Kees Floor, De Biltse Grift, september 2017.
De stad Utrecht profileert zich tegenwoordig onder andere als het centrum van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Binnen de gemeentegrenzen liggen maar liefst tien verdedigingswerken, waaronder acht die het eigendom zijn van de gemeente zelf. Al die forten lagen tijdens de aanvang van de bouw echter buiten Utrecht; ze moesten namelijk ver genoeg van de stadsgrenzen verwijderd zijn om de vijand op afstand te kunnen houden. Hoe komt de stad aan al die forten?
De Hollandse Waterlinie die in het rampjaar 1672 de Fransen
nog de weg naar Den Haag en Amsterdam had versperd, bood destijds geen bescherming
aan de stad Utrecht. Dat hebben ze daar geweten. Op 23 juni kwam de stad in
Franse handen en pas op 23 november 1673 hadden de Fransen de stad weer verlaten.
'Dat kan anders', moet men rond 1815 hebben gedacht, toen Nederland zich weer
had losgemaakt van Frankrijk en er opnieuw over de landsverdediging moest
worden nagedacht. De Nieuwe Hollandse Waterlinie, die toen werd ontworpen
en geleidelijk werd gerealiseerd, bood de stad wél bescherming tegen
aanvallen vanuit het oosten.
De linie bestond uit polders die bij oorlogsdreiging onder water gezet konden
worden. Daarnaast waren er verdedigingswerken op de zogeheten accessen, plaatsen
waar het water niet kon komen omdat het terrein te hoog lag of er belangrijke
wegen doorheen liepen (figuur 1).
![]() |
![]() |
|
|
Gemeentegrenzen
De eerste bouwactiviteiten en grondwerken voor de aanleg van de forten vonden
plaats in de periode 1816-1824. De grenzen van Utrecht en zijn buurgemeenten
werden rond 1820, dus tijdens die eerste bouwperiode van de Nieuwe Hollandse
Waterlinie, voor het eerst officieel door het kadaster opgemeten en vastgelegd
middels een 'Proces-verbaal van grensbepaling' (PVg) en bijbehorende zogeheten
'figuratieve schetsen der grensscheiding' (figuur 2). Deze beschrijvingen
van de gemeentegrenzen (1) bieden een eerste houvast om te bepalen in welke
gemeente een fort is gebouwd. De forten uit de eerste bouwperiode zijn verder
op de eerste officiële kadastergegevens van 1832 terug te vinden (2).
Zo kunnen we voor dat jaar nagaan in welke gemeente(n) een bepaald verdedigingswerk
volgens het kadaster was gelegen.
Rond 1850 werden de op dat moment actuele grenzen van rijksgronden waarop
de kort daarvoor veelal vergrote verdedigingswerken waren opgetrokken, opnieuw
vastgelegd; de processen-verbaal en de daarbij gevoegde schetsen (bijvoorbeeld
figuur 3) geven de situatie rond die tijd (3). In 1859 zette de stad Utrecht
de beschikbare gegevens over de stadsgrenzen nog eens op een rijtje (1). Uitgangspunt
waren de PVg's van rond 1820; waar nodig was de oorspronkelijke handgeschreven
tekst aangevuld met getypte actuele formuleringen.
Eerste bouwfase
In de eerste fase van de aanleg van de forten waren er in onze omgeving bouwactiviteiten
in de toenmalige buurgemeenten Abstede, Maartensdijk en Oudwulven en verder
ook in onder andere Tolsteeg, Westbroek en Zuilen. In Abstede ging het om
het tegen de Biltse grens gelegen Fort Het Vossegat op het latere terrein
van de Kromhoutkazerne en het huidige University College in Utrecht. In Maartensdijk
werden twee forten gebouwd, een aan de Biltstraat (thans Biltsestraatweg,
Utrecht), het andere bij Blauwkapel. In Westbroek, dat destijds naar het zuidwesten
doorliep tot de Groene Weg, werd tegen de grens met Achttienhoven het Fort
De Gagel aangelegd. Het Fort aan de Klop kwam te liggen aan de Zuilense kant
van de Groene Weg. Bij de vier Lunetten op de Houtense vlakte liep de grens
tussen de gemeenten Tolsteeg en Oudwulven dwars door Lunet II. Lunet I lag
in Oudwulven, Lunetten III en IV in Tolsteeg.
