Kees Floor, de Biltse Grift, september 2016.
In het begin van de negentiende eeuw ontstond er in ons land een toenemende behoefte de grenzen van gemeenten en de zich daarin bevindende percelen nauwkeurig vast te leggen. De definitieve inlijving in 1810 van het Koninkrijk Holland door het Franse Keizerrijk was daarbij een belangrijk moment. Bestaande Franse wetten en bestuurlijke maatregelen, waaronder die voor de registratie van eigendommen, gingen toen opeens ook voor ons gelden. Eerdere registraties voldeden helaas meestal niet aan de door de Fransen gehanteerde eisen, dus wat er al was, moest opnieuw. De werkzaamheden gingen van start in 1812. De manier waarop dat moest gebeuren, was vastgelegd in de zogeheten Méthodique Verzameling. Volgens deze voorschriften moesten eerst van elke gemeente de grenzen worden vastgesteld, de zogenoemde delimitatie van de gemeentegrenzen; later kwam de beschrijving van de percelen aan de beurt.
![]() |
![]() |
|
|
De Biltse grenzen opgemeten
Na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 bleven de Franse voorschriften
voor kadastrering van kracht. Tot 1825 verliep het proces echter uiterst traag;
de gemeente De Bilt, of in de toenmalige spelling de Bildt (1), was pas in 1823
aan de beurt. In dat jaar kwam namelijk op donderdag 4 september de heer Adam
Slitz, 'landmeter der eerste klasse van het Kadaster, benoemd door zijn exellentie
den Minister van Staat' naar onze gemeente om de omtrek ervan op te meten en
de bevindingen vast te leggen in een proces-verbaal van grensbepaling (2,3).
Het is dezelfde landmeter die vijf jaar eerder al de gemeentegrenzen had bepaald
van Achttienhoven, Maartensdijk en Westbroek (4, 5). Ter verduidelijking werden
aan het proces-verbaal enkele situatieschetsen toegevoegd, de zogeheten figuratieve
schetsen der grensscheiding (figuur 1). Elke aangrenzende gemeente kreeg een
eigen artikel in het proces-verbaal en een eigen schets van het verloop van
de grens met de Bildt in de bijlage. In het geval van de Bildt ging het om vijf
randgemeenten, dus vijf artikelen. Elk artikel werd ter goedkeuring ondertekend
door de betrokken schouten van de aan elkaar grenzende gemeenten.
Kennelijk was het bezoek van landmeter Slitz aan de Bildt goed voorbereid, want
hier ter plaatse aangekomen trof hij, althans volgens het opgestelde proces-verbaal,
de heer P.A. Muntendam, schout van de gemeente de Bildt, en de door hem benoemde
aanwijzer J. Takken. Een schout zou vanaf 1825 burgemeester worden genoemd;
een aanwijzer was iemand die goed op de hoogte was van de situatie ter plekke.
Verder vermeldt het proces-verbaal de aanwezigheid van de schouten en aanwijzers
van de aan de Bildt grenzende gemeenten 'ten einde in derzelver wederzijdsch
bijzijn, de grensscheiding op te nemen van het grondgebied van de gemeente de
Bildt.'
De Vuursche
Een landmeter-delimitateur, zoals Slitz en zijn collega's van het kadaster voluit
werden aangeduid, begon zijn werkzaamheden veelal op het noordelijkste punt
van het op te meten gebied. In ons geval is dat het punt waar de grenzen van
de toenmalige gemeenten Maartensdijk, de Bildt en de Vuursche elkaar raakten.
De Vuursche was destijds een zelfstandige gemeente tot het in 1857 bij Baarn
werd gevoegd; Maartensdijk, toen nog zonder Achttienhoven en Westbroek, was
zoals bekend zelfstandig tot 2001 en werd in dat jaar samengevoegd met De Bilt.
Vanuit het beginpunt volgden landmeter Slitz, schout Muntendam en de overige
leden van het gezelschap de gemeentegrens met de wijzers van de klok mee; het
gebied van de gemeente de Bildt bleef dus steeds aan de rechterhand. De route
voerde vaak over perceelgrenzen. Zo liepen ze eerst langs de grillige noordgrens
van de Bildt (zie figuur 2) tussen de landerijen door van P.W. Bosch van Drakenstein
in De Vuursche enerzijds en M.J. Eyck van Zuylichem (1) in De Bilt anderzijds.
Laatstgenoemde komen we verderop in het proces-verbaal nog een keer tegen, omdat
hij als burgemeester van Maartensdijk voor een juiste beschrijving van de grens
tussen zijn gemeente en de gemeente de Bildt moest tekenen. Na aankomst op de
Koudelaan (K) volgde het gezelschap deze weg naar het oosten; nog voor ze de
Vuursche Steeg (Vuursche) bereikten sloegen ze aan de rand van een stuk bouwland
(B) van Bosch van Drakenstein rechtsaf , zodat dat perceel nog binnen de gemeente
De Vuursche werd getrokken. Ze volgden de randen van het bouwland tot ze uitkwamen
op de Vuursche Steeg, die ze verder volgden in zuidelijke richting.
