De kust voor Egmond genoot in zeevaartkringen eeuwenlang een slechte reputatie. Op die plek met betrekkelijk veel scheepvaartverkeer strandden of vergingen in de loop der eeuwen namelijk talrijke oorlogs-, koopvaardij- en vissersschepen. Daarom was er des te meer behoefte aan duidelijke oriëntatiepunten voor de scheepvaart, zowel 's nachts als overdag.
Egmond aan Zee was in de vijftiende en zestiende eeuw vanaf het water bij daglicht duidelijk herkenbaar aan de in het midden van de veertiende eeuw gebouwde toren van de Sint Agneskerk. Deze inmiddels aan zee prijsgegeven kerktoren was voor dit doel vermoedelijk extra hoog opgetrokken. In het donker werden er ten behoeve van de visserij op het duin ten noorden van het dorp in het winterhalfjaar vuren gestookt. Een opsomming van de vuren aan de Nederlandse kust die de Spaanse koning Filips II vlak voor het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 liet een opstellen, bevatte reeds een vermelding van de vuurbaak van Egmond (1).
1. Gezicht op het dorp Egmond aan Zee. De kerktoren diende tevens als dagbaak voor de scheepvaart. In de nacht werden op een duin ten noorden van het dorp (Bakenduin) twee vuren ontstoken op verschillende hoogte. De brandstof bevond zich in de vuurboet, het gebouwtje waaraan de lagere vuurkorf is bevestigd. Uitsnede uit een loterijprent ten behoeve van een nieuw gasthuis te Egmond aan Zee, ca. 1618. Ets en gravure door Claes Jansz Visscher. Bron: Studio Rijksmuseum, objectnr. RP-P-OB-80.803. Klik op de afbeelding voor een vergroting. | 2. De kust bij Egmond aan Zee in van links af 1864, 1718 (met rijswerken) en 1686, gemaakt door de Provinciale Waterstaat van Noord-Holland, 1865 en mede gebaseerd op metingen van de Beverwijkse landmeter J. Rollerus (16). Noord is links. De duinen waarop zich in 1686 en 1718 de beide vuurbaken bevonden, waren in 1864 geheel aan de zee prijsgegeven. Bron: Beeldbank Noord-Hollands Archief,, Haarlem, inv.nr. NL-HlmNHA_560_000757. Klik op de afbeelding voor een vergroting. |
Zeventiende eeuw
De kerk en twee vuurbaken, - de ene vuurkorf vastgemaakt aan de vuurboet, de
andere omhoog gehesen aan een paal, - zijn onder andere te zien op een veel
gereproduceerde zogeheten loterijprent van omstreeks 1618 (Afb. 1). Dergelijke
prenten werden verkocht om geld op te halen voor een bepaald doel, in dit geval
de bouw van een nieuw gasthuis. Het nog te bouwen armenhuis is al in de tekening
van het dorp opgenomen en aangeduid.
Van rond diezelfde tijd stamt ook een notariële akte uit 1613, waarin wordt
verwezen naar een vuurbaak te Egmond (2). In die akte verklaren zes stuurlieden
van haringbuizen uit Alkmaar bij het in- of uitvaren van het Marsdiep (tussen
den Helder en Texel) veel baat te hebben bij het genoemde nachtelijk oriëntatiepunt.
Ze wilden graag dat de Egmondse vuurbaak in bedrijf zou zijn gedurende de periode
waarin in diep water werd gevist, van Sint Gallus (16 oktober) tot Sint Andries
(30 november) of zoveel langer als nodig tot de laatste haringbuizen binnen
zouden zijn. Betrokkenen verklaarden zich in die akte bereid daaraan mee te
betalen.
In diezelfde periode drong het belang van nachtelijke oriëntatiepunten
voor de scheepvaart ook door tot 'de overheid'. In 1615 legden de Staten van
Holland en West Vriesland namelijk de verantwoordelijkheid voor de kustmarkering
te bij de 'Commissarissen van Pilotage benoorden de Maze', een gezelschap bestaande
uit de burgemeesters van Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Tegelijkertijd
werd besloten dat te Egmond in het winterhalfjaar van 1 oktober tot 1 april
elke nacht 'van den donkeren avond tot de morgen toe' twee vuren boven elkaar
moesten branden (3). De uitvoering moest worden uitbesteed aan inwoners van
Egmond aan Zee. De kosten waren voor de schippers die de haven van Texel aandeden.
