In juli 1815 zond de Commissaris-Generaal voor het Departement van Oorlog ad interim Goltz aan alle burgemeesters in Nederland een vragenlijst waarop ze gegevens over hun gemeente moesten noteren (1). Zo werd er onder andere gevraagd naar de namen van de polders. Burgemeester Eyck van Maartensdijk liet het antwoordvakje bij die vraag naar de poldernamen echter leeg. Vond hij de vraag een open deur? De gemeente Maartensdijk of Oostveen en de gelijknamige polder waren destijds immers een pot nat. Of had hij als bewoner van het meer naar het noordoosten van de gemeente gelegen landhuis Eyckenstein minder zicht op de situatie in de verafgelegen zuidwestelijke uithoek van de gemeente?
|
|
Geografische kaarten
In ieder geval had hij, toen hij de vragenlijst invulde, al kunnen beschikken
over geografische kaarten met namen van polders in Maartensdijk, zoals Gelderpolder
(figuur 1), Ses Hoeven en Twaelf Hoeven (figuur 2). Deze kaarten verschenen
in de zeventiende eeuw, met soms een al dan niet bewerkte herdruk in de achttiende
eeuw (2-5). Een van de kaarten (2) bevond zich destijds in het archief van de
polder Maartensdijk, dus vermoedelijk voor de burgemeester binnen handbereik.
Een kopie van deze 'gemeentehuiskaart' is tegenwoordig te zien in de hal van
het gemeentehuis te Bilthoven.
Vermeldingen van de genoemde polders vinden we ook in verscheidene notariële
acten uit de zeventiende en achttiende eeuw (6). Eyck had, als hij over al deze
informatie had beschikt, het antwoordvakje destijds dus niet leeg hoeven laten.
Dat hij niet op de hoogte was van het bestaan van een militaire kaart van het
grensgebied tussen Holland en Utrecht uit 1781 waarop poldernamen in Maartensdijk
zijn vermeld, kunnen we hem niet kwalijk nemen. De metingen van landmeter P.A.
Ketelaar waren namelijk strikte geheim (7). De kaart vermeldt onder andere de
polders Ses-hoeven (tweemaal), Negen-hoeven en Twaalf-hoeven (zie tabel bij
figuur 5, Ketelaar).
Acht jaar na de vragenlijst van Goltz, in 1823, werd er een kopie gemaakt van
de kadastrale verzamelkaart van Maartensdijk uit 1813, bewerkt in 1819. Op de
kaart zijn onder andere de Geldersche polder, de Ses Hoeven en de Twaalf Hoeven
aangegeven (figuur 3). Het exemplaar werd aangeboden aan de burgemeester, die
op dat moment als schout werd betiteld en zich inmiddels Eyck van Zuilichem
noemde. Het is alsof de schenkers hem wilden zeggen: 'er zijn wel degelijk polders
in uw gemeente!'
|
|
De Ruigenhoek
De kaartenmakers uit de negentiende eeuw (8, 9) leken aanvankelijk niet geïnteresseerd
in polders binnen de gemeentegrenzen van Maartensdijk. Ook op de kaarten van
de in 1815 opgerichte Topografische Dienst verschijnt de Zes- en Twaalhoevense
polder pas in 1923 (10). In 1948 hadden de officiële stafkaarten twee verrassingen
in petto: er werd een nieuwe poldernaam vermeld, de Ruigenhoeksche polder, en
de Gelderpolder werd opgenomen, zij het op een andere plek dan we op grond van
de oudere kaarten zouden verwachten.
De naam Ruigenhoeksche polder kwam overigens niet zo maar uit de lucht vallen.
In notariële akten uit de zeventiende en achttiende eeuw (6) werd de Ruigenhoek
af en toe al vermeld als synoniem van de Gelderpolder. Ook volgens aardrijkskundige
woordenboeken uit 1846 (11) en 1913 (12) zijn de namen Gelderpolder en Ruigenhoek
zonder meer uitwisselbaar.