Van de hier genoemde verdedigingswerken komen alleen Fort Vossegat en de Lunetten
op de Houtense vlakte voor in de PVg's van de gemeenten of de bijbehorende
figuratieve schetsen. Fort Vossegat werd gebouwd van 1817 tot 1819 (4); de
grenzen van de betrokken gemeenten werden pas na de voltooiing van het fort
formeel vastgelegd in 1820 (Abstede) en 1823 (De Bilt). De Lunetten op de
Houtense vlakte dateren van 1819 tot 1821. In het in 1820 opgestelde PVg van
de gemeente Tolsteeg komen ze nog niet voor, wel in het na de afronding van
de aanleg opgestelde PVg van Oudwulven uit 1832.
De overige verdedigingswerken rond Utrecht vinden we niet terug in de oorspronkelijke
PVg's. Zo lagen de Maartensdijkse forten te ver van gemeentegrenzen weg om
bij de beschrijving daarvan een rol te kunnen spelen. Driehonderd meter ten
westen van het Fort De Bilt lag de grens tussen Abstede en Maartensdijk destijds
namelijk bij de Ezelsweg, de huidige Willem Barentszstraat in Utrecht. Ten
zuiden van Fort Blauwkapel strekte het Maartensdijkse grondgebied zich nog
ruim een kilometer uit in de richting van de stad Utrecht tot aan de Inundatiekade/
Ezelsdijk, de huidige Kardinaal de Jongweg.
De forten De Gagel en De Klop komen evenmin voor in de processen-verbaal van
grensbepaling. Ze werden namelijk aangelegd tussen 1819 tot 1821; de resultaten
van de opmetingen van de gemeentegrenzen, die afgerond werden in 1812 (Zuilen)
en 1818 (Westbroek, Achttienhoven), waren voor de aanvang van de bouw reeds
op schrift gesteld.
Het Fort De Klop had, als de geschiedenis een andere loop had genomen, van
begins af aan al geheel of gedeeltelijk in Westbroek kunnen liggen. Bij de
opmeting van de grenzen van de gemeente Zuilen in 1812 was namelijk geconstateerd
dat er een vreemd stukje Westbroek (eigenlijk Achttienhoven, maar de beide
plaatsen vormden op dat moment één gemeente) op de linkeroever
van de Vecht lag. Het gezamenlijk voorstel van de landmeter en de betrokken
maires (burgemeesters, we zitten nog in de Franse tijd) was om die percelen
bij Zuilen te voegen en ter compensatie het gebied waarop later het Fort De
Klop zou verrijzen, aan Westbroek toe te wijzen (figuur 2). De deal ging echter
niet door, zodat het fort toch binnen de gemeentegrenzen van Zuilen kwam te
liggen.
![]() |
![]() |
|
|
1823-1832
Niet lang nadat de bouw van de verdedigingswerken van de Nieuwe Hollandse
Waterlinie rond Utrecht uit fase 1 was voltooid, kwamen de eerste forten binnen
de gemeentegrenzen van die stad te liggen. De zogeheten buitengemeenten, waarover
Utrecht eeuwenlang zeggenschap had gehad, maar die in 1818 zelfstandig waren
geworden, werden in 1823 weer samengevoegd met Utrecht. De forten in de voormalige
buitengemeenten Abstede en Tolsteeg, te weten Fort Vossegat, de Lunetten III
en IV geheel en Lunet II gedeeltelijk, gingen daardoor over naar Utrecht.
Zeven jaar later kreeg Utrecht er een volgend fort bij. Aanleiding was een
conflict met Maartensdijk over het onderhoud van het Zwarte Water. Overleg
tussen de betrokken gemeentebesturen leidde tot een overeenkomst waarbij per
1 januari 1830 onder andere enkele percelen overgingen van Maartensdijk naar
Utrecht (figuur 4). Daarbij 'verhuisde' ook het Fort De Bilt van de gemeente
Maartensdijk naar de gemeente Utrecht.
In 1832 ging het kadaster officieel van start. De ligging op dat moment van
de forten ten opzichte van de gemeentegrenzen is daarin vastgelegd zoals hiervoor
beschreven. De enige uitzondering vormt Fort Vossegat. Het zuidelijk gedeelte
daarvan ligt volgens de gegevens van het kadaster uit 1832 in Abstede en staat
aangegeven als 'fortificatien'; het noordelijk deel ligt in De Bilt, aangeduid
als batterij. De processen-verbaal van grensafscheiding uit 1820 en 1823 legden
de gemeentegrens nog langs de oostrand van het fort.