Het 'stookseizoen' werd in 1623 met een maand verlengd; voortaan werd begonnen
op 1 september. Volgens een overeenkomst tussen de steden Amsterdam en Enkhuizen
kwam de bouw van de vuurbaken te Egmond ten laste van Enkhuizen, terwijl Amsterdam
de exploitatiekosten dekte. Het binnenkomende vuur- en bakengeld werd gedeeld.
De kust en de vuurbaken die ter markering daarvan dienden, was destijds al kwetsbaar
voor stormen en stormvloeden. Zo stortte tijdens de vastenavondvloed van 1625
de in afb. 1 getoonde vuurbaak in en werd het duin waarop hij stond geheel weggespoeld
(4). Gelukkig gaven van de Staten Van Holland en West Vriesland het jaar daarop
500 gulden subsidie als bijdrage in de bouw van een nieuwe vuurbaak.
Uit een ordonnantie van de Staten uit 1668 blijkt dat de situatie dan enigszins
is gewijzigd. Daarin wordt namelijk vermeld dat in Egmond twee vuren naast elkaar
worden gestookt, dus niet meer boven elkaar. We vinden de beide vuurbaken en
de bijbehorende koolschuur onder andere terug op een stratenplan van Egmond
aan Zee van 1686 (Afb. 2, rechts).
|
|
Achttiende eeuw
Een tekening (Afb. 3) en een plattegrond (Afb. 2, midden), beide uit 1718, laten
zien dat deze situatie in het begin van de 18e eeuw niet veranderd was. De kerktoren
fungeert nog steeds als herkenningspunt voor overdag. Wel staat hij na stormvloeden
van 1714 en Kerstmis 1717 op het uiterste randje van het duin en moet men maatregelen
nemen om verdere afslag van de duinen en verder verval van de toren tegen te
gaan (zie kader Rijswerken).
Voor de twee vuurbaken, die inmiddels van 1 augustus tot en met 30 april werden
gestookt (5a) is de situatie eveneens precair, zoals landmeter P.W. Muller uit
Callantsoog in zijn kaart van het strand van Egmond aan Zee (Afb. 3) duidelijk
laat zien. En dat terwijl deze in de voorgaande vijftien jaar al tweemaal in
oostelijke richting waren verplaatst, de laatste keer zelfs 21 meter (5b). (zie
ook kader Duinafslag in kaart gebracht).
De Commissarissen van Pilotage nemen dan ook hun verantwoordelijkheid: ze laten
in 1719 vier loodsen uit Petten de situatie bij Egmond opnemen. Hun conclusie:
de duinen zijn niet in staat het geweld van de zee te doorstaan en de vuurbaken
op het duin zullen niet lang stand kunnen houden. Ze adviseren de beide vuurbaken
te verplaatsen, de ene naar een plek ten noorden van het dorp, de andere naar
een positie ten zuiden daarvan. Het plan werd datzelfde jaar nog uitgevoerd
(6) voor een bedrag van 8000 gulden. De ene vuurbaak was wat hoger opgebouwd
dan de andere, zodat men vanuit zee toch weer twee lichten boven elkaar zag
(7). De beide vuurbaken hadden elk een eigen 'oppasser of vuurboeter'; ze verdienden
daarmee 135 gulden per jaar (8). Uit de beschrijving van het dorp Egmond aan
Zee uit 1741/1743 waarin dat wordt vermeld, blijkt overigens dat de noordelijkste
vuurbaak, links op het duin op Afb. 4, al weer met instorting werd bedreigd.
Ook in latere jaren van de achttiende eeuw bleken de vuurbaken en bijbehorende
kolenschuren gevoelig voor beschadiging en instortingsgevaar door zware stormen
en duinafslag. Meerdere malen moest men vuurboeten of kolenschuren naar binnen
verplaatsen en/of geheel vernieuwen, zoals in 1761 en 1767.
|
Dagbaak op de zeereep
Overdag traden eveneens veranderingen op. De kerktoren die eeuwenlang als herkenningspunt
had gefungeerd, stortte op 27 november 1741 voor een groot deel in. Het restant,
dat aanvankelijk nog was blijven staan (Afb. 4), volgde op 7 februari 1743 (Afb.
5). Daarmee verdween een belangrijk, misschien zelfs onmisbaar baken voor de
zeevaart.