In de keuren van het waterschap Maartensdijk, waarin de verplichtingen van de
ingelanden zijn vastgelegd en de sancties bij het niet nakomen daarvan, wordt
de Ruigenhoeksche polder voor het eerst genoemd in 1876 (13a). De Gelderpolder
volgde in 1899. In dat jaar werden beide polders afzonderlijk vermeld, zodat
het toen al om twee onderscheiden polders ging.
Gelderpolder
Opmerkelijk is dat de positie van de Gelderpolder op hedendaagse kaarten (bijvoorbeeld
op figuur 4) afwijkt van die uit het verleden (bijvoorbeeld op de figuren 1
en 3 of zoals beschreven in een van de aardrijkskundige woordenboeken (11)).
Tegenwoordig ligt deze polder aan de noordzijde van de Kooidijk/Geldersepad;
op de eerder genoemde gemeentehuiskaart van Back uit 1776, op een tweede kaart
van dezelfde landmeter uit 1777 (15) en op de 'burgemeesterskaart' uit 1813/1819/1823
(figuur 3) was dat aan de zuidzijde ervan. Ook volgens notariële acten
uit de zeventiende en achttiende eeuw ligt de Gelderpolder ten zuiden van de
huidige Kooidijk, namelijk tussen de Karnemelksdijk (thans Kooidijk) en de Gelderdijk
(thans Ruigenhoekse dijk) (14). Van andere polders lijkt de ligging evenmin
vast te liggen. Zo zien we dat op figuur 2 de polder de Ses Hoeven ten westen
van de Twaelf Hoeven ligt; de Kwakeldijk of Langedijk (thans Van der Mondestraat
en Mr. Tripkade in Utrecht) vormt de scheidingslijn. Op de kaarten van Back
en op de 'burgemeesterskaart' ligt de Ses Hoeven ten noorden van de Twaelf Hoeven;
de scheiding wordt in dit geval gevormd door de Gageldijk.
Onduidelijkheid
De onduidelijkheid over de precieze begrenzingen van sommige Maartensdijkse
polders werd rond 1925 ook door het bestuur van het waterschap opgemerkt. De
gemeentehuiskaart was toen namelijk net opnieuw gerestaureerd, ingelijst en
opgehangen in de raadszaal van de gemeente Maartensdijk, waar ook het bestuur
van het waterschap vergaderde (13c). Daardoor vielen de verschillen tussen de
polderindeling op die kaart en wat men hanteerde in de keuren van het waterschap
uit 1910 en 1922 (13a) extra op. In een notitie werden die verschillen nog eens
op een rijtje gezet (13b). De anonieme opsteller ervan raadpleegde oude kaarten,
spitte notities door van onder andere oud-voorzitter mr. W.N.J. van Hengst (1889-1912)
en dook in de keuren. Verder sprak hij met 'doorgaans welingelichte kringen',
zoals Jac. van Es, architect-opzichter van het waterschap van 1883 -1921 en
L.W. Copijn, op dat moment voorzitter van het waterschap Maartensdijk.
Uit de notitie blijkt dat de grenzen die destijds door het waterschap werden
gehanteerd, overeenkomen met de heden ten dage gehanteerde grenzen (10, 16),
althans voorzover de polders niet zijn volgebouwd bij stadsuitbreidingen van
Utrecht. Een overzicht van de verschillende naamvarianten wordt gegeven in figuur
5 en de bijbehorende tabel.
5. Uitsnede uit een kaart van het waterschap Maartensdijk
met onder andere Fort Ruigenhoek en Fort Blauwkapel, ca 1885. Volgens een potloodaantekening
op een niet afgebeeld gedeelte
van de kaart is deze afkomstig van Jac van Es,
architect-opzichter van het Waterschap 1883 -1921. Legenda: zie Tabel. Bron:
Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard (13d).
Tabel: Legenda bij figuur 5 volgens verschillende bronnen.
|
|
|
|
|
|
|
1. |
|
|
|
|
|
|
2. |
|
|
|
|
|
|
3. |
|
|
|
|
|
|
4. |
|
|
|
|
|
|
5. |
|
|
|
|
|
|
6. |
|
|
|
|
|
|
7. |
|
|
|
|
|
|
8. |
|
|
|
|
|
|
Verwijzingen
1. Boon, J.G.M.: De Utrechtse gemeenten in 1815, in vraag en
antwoord. Uitgave: Provincie Utrecht, Utrecht, 1e herdruk 1976 (oorspr.1972).
