Barbaarse Biltse bekkesnijers
Kees Floor, De Biltse Grift, maart 2018..

In 1841 verscheen het boek Beschrijving der Nederlanden (1). Alle provincies kwamen aan bod. In het hoofdstuk over de provincie Utrecht mocht De Bilt natuurlijk niet ontbreken. Het 'bekoorlijk gelegen dorpje' bevond zich op slechts een uur gaans van Utrecht. Alleen al het afleggen van de weg ernaartoe was een feest: 'Verstand en hart genieten beide als men de bloeiende velden, het grazende vee, het hooge geboomte, de aaneengeschakelde rij van lustplaatsen ter wederzijde van de straatweg (thans Utrechtseweg en Biltsestraatweg) ziet en het oog met welgevallen op den rijkdom van natuurschoonheden rust'. Schitterend. Maar er was wel een minpuntje.

Bekkesnijders op een gravure van Jacob Marcus te Leiden.
Datering: 1616-1618. Bron: Atlas Van Stolk.

Bekkesnijden.

Hoofdvechters
Tot in de achttiende eeuw bestond er namelijk, zo lezen we, in De Bilt onder jongere, ongetrouwde boeren een barbaarse gewoonte. Tijdens de kermis daagde men elkaar uit en ging men elkaar met messen te lijf. Doel was volgens bepaalde regels het gezicht van de ander met zo'n mes zonder punt te verminken. Degene die in het gevecht het onderspit delfde, hield er dan veelal een snee aan over in z'n wang van zijn mond tot aan z'n oor. De jonge boeren konden zo hun dapperheid bewijzen; het idee was verder dat boerinnen toekomstige partners prefereerden die hun heldenmoed aantoonbaar, want zichtbaar aan de lidtekens, hadden bewezen. De hoofdvechters, zoals ze in het boek worden genoemd, hingen hun messen op bij hun voordeur of in de herberg . Als iemand, per ongeluk of met opzet en al dan niet op de hoogte van de symbolische betekenis, zo'n mes aanraakte of er zelfs maar naar keek, was dat voor de uitdager al het sein voor een onontkoombaar gevecht.
Waren de praktijken waaraan onze voorouders of vroegere plaatsgenoten zich overgaven of schuldig maakten, inderdaad specifiek voor De Bilt en zo uitzonderlijk barbaars? Doordat De Bilt een van de weinige, zo niet de enige plaats was, die in Beschrijving der Nederlanden in verband werd gebracht met het hoofdvechten, zou je haast gaan denken van wel. Maar uiteindelijk blijkt het allemaal wel mee te vallen. Of misschien ook juist niet.

Wijdverbreid
Volgens Beschrijving der Nederlanden werd het hoofdvechten, soms ook 'gezigtkerven' maar meestal bekkesnijden genoemd, ook elders in de provincie Utrecht en in Noord- en Zuid-Holland beoefend. Hoofdonderwijzer en geschiedschrijver Jan ter Gouw meldt in zijn boek De Volksvermaken uit 1871 (2) zelfs dat het gebruik voorkwam in het hele land, slechts met uitzondering van Drenthe en Twente. Nog weer andere bronnen maken ook melding van gevallen van bekkesnijden in de beide regio's waarvoor Ter Gouw een uitzondering meende te moeten maken; het was dus kennelijk een algemeen verbreid gebruik.
De Bilt is gelukkig dan ook niet de enige plaats die door auteurs die in de negentiende en twintigste eeuw over volksgebruiken schreven, in verband werd gebracht met het bekkesnijden op boerenkermissen en -bruiloften. Zo stonden bijvoorbeeld de inwoners van Soest, Oud Gastel (4) en Jaarsveld (4) bekend als bekkesnijders. Ook de Gooiers waren erom berucht. In Noord-Holland wordt Wervershoof genoemd als een van de dorpen waar het gebruik in zwang was en in ere werd gehouden (5). Bij een variant van het bekkesnijden werkte men niet met messen, maar met de vlijmscherpe rand van oude, afgesleten dubbeltjes. Dat was bijvoorbeeld het geval in Oss; de inwoners daar werden daarom dubbeltjessnijers genoemd. In andere plaatsen bestond de wond niet uit een 'jaap' van mond tot oor, maar uit een kruis op de wang. Zo ging men te werk in Princenhage, waarvan de inwoners de scheldnaam kruiskoppen kregen (3). Kennelijk gaat het dus niet om een alleen maar Bilts gebruik.

Barbaars?
Over of het hier een barbaarse gewoonte betreft, lopen de, veelal tijdgebonden, meningen uiteen. Aanvankelijk vatten sommigen het bekkesnijden op als een vorm van volksvermaak en een spel, omdat het verliep volgens vaststaande regels, er niet noodzakelijkerwijs drank aan te pas kwam en de schade meestal beperkt bleef tot een 'jaap' in het gezicht. Het 'volksvermaak' paste naadloos in de vroegere samenlevingen waarin geweld en het trekken van messen gebruikelijker en meer geaccepteerd waren dan tegenwoordig. Je kon het zien als de recentere tegenhanger binnen de boerenstand van de vroegere toernooien van de edelen.
In de loop van de tijd nam de weerstand tegen het volkse gebruik echter hand over hand toe. Men ging het bekkesnijden meer en meer zien als een barbaarse activiteit, uitgeoefend door mensen uit de lagere standen van de maatschappij met een tekort of gebrek aan beschaving. Steeds vaker probeerde de overheid het vechtspel te verbieden, veelal echter zonder succes. In de Franse tijd werd het optreden ertegen krachtiger. In de loop van de negentiende eeuw stierf het inmiddels door nagenoeg iedereen barbaars geachte volksgebruik een zachte dood.

Conclusies
De koppeling tussen het hoofdvechten of bekkesnijden en De Bilt, zoals die wordt gelegd in het boek Beschrijving der Nederlanden uit 1841, zet ons dorp ten onrechte in een aparte positie en onnodig in een kwaad daglicht. Het ging om een aanvankelijk min of meer geaccepteerde, maar later door overheid en burgerij als barbaars beschouwde gewoonte die zich had verbreid over heel ons land.

Verwijzingen
1. Beschrijving der Nederlanden. Amsterdam 1841, p245. (op books.google.com).
2. Gouw, J. ter: de Volksvermaken. Haarlem 1871, p564. (op dbnl.org).
3. Cornelissen, J.: Nederlandse volkshumor op stad en dorp, land en volk, deel 3. Antwerpen 1930, p116, 193, 195, 196. (op dbnl.org).
4. de-krimpenerwaard.nl
5. Oldenrode, G. van: Een uitstapje naar Noord-Holland. Het leeskabinet 1851, p151. (op delpher.nl).