Zeist
Op deze manier werd de hele rondgang langs de Biltse gemeentegrenzen beschreven.
Bij elke overgang naar een volgende grensgemeente werden burgemeester en aanwijzer(s)
van de ene grensgemeente verwisseld voor die van de volgende. Waar een wat grotere
weg of vaart moest worden overgestoken, sloten de perceelgrenzen aan weerszijden
veelal niet op elkaar aan, zodat er eerst een stukje langs de weg of vaart moest
worden afgelegd alvorens men verder kon door of langs de bospercelen, heidevelden,
boomgaarden en landerijen. Dat is bij de grens met Zeist (1) onder andere het
geval bij de Praamgracht/Maartensdijkseweg (zie figuur 2 onder links van het
midden bij tekst Tolhek), de Amersfoortseweg, de Utrechtseweg en de Bildtsche
Vaart (Zeister Grift). Deze sprongen zijn in de hedendaagse gemeentegrenzen
nog steeds terug te vinden (zie figuur 3; het tracé
van de Amersfoortseweg liep destijds kennelijk over het huidige fietspad). Voor
vergelijkbare verschuivingen die optraden in de grens met Maartensdijk bij het
oversteken van de Hoofddijk en de Utrechtseweg, is dat sinds een grenswijziging
in 1954 niet meer het geval; daar is de gemeentegrens gewoon verdwenen.
Rhijnauwen en Abstede
De plek waar Slitz, de Zeister schout F.N van Bern en de overige leden van het
gezelschap, de gemeentegrens met Zeist volgend, de Bisschopswetering (6) (figuur
3, linksonder) bereikten, is het zuidelijkste punt van de huidige gemeente De
Bilt. Destijds was dat echter niet het geval. Het gezelschap trok weliswaar
eerst nog westwaarts en bereikte zo via de Bisschopsweg de Bunnikseweg. In plaats
van de laatstgenoemde weg rond Oostbroek na de bocht in noordelijke richting
te blijven volgen, hield men echter de Bisschopswetering aan, dwars door het
huidige universiteitsterrein De Uithof. Deze wetering bleef gemeentegrens, eerst
met Zeist, verderop met Rhijnauwen (1) (van 1816 tot 1857 een zelfstandige gemeente)
tot het punt waar ze uitkwam in de Kromme Rijn (zie figuren 1 en 4; de wetering
maakt bij de Vossegatsedijk of Utrechtseweg op het destijds zuidelijkste punt
van de gemeente een scherpe bocht naar rechts en blijft de dijk/weg enige tijd
volgen). De Bildt reikte destijds dus tot aan de Kromme Rijn.
Slitz, schout H. van Ommeren van de gemeente Rhijnauwen en de overige betrokkenen
volgden de rivier tot de oostzijde van de gracht van Fort 't Vossegat. (Op dit
fort kwam later de Kromhoutkazerne; nu is er het University College gevestigd).
Daar namen de afgevaardigden van Abstede (net als bijvoorbeeld Lauwerecht van
1818 tot 1823 een zelfstandige gemeente, die daarna opging in Utrecht) het stokje
van hun collega's uit Rhijnauwen over. Het gezelschap liep langs de fortificaties
tot het weer op de Vossegatsedijk belandde en vervolgde zijn tocht via een zandpad
tot aan de Meentstroom (zie figuur 4; thans Minstroom). Dit riviertje werd gevolgd
in noordoostelijke richting tot de grens met Maartensdijk werd bereikt.
![]() |
![]() |
|
|
Maartensdijk
In een voor het laatst gewisselde samenstelling, waarbij de eerder genoemde
Maartensdijkse schout Eyck van Zuylichem de plaats had ingenomen van zijn collega
P.A. van Schermbeek van de gemeente Abstede, ging het rechtdoor tot aan de Hoofddijk,
daarop even rechts-links om vervolgens met slechts een paar keer een kleine
verschuiving naar links of naar rechts in een vrijwel onafgebroken rechte lijn
de kilometers lange afstand te overbruggen tot het punt in het noorden waar
de opmetingen waren begonnen. De route die moest worden gevolgd, liep evenwijdig
aan de richting van de langgerekte percelen in het gebied. Eerst werd de Utrechtseweg
overgestoken ter hoogte van de plek waar later de Werken bij Griftenstein zouden
worden aangelegd. Later trok Slitz' gezelschap onder andere door de Eyckensteinse
laan en de Eikensteeg (1), waarbij men ook waar het pad ophield zijn lijnrechte
koers nog even moest vervolgen om het beginpunt van de grensbepaling weer te
bereiken.