2. Caarte van de Landen gelegen onder Oostveen door B. Lobé en J. van
Diepenem, 1641 (gemeentehuiskaart). Gerestaureerd en bewerkt door G.N. Back,
1776. Beeldbank RHC Vecht en Venen, BB-THA 0024.
3. Situatiekaart van het gebied tussen de stad Utrecht en de Zuiderzee. Blad
1: het gebied tussen Utrecht en Maartensdijk, door R. Ruysch, 1662. De kaart
hoorde bij een plan voor de aanleg van een scheepvaartkanaal van Utrecht naar
zee. Beeldbank Archief Eemland, kaart_035.
4. 'Tabula nova Provinciae Ultrajectinae' (Nieuwe Kaart van den Lande van Utrecht)
van Bernard de Roy. a. uitgave Nicolaas Visscher, verkleining met toevoeging
van de Veluwe, datering 1680-1700. Beeldbank Het Utrechts Archief, Cat.nr. 216005.
b. 2e bijgewerkte druk, uitgave Johannes Covens en Cornelis Mortier 1743. Bibliothèque
nationale de France, département Cartes et plans, GE DD-2987 (4684,1-2
B). c. 3e druk (ongewijzigd), ca. 1770. Universiteitsbibliotheek Utrecht, kaart:
*VIII*.B.h.12 (Dk38-10).
5. Caerte van de vryheyd der stad Utrecht, C. Specht; uitgave I. Ottens. Origineel
1696, herdruk 1708-1719. Beeldbank Het Utrechts Archief, Cat.nr. 216023.
6. Het Utrechts Archief, toegangsnummer 34-4 Notarissen in de stad Utrecht 1560-1905.
7. Scholten, F.W.J., Militaire topografische kaarten en stadsplattegronden van
Nederland 1579-1795, Alphen aan den Rijn 1989, p 113-115 en Donkersloot-de Vrij,
M., De Vechtstreek. Oude kaarten en geschiedenis van het landschap, Weesp 1985,
p 112-113.
8. Kaart van de Provincie Utrecht in vier bladen, blad 1, door J.H. Kips en
A.A. Nunnink, 1850. Archief Eemland, kaartnummer 1001-483.
9. Kuyper, J.: Maartensdijk. In: Gemeenteatlas van de provincie Utrecht, Leeuwarden
1868, en Kaart van de provincie Utrecht, Beeldbank Archief Eemland 1001_435.
10. topotijdreis.nl
11. Van der Aa, A.J., Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, Eerste aflevering,
Deel 9, p 754. Gorkum 1846.
12. Pott, M., Aardrijkskundig woordenboek van Nederland, Groningen, J.B. Wolters,
1913.
13. Waterschap Maartensdijk, Regionaal Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard,
toegangsnr. H027, inv.nrs. a: 37. b: 59. c: 112. d: 1003.
14. Op de provinciekaarten van Bernard de Roy (4) is het Maartensdijkse deel
van de Kooidijk in achterwetering aangeduid als Gelder Dyck (zie bijvoorbeeld
figuur 1); Van der Aa (10) heeft het over de Gelder-weg. In andere bronnen wordt
met de Gelderdijk juist de meer naar het zuiden gelegen huidige Ruigenhoekse
dijk bedoeld. Op de kaart van figuur 1 is de aanduiding langs de huidige Ruigenhoekse
dijk: Oude wetering of Bisschopswetering.
15. Caarte van de Landen gelegen onder Oostveen, mitsgaders de hooge Jurisdictie
van Achtienhoven, door G.N. Back, 1777. Utrechts Archief, Topografische Atlas
2182 en onder andere afgedrukt in St Maerten No 9, december 1992, p 3.
16. Buiter, H. en H. Renes: Noorderpark, herinrichting van het landschap tussen
Utrecht en het Gooi, Utrecht 2013, p 8.
17. Kaart van het gedeelte der Nederlandsche waterlinie tusschen de Zuiderzee
en Utrecht, Het Utrechts Archief, Topografische Atlas 2092-2.