Binnen een week na het instorten van de kerktoren kwam er namelijk al een schip
voor de kust van Egmond in moeilijkheden (8). De bemanning was niet op de hoogte
van het verdwijnen van de toren en kon zich niet oriënteren. Er moest dan
ook snel iets gebeuren. Reeds in 1744, dus in het jaar direct volgend op dat
van de val van de toren, gaven de Staten van Holland en West Vriesland de aanzet
tot het plaatsen van 'een wijde kaap op een hoge Nol digt aan de Zeekant, hebbende
boven aan een plat Hek bruin of zwart geteerd'. De kaap, dagbaak of zeebaak
werd gebouwd door Jan Stuyt uit Alkmaar (zie kader Jan Stuyt) en was ruim 28
meter hoog. De kosten die ermee gemoeid waren, bedroegen 2712 gulden. Op Afb.
6 van omstreeks 1800 is op dezelfde positie een opvolger van deze dagbaak afgebeeld,
evenals de beide vuurbaken.
Ook een dagbaak vergt onderhoud. Zo was het bouwsel tijdens een storm in november
1776 omgewaaid (9). Er werd een tijdelijke baak neergezet, maar deze onderging
in de nacht van 29 op 30 december een zelfde lot (10). Daarom moest de baak
begin januari 1777 opnieuw provisorisch worden opgebouwd, om later dat jaar
te worden vervangen door een nieuwe en vervolgens nog eens extra te worden versterkt
(5b).
|
|
|
|
Negentiende eeuw
Op 31 december 1833 blies een storm de houten kaap op de zeereep omver (11a).
Het jaar daarop werd hij vervangen door een nieuwe, meer landinwaarts op een
van de hoogste binnenduinen aan de landzijde geplaatste kaap (Afb. 7); op actuele
topografische kaarten wordt het gebied waar die dagbaak destijds stond, nog
steeds aangeduid als De Kaap. Deze nieuwe, 6000 gulden kostende dagbaak (12)
kon 'ver in zee en te lande van de Zaan tot de Zijpe gezien worden' (13).
In oktober 1834 werden twee, op een afstand van 310 meter van elkaar verwijderde,
gloednieuwe vuurtorens in gebruik genomen (11b); de kosten daarvan, torens,
lichttoestellen en bijkomende uitgaven, bedroegen ongeveer 63000 gulden (14).
De torens kwamen in de plaats van de tot dan toe op het duin aanwezige 'bouwvallige
opstanden, voorzien met steenkoolen-vure, die in den tegenwoordigen tijd, de
benaming van kustvuren onwaardig en der hooge Scheepvaart, voor de tegenwoordige
wijze van varen, geheel onnut moeten geacht worden'. Doordat het Rijk krap bij
kas zat, had de bouw van de torens nog enige tijd op zich laten wachten. Een
scheepsramp voor de kust van Egmond in 1827 waarbij 23 slachtoffers vielen,
heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de beslissing om de modernisering van de
kustverlichting ter plaatse voortvarender ter hand te nemen.
In 1849 werden de beide torens aan de zeekant ingesmeerd met rode menie, om
overdag de zichtbaarheid te vergroten. Tegelijkertijd werd besloten het onderhoud
en het beheer van de dagbaak op het binnenduin te staken en 'de finale sloping
aan de tijd over te laten' (11c). Toen het scherm van deze zeekaap er in januari
1857 afwoei (11d), werd echter toch weer besloten tot de bouw van een nieuwe
houten kaap ter vervanging (11e). Ook deze raakte in het begin van 1860 tijdens
een storm beschadigd; opnieuw volgde herstel (11f).
Kaarten met de dagbaak op
de zeereep.
|
||
|
|
|
Blikseminslag en brand
Toch zou de dagbaak uiteindelijk definitief verdwijnen. Op 19 september 1872
werd het gevaarte door de bliksem getroffen en brandde het tot de grond toe
af (11g). Hoewel eerder was besloten dat de beide rode vuurtorens ook overdag
voldeden als oriëntatiepunt voor de zeevaart, werd er toch iets gedaan
om het verlies van de dagbaak te compenseren. De Van Speyktoren werd namelijk
in 1873 uitgerust met zogeheten dagmerken, houten staketsels of hekwerken die
dienden om zijn zichtbaarheid bij daglicht verder te verbeteren (11h) (Afb.