Oudwulven
De gemeente de Bildt grensde ten zuidoosten van het Vossegat bij de Kromme Rijn
aan de gemeente Oudwulven (1), die in 1857 zou worden samengevoegd met Houten.
De grens lag in het midden van de rivier. De schout en de aanwijzers van die
gemeente waren echter niet uitgenodigd; het proces-verbaal maakt er althans
geen melding van. De Oudwulvenaren waren overigens niet rancuneus. Toen hun
gemeente op 10 oktober 1832 werd opgemeten, kregen burgemeester Muntendam en
de aanwijzers van De Bilt wél een uitnodiging.
Lange werkdag
De processen-verbaal van grensbepaling schetsen een tot de verbeelding sprekend
relaas van een vermoedelijk lange dag met hard werken, waarin ook nog eens aanzienlijke
afstanden lopend moesten worden afgelegd. De wandeling ging namelijk niet alleen
over al dan niet verharde wegen, maar ook langs sloten en door weilanden, bossen,
heidevelden, boomgaarden en bouwland. Soms moest een rivier of een vaart worden
overgestoken. Verder was onderweg voordurend overleg nodig met de betrokken
partijen. Af en toe werd er mogelijk gepauzeerd of moest men wachten op de komst
van een delegatie van een volgende grensgemeente. Slitz en collega's van het
kadaster moesten verder aantekeningen maken, mogelijk nog grenspaaltjes slaan
en situatieschetsjes tekenen. In het geval van de Bildt zal hij, samen met schout
Muntendam en aanwijzer Takken op die 4e september 1823 ruim 33 kilometer hebben
afgelegd. Dat klinkt ongeloofwaardig en dat is het ook. In werkelijkheid waren
er voor de in het proces-verbaal beschreven rondgang meestal enkele dagen nodig
(7).
Er is nog een andere reden om aan het scenario van een grensbepaling op de in
het proces-verbaal genoemde datum binnen één werkdag te twijfelen.
Schout P.A. van Schermbeek van de gemeente Abstede was op de genoemde datum
namelijk niet meer in functie. Op 1 augustus, ruim een maand voor de in het
proces-verbaal beschreven opmeting van de Biltse grenzen, was zijn gemeente
opgegaan in de gemeente Utrecht. Iets vergelijkbaars zien we in het proces-verbaal
van grensbepaling van de gemeente Maartensdijk, opgemaakt op 26 april 1818.
Het bevat een paragraaf Utrecht, ook al grensde Maartensdijk sinds 1 januari
van dat jaar niet aan Utrecht, maar aan de gemeenten Abstede en Lauwerecht.
Overigens bevat het proces-verbaal ook de handtekeningen van de beide schouten
van deze buitengemeenten (8). Verder heeft de bij het Maartensdijkse proces-verbaal
gevoegde figuratieve schets van de grens met Achttienhoven als titel: 'Schets
der Grensscheiding tussen de gemeenten van Maartensdijk en Westbroek'; Achttienhoven
viel echter al drie jaar niet meer onder Westbroek. Kennelijk kenden de in de
processen-verbaal beschreven activiteiten een lange voorbereidings- en doorlooptijd.
Grenswijzigingen
Het Biltse proces-verbaal van Slitz werd op 10 maart 1824 goedgekeurd door gouverneur
J.M. van Tuyll van Serooskerken van Vleuten van de provincie Utrecht (2). Het
resultaat van zijn opmetingen geeft ook de huidige grenzen nog vanaf het beginpunt
van de metingen tot aan de eerder genoemde bocht in de Bunnikseweg. Sommige
uitbreidingsplannen van de gemeente Utrecht uit de eerste helft van de twintigste
eeuw zouden ook gevolgen hebben gehad voor de grens tussen De Bilt en Zeist
(9), maar die plannen hebben het niet gehaald.
De groei van de gemeente Utrecht leidde aan de westkant van onze gemeente echter
wél tot een veroudering van steeds grotere delen van de door Slitz vastgelegde
grenzen. Zo ging in 1896 de meest westelijke punt van De Bilt (10) over naar
Utrecht. Het betreft het van oorsprong tuindersgebied tussen de Minstroom en
de Vossegatsedijk (figuur 4), waar de tuinders steeds meer percelen verkochten
ten behoeve van woningbouw (11).
