Kees Floor, Het Weer Magazine april 2014.
Bij de troonswisseling van vorig jaar speelde het weer geen rol; koning Willem-Alexander kon aan de slag zonder zich iets van het weer te hoeven aantrekken. In het verleden was dat wel eens anders. Zo moest stadhouder Prins Willem III in 1688 de weergoden aan zijn zijde hebben om zijn koninklijke ambities aan de overzijde van de Noordzee te kunnen waarmaken.
De invasie in Engeland van 1688. (groter)
|
In de herfst van 1688 hielden in Nederland en Engeland grote aantallen mensen de richting waaruit de wind woei dag in dag uit in de gaten. Deze in onze ogen ongebruikelijke belangstelling voor de windrichting hing samen met de mogelijk op handen zijnde oversteek van de Nederlandse stadhouder Willem III naar Engeland. Een succesvolle overtocht van de Nederlandse vloot vereiste namelijk een oostelijke wind. Westenwinden zouden de overtocht belemmeren of, bij stormkracht, voor de vloot zelfs fataal kunnen zijn. In Londen verzamelde zich dagelijks een menigte rond de kerk van St. Mary le Bow, dicht bij St. Paul's Cathedral. Op deze kerk stond een draakvormige windvaan, die nauwlettend werd gevolgd, terwijl men bad voor een 'protestantse' wind. Tegelijkertijd werden er in ons eigen land gebedsdiensten gehouden om de wind in de oosthoek te krijgen.
Bekeerde koning
De verwachte komst van de prins van Oranje met zijn vloot naar Engeland in de
herfst van 1688 hing samen met de politieke ontwikkelingen in dat land. Kort
voor zijn dood in 1685 benoemde de Engelse koning Karel II zijn broer Jacobus
tot troonopvolger. Normaliter zou dit geen problemen hoeven opleveren, ware
het niet dat Jacobus aan het eind van de jaren zestig rooms-katholiek was geworden.
In 1673 had het Engelse parlement weliswaar met vooruitziende blik een wet aangenomen
die katholieken de toegang tot belangrijke functies ontzegde, maar later maakte
het Lagerhuis voor Jacobus een uitzondering.
Koning Jacobus II volgde een keiharde lijn. Binnen een jaar was het parlement
al buiten werking gesteld. Daarnaast benoemde hij, in strijd met de eerder genoemde
wet, katholieken op belangrijke posten en verving hij een aantal protestante
officieren van leger en marine door katholieken. Verder ontnam hij de steden
die hij als bolwerken van het protestantisme beschouwde, bepaalde privileges.
Ook haalde hij de weinig populaire Ierse troepen naar Engeland.
Morrende Engelsen
Deze maatregelen stuitten bij een groot deel van de Engelse bevolking op
verzet. Het vertrouwen van het Engelse volk in zijn koningshuis bereikte een
absoluut dieptepunt toen koning Jacobus een belofte parlementsverkiezingen te
houden, weer introk.
Onder deze omstandigheden leek alleen een spoedige dood van Jacobus II verbetering
te kunnen brengen in de situatie. In dat geval zou namelijk zijn dochter Maria
Stuart, die voor Jacobus' overgang naar de katholieke kerk was geboren en de
anglicaanse kerk trouw was gebleven, de eerstaangewezene zijn voor de troonopvolging.
Belangrijk detail: Maria Stuart was getrouwd met 'onze' stadhouder Prins Willem
III van Oranje.
In de loop van 1687 werd echter bekend dat Jacobus' tweede vrouw in verwachting
was. Mocht uit dit katholieke huwelijk een zoon worden geboren, dan werd die
de kroonprins en was Maria Stuart troonopvolger af. Al voor het nieuws van de
zwangerschap zich verspreid had, waren leden van de adel, hoge geestelijken
uit de anglicaanse kerk en enkele hogere officieren van de landmacht en de marine
tot de conclusie gekomen dat er maar één weg te gaan was: het
inroepen van de hulp van Prins Willem van Oranje, echtgenoot van de troonopvolgster.
De prins stond trouwens zelf ook ergens op de lijst van mogelijke troonopvolgers
als zoon van de oudste dochter van Karel II. Hij was daardoor niet alleen de
schoonzoon, maar ook een neef van Jacobus II.
