) 77-123
8. Koninklijk Besluit van 6 mei 1823, No 129. NL-HaNA, Staatssecretarie, 2.02.01,
inv.nr. 1653.
9. D.W.C. Schuylenburg, Aanteekeningen over de grenzen der gemeenten Utrecht
en de Bilt in den aanvang der 19e eeuw, ca 1910, Het Utrechts Archief, 4001,
Inv. nr. 6.
10. Van Toulon schrijft 1 juni 1833.
11. Koninklijk Besluit van 28 september 1836, No 104. NL-HaNA, Staatssecretarie,
2.02.01, inv.nr. 4178.
12. Meijer, J.W.H: Kleine Historie van De Bilt en Bilthoven, Bunnik, Uitgeverij
Reinders, 1995. Bijlage 2.
Meer beelden:
Detail uit figuur 1.
Uitsnede uit de kadastrale verzamelkaart van De Bilt, 1824.
Bron: Beeldbank Rijksdienst Cultureel Erfgoed.
Aan de kadastrale kaart van de Bilt, Sectie
C tweede blad, toegevoegde schets van de door verlegging van de Abstederdijk
veranderde situatie rond het huis De Meent. Bron: Beeldbank Rijksdienst Cultureel
Erfgoed.