Voorstellen tot annexatie door Utrecht van (delen van) De Bilt uit de eerste
helft van de vorige eeuw (12,13, 14) haalden het niet. Daardoor duurde het tot
1954 voor het tot een volgende grenswijziging kwam. De Bilt moest in het zuidoosten
een omvangrijk gebied afstaan aan Utrecht, maar kreeg er een deel van Steinenburg
(namelijk de Utrechtseweg tussen de Werken van Griftenstein en de A27, Veldzichtlaan
en Steinenburglaan) bij. De kaart van figuur 5 toont de situatie vanaf 1954.
In 1975 moest De Bilt voor het laatst grond afstaan aan Utrecht. Het zich uitbreidende
Universiteitscentrum de Uithof lag in drie gemeenten, Utrecht, De Bilt en Zeist,
en dat vond men niet praktisch. Daarom werden alle voor de universiteit benodigde
percelen 'verhuisd' naar Utrecht. Sindsdien loopt de gemeentegrens langs de
A28 en de Bunnikseweg.
Door de samenvoeging van de Bilt en Maartensdijk verloor de grens tussen deze
beide gemeenten in 2001 zijn betekenis. Wel zijn de door Slitz in 1818 bepaalde
noordgrenzen van Maartensdijk, Achttienhoven, Westbroek en het in 1957 bij Maartensdijk
gevoegde noordelijk deel van Tienhoven nog steeds actueel, nu als gemeentegrens
van De Bilt. Ook van een deel van de westgrens van Westbroek is de houdbaarheidsdatum
nog niet verstreken.
De Bilt in 1812 (muis naast beeld).
Ter vergelijking:
De Bilt in 1975 (muis naast beeld). |
De Bilt in 1954 (muis naast beeld).
Ter vergelijking:
De Bilt in 1812 (muis naast beeld). |
De Bilt in 1975 (muis naast beeld).
Ter vergelijking:
De Bilt in 1954 (muis naast beeld). |
Voetnoten
1. De spelling en naamgeving van personen en gemeenten kon destijds van document
tot document, of zelfs binnen een en hetzelfde document, verschillen. Hier zijn
de volgende keuzes gemaakt:
a. de Bildt (in plaats van De Bilt) als het gaat om de situatie in 1832.
b. Gemeentenamen volgens het proces-verbaal van grensbepaling van de desbetreffende
gemeente, vaak afwijkend van die in het proces-verbaal van de Bildt. Dus Rhijnauwen
(in plaats van Rijnauwen), Zeist (in plaats van Zeijst of Seijst), Abstede (in
plaats van Absteden) en Oudwulven (in plaats van Oud-Wulven).
c. Eyck van Zuylichem (in plaats van Eijk of Eijck van Zuylichem) volgens zijn
handtekening op het proces-verbaal.
d. Eikensteeg (in plaats van Eyckensteinse Steeg) volgens de informatie op www.
eyckenstein.nl.
2. Kadastrale Atlas, 1999: De Bilt in 1832 Grondgebruik en eigendom, Tekst.
Werkgroep kadastrale atlas provincie Utrecht en Vereniging Historische Kring
d ?Oude School, De Bilt.
3. www.hisgis.nl
4. Kadastrale Atlas, 2008: Maartensdijk in 1832 Grondgebruik en eigendom, Tekst.
Stichting kadastrale atlas provincie Utrecht en Historische Vereniging Maartensdijk.
5. Raadt-Nolst Trenité, M.L. de, 1993: De oude grenzen van Westbroek
en Achttienhoven, St Maerten, Tijdschrift van de Historische Vereniging Maartensdijk,
No 10, 3-13, september 1993.
6. Niet te verwarren met de Bisschopswetering of Oude Wetering langs de Groenekanseweg.
7. Kadaster, z.j., Landmeetkundige instrumenten, Inventaris kadastermuseum 1C.
8. Proces-verbaal van grensbepaling van de gemeente Maartensdijk, Het Utrechts
Archief, Toegansnr. 1294, Inv. nr. 3799.
9. Zie: Floor, K., Handtekeningenactie
voor villaparkengemeente, in voorbereiding.
10. Nu gespeld zoals in het wetsontwerp uit 1895 waarin een en ander werd geregeld.
Zie Kamerstuk Tweede Kamer 1894-1895 kamerstuknummer 214 ondernummer 1-3.
11. Keessen, I., 2010: Het Minstroomgebied. geschiedenis van een Utrechts hoveniersgebied.
Gemeente Utrecht, StadsOntwikkeling, Stedenbouw en Monumenten.
12. Leijten, F., 2009: De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de gemeente Utrecht,
UvA, Amsterdam.
13. Haan-Beerends, L., 2001: Een
gemeentelijke herindeling die niet door ging, De Biltse Grift, maart
2001.
14. Heijden, J. van der, 2004: Cornelis van Ravenswaay, waarnemend burgemeester
van de Bilt, 1943-1945, De Biltse Grift, maart 2004.
15. Zie: Floor, K., De grens met Abstede,
in voorbereiding.