Eind juni 1688 schonk Jacobus' tweede echtgenote inderdaad het leven aan een
zoon. Tekenend voor het wantrouwen dat was gegroeid tussen bevolking en koningshuis,
was het gerucht dat het geen echt kind van Jacobus was, maar een door de jezuïeten
binnengesmokkelde baby. Het gerucht werd extra geloofwaardig geacht door het
gegeven dat Jacobus' vrouw al enkele keren een miskraam had gehad.
Uitnodiging voor prins
Kort na de geboorte stelden de bisschop van Londen en zes Britse edelen een
document op waarin zij de Prins van Oranje namens 95 procent van de Engelse
bevolking uitnodigden naar Engeland te komen. De Engelsen realiseerden zich
maar al te goed dat de prins alleen kon komen als de wind in de oosthoek zat;
vandaar dat men zich alom ging bekommeren om de windrichting. Oostenwind komt
in het najaar boven de Noordzee niet zo vaak voor. Historisch-klimatologisch
onderzoek suggereert dat 'protestantse' winden in de 17e eeuw nog minder frequent
waren dan nu. Veel gebruikelijker zijn winden uit west tot zuidwest: 'paapse
winden', omdat ze de vaderlandse vloot tegenhielden en bovendien het transport
van katholieke Ierse troepen naar Engeland mogelijk maakten.
Prins Willem van Oranje had uiteenlopende redenen om op de Engelse uitnodiging
in te gaan. Hij was ambitieus en wilde de troon graag veiligstellen voor zijn
vrouw Maria, te meer daar hij dan zelf wellicht koning van Engeland zou kunnen
worden. Er waren echter niet alleen persoonlijke ambities, maar ook politieke
motieven. In Frankrijk regeerde namelijk Zonnekoning Lodewijk XIV, die op gebiedsuitbreiding
uit was. Dit was onder meer gebleken in het rampjaar 1672, toen hij Nederland
over een bevroren waterlinie was binnengevallen. Zonder succes overigens, want
in december moest hij na een dooi-inval weer afdruipen met zijn leger.
Grote vloot
De Staten-Generaal van de Republiek der Verenigde Nederlanden waren in 1688
aanvankelijk echter niet bereid een invasie in Engeland te financieren. Franse
troepen in Vlaanderen vormden een te grote bedreiging en het geld dat er was
voor 'defensie' moest dus daarheen. Willem mocht wel een leger en een vloot
in gereedheid brengen met het oog op de Franse en mogelijk zelfs de Anglo-Franse
militaire druk. Eind september nam die druk af; Lodewijk XIV verplaatste zijn
troepen namelijk van de Nederlandse zuidgrens naar de Rijnstaten. Na het wegvallen
van deze bedreiging verkreeg de prins alsnog toestemming voor een oversteek
naar Engeland.
Eind september had hij zijn vloot gereed: ongeveer 25 oorlogsschepen. Tien waren
uitgerust met kanonnen, de rest vervoerde infanterie (12.000 man), cavalerie,
3.300 paarden, munitie en reservewapens voor geestverwanten in Engeland. In
totaal ging er 16.000 man mee, waaronder zes Engelse en Schotse regimenten.
De inscheping in Hellevoetsluis van de manschappen en vooral van de paarden
was een tijdrovend karwei. De prins hoopte dat tegen de tijd dat alles en iedereen
aan boord was, de wind naar oost zou zijn gedraaid.
Toen op 6 of 7 oktober alleen de paarden nog aan boord moesten, zat de wind
helaas nog steeds in de westhoek. Daarom moest de invasie worden uitgesteld,
wat een forse aanslag betekende op het moreel van de troepen en op de fitheid
van de paarden. Bijna drie lange weken moest er worden gewacht op een aflandige
wind. In de tussentijd stormde het zo hevig en zo langdurig dat de bij Hellevoetsluis
voor anker liggende vloot al averij opliep voordat hij was uitgevaren.
Debacle
Op 24 oktober ging de wind eindelijk naar zuidoost, gunstig dus voor een oversteek.
Toch duurde het nog tot 30 oktober voordat de vloot kon uitvaren. De voorraden
moesten worden aangevuld en er moesten zich nog schepen uit Amsterdam en uit
het Zuiderzeegebied bij de vloot voegen.