8). In 1874 werd om vergelijkbare redenen de zuidelijke toren in dezelfde donkerrode
kleur geverfd als die van zijn noordelijke partner (11i).
De zichtschermen werden in 1915 weer van de Van Speyktoren verwijderd; de torenschacht
werd wit geverfd. In datzelfde jaar werd de zuidelijke toren, waarvan de lichten
op 1 juli 1892 waren gedoofd (15), afgebroken.
Kaarten met de dagbaak op
het binnenduin.
|
||
|
|
|
|
|
Tot slot
Egmond heeft de zeevaart tot 1892 nagenoeg ononderbroken voorzien van twee vuren
tijdens duisternis en tot 1915 van een herkenningspunt bij daglicht. Overdag
diende vanouds de kerktoren ter oriëntatie, daarna vanaf 1744 de dagbaak
op de zeereep, vervolgens vanaf 1834 de dagbaak op het binnenduin en tenslotte
van 1873 tot 1915 de vuurtoren J. van Speyk met dagschermen. De vuurbaken stonden
aanvankelijk ten noorden van het dorp, maar een ervan verhuisde in 1719 noodgedwongen
naar een plek ten zuiden daarvan. Pas in 1834 namen de modernere vuurtorens
hun rol over.
#. Vuurtoren J.C. van Speyk met dagmerken.
Klik op de afbeelding voor een vergroting.
|
#. Vuurtoren J.C. van Speyk met dagmerken. Bron: Onbekend/Collectie Regionaal Archief Alkmaar RAA003008961. Klik op de afbeelding voor een vergroting. |
|
#. Vuurtoren J.C. van Speyk met dagmerken. Klik op de afbeelding voor een vergroting. |
Voetnoten
1. Veen, R. van der: Vuurtorens, Bussum 1981.
2. Belonje, J.: Langs de Noordzee; Baken en Vuren te Egmond. De Speelwagen 1950,
nr 4, p 110-117 en nr. 5, p 147-150, bijlage 1.
3. Brouërius van Nidek, M. en Le Long, I.: Kabinet van Nederlandsche en
Kleefsche Oudheden, deel 1, Dordrecht 1770, p. 283-284.
4. Arends, F.: Natuurkundige geschiedenis van de kusten der Noordzee, deel 3,
Groningen 1837, p 121-122.
5. Noord-Hollands Archief, toegangsnr. 11, inv.nr. a: 73; b: 74.
6. D' Oprechte Haerlemsche Courant, 17 juli 1719.
7. Tirion, I.: Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden, deel 8, Amsterdam,
1750, p 360, 577, 578.
8. Boomkamp, G.: Beschrijving van den dorpe Egmond aan Zee en deszelfs tegenwoordigen
toestand, Haarlem 1743. (Heruitgave met correcties en aanvullingen van Tegenwoordige
toestand van Egmond aan Zee, Haarlem 1741).
9. 's Hertogenbossche courant, 29 november 1776.
10. Amsterdamsche courant, 4 januari 1777, p 2.
11. Berigt aan de zeevarenden, Nederlandse Staatscourant a: 6 januari 1834;
b: 29 september 1834; c: 7 april 1849; d: 15 januari 1857; e: 12 maart 1857;
f: 12 maart 1860; g: 4 oktober 1872; h: 4 september 1873; i: 11 september 1874.
12. AA, A.J. van der: Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, deel 4. Gorinchem,
1842.
13. Witkamp, P.H.: Aardrijkskundig woordenboek van Nederland, Tiel, 1877, p
323.
14. Crommelin, L. en Suchtelen, H. van: Nederlandse vuurtorens, Nieuwkoop 1978.
15. Rotterdams Nieuwsblad 6 juli 1892.
16. Venetien, J. van: Een Beverwijkse landmeter en een kaart van Egmond aan
Zee die om meer dan één reden belangwekkend is. Geestgronden 5
(1998) No 2, p 31-42.
17. Schoorl, H.: Het kladboek van een adspirant-landmeter en de kustafslag bij
Egmond aan Zee sedert 1665. In: Schoorl, H.: Kust en Kaart, Schoorl 1990.
18. Kok, J., Vaderlands woordenboek, deel 13, Amsterdam 1785, p 172.
19. Bitter, P.: Graven en begraven, Archeologie en geschiedenis van de Grote
Kerk van Alkmaar, Hilversum 2002
|
|
|