De uiteindelijke oversteek draaide vrij snel uit op een grandioze mislukking.
Nauwelijks was de 30 kilometer lange armada buitengaats, of de wind trok aan
tot stormkracht uit het zuidwesten, om even later te ruimen naar noordwest.
Constantijn Huygens, die als secretaris van de prins de expeditie meemaakte,
schrijft dat zelfs ervaren zeelui zeeziek waren, terwijl hij het zelf eveneens
te kwaad had.
Direct werd geprobeerd de schepen met signalen duidelijk te maken dat ze een
veilige haven moesten opzoeken, maar een groot aantal kon niet meer worden bereikt.
Ze moesten een dag later alsnog worden opgespoord. Wonder boven wonder waren
er geen slachtoffers en er ging vrijwel geen schip verloren. Wel was er aanzienlijke
schade en moesten er ongeveer 400 paarden over boord worden gezet. De drijvende
dode paarden vormden een triest gezicht voor de in Hellevoetsluis terugkerende
bemanning.
De vorm waarin het nieuws over de tegenslagen van de Nederlandse armada Engeland
bereikte, was zwaar overtrokken. Katholieke Engelse priesters schreven de gang
van zaken tevreden op het conto van de maagd Maria en alle andere heiligen die
door hen met kennelijk succes waren aangeroepen om de vloot te vernietigen.
Koning Jacobus II herwon zelfs zijn zelfvertrouwen, raakte overmoedig en trok,
zoals we eerder zagen, reeds gedane toezeggingen van vrije parlementsverkiezingen
weer in.
Protestantse wind
De hele maand oktober en de eerste week van november 1688 bleef het onstuimig
weer, maar de prins gaf zijn missie niet op. Schepen werden gerepareerd, voorraden
aangevuld en paarden vervangen. Gelukkig niet voor niets, want op 9 november
stak er weer een protestantse wind op uit het oostnoordoosten. Twee dagen later
was de voltallige vloot gereed om uit te varen en werd er koers gezet naar het
noordwesten. Daardoor dacht men aanvankelijk dat de invasie in het noorden van
Engeland zou plaatsvinden, maar opnieuw werd het weer onbestendig. De wind ging
naar noord. De koers van de vloot onderging daardoor een drastische wijziging:
richting Het Kanaal. Op 13 november voeren de schepen in een lange processie
door het Nauw van Calais, van weerszijden gadegeslagen door kustbewoners uit
Engeland en Frankrijk.
De Engelse vloot, die na het passeren van de Theemsmonding de achtervolging
wilde inzetten, had het astronomisch tij tegen en kon pas later uitvaren. Toen
de Nederlandse vloot in Het Kanaal was aangekomen, draaide de wind opnieuw,
maar nu naar het oosten. Zo kon deze, ditmaal wél met het geluk aan zijn
zijde, op 15 november Torbay bereiken, vanwaaruit de opmars naar Londen kon
beginnen. De Engelsen waren minder fortuinlijk. Toen ze 17 november eindelijk
Het Kanaal invoeren, draaide de wind naar zuidwest en wakkerde daarbij zo sterk
aan dat ze beschutting moesten zoeken langs de kust van Kent. Geen wonder dat
in 1688 en nog lange tijd daarna talloze protestanten geloofden dat de opgetreden
'protestantse' wind een overtuigende manifestatie was van Gods wil om de prins
naar Engeland te brengen.
Jacobus verliet Londen vrij snel daarna en vluchtte in januari 1689 naar Frankrijk.
Koning-stadhouder Willem III en zijn vrouw Maria Stuart werden in februari van
dat jaar tot koning en koningin van Engeland gekroond. Het weer was hun gunstig
gezind geweest.
Verantwoording.
Bovenstaande tekst is gebaseerd op:
Neumann, J. en S. Lindgrén, (1985), Great historical events that
were significantly affected by the weather: 7, "Protestant wind - popish
wind": the revolution of 1688 in England, BAMS 66,(6), p634-644.
Een eerdere versie ervan verscheen onder de titel : "Protestante wind was
stadhouder Willem welgezind" in de Volkskrant 8 oktober 1988.