Uitbouw en omleidingen
In de jaren dertig van de negentiende eeuw lagen de werkzaamheden aan de Nieuwe
Hollandse Waterlinie nagenoeg stil. Wel werden nog de Lunetten op de Houtense
vlakte voltooid tussen 1833 en 1844.
In 1848 werd het aardewerk van de overige verdedigingswerken rond Utrecht
aangelegd, verbeterd of vernieuwd. Tegen een gemeentegrens gelegen, uitbreidende
forten staken die grens over. Dat was bijvoorbeeld het geval bij het Zuilense
Fort De Klop, dat deels in Westbroek kwam te liggen en bij het Westbroekse
Fort de Gagel, dat uitbreidde naar Achttienhoven (figuur 5).
Bij de uitbreidingen van de forten werden wegen die eerst door of langs het
fort liepen, omgelegd langs de nieuwe contouren. Zo werd de Biltstraat verlegd
naar de zuidzijde van het Fort De Bilt (figuren 3 en 4), de Groeneweg naar
de noordzijde van het Fort De Klop en de Vossegatsedijk naar de noordzijde
van Fort Vossegat.
De Groene Weg werd in de processen-verbaal van grensbepaling uit 1812 en 1818
aangeduid als gemeentegrens. Na verlegging van de weg bleef de gemeentegrens
het oude tracé volgen en lag het Fort De Klop dus op de grens van twee
naburige gemeenten. De grens tussen De Bilt en Abstede liep volgens de PVg's
uit 1818 en 1823 langs de oostzijde van de fortificatiewerken (Fort Vossegat).
Na uitbreiding van het fort en omlegging van de Vossegatsedijk behield de
gemeentegrens ook hier haar oorspronkelijke ligging. In de geactualiseerde
beschrijving van de grens tussen Utrecht en De Bilt uit 1859 wordt nadrukkelijk
vermeld dat deze midden door het fort liep.
De buitenring
In de tweede helft van de negentiende eeuw was het bereik van het geschut
zodanig toegenomen dat er behoefte bestond aan verdedigingswerken op grotere
afstand van de stadsrand. Dat leverde Utrecht uiteraard geen extra forten
op. Wel kreeg De Bilt in 1877 zijn eerste volledige verdedigingswerk: het
Werk aan de Hoofddijk.
Eerder werd in 1869-1870 in de gemeente Maartensdijk het Fort Voordorp gebouwd.
Tegelijkertijd werd op de grens tussen Maartensdijk en Achttienhoven het Fort
Ruigenhoek aangelegd. De ligging van de gemeentegrens veranderde daarbij niet;
de grens liep dwars door het fort. De grens tussen de Waterschappen Maartensdijk
en Achttienhoven, die aanvankelijk de gemeentegrens volgde, werd vanaf 1904
wél aangepast; het fort ressorteerde vanaf dat moment in zijn geheel
onder het Waterschap Maartensdijk (5).
Van rond 1870 dateren ook het Fort bij Rijnauwen, gelegen in de gemeenten
Bunnik en Zeist, en het geheel op Bunniks grondgebied aangelegde Fort bij
Vechten.
De kaart van figuur 6 geeft de situatie in 1879. In 1857 was Oudwulven opgegaan
in Houten en werd Rhijnauwen samengevoegd met Bunnik; voor het overige waren
de gemeentegrenzen sinds 1830 niet veranderd.
![]() |
![]() |
|
|
Grenswijzigingen
Een eerste wijziging vond plaats in 1896. In dat jaar werd het meest westelijk
deel van De Bilt bij Utrecht gevoegd. Vanaf dat moment bevond Fort Vossegat
zich in zijn geheel in de gemeente Utrecht. Rond de eeuwwisseling lagen er
daardoor 4 forten volledig (Vossegat, De Bilt en Lunetten III en IV) en een
gedeeltelijk (Lunet II) binnen de stadsgrenzen. De eerste vijftig jaar zou
daarin weinig veranderen. Weliswaar werd de Nieuwe Hollandse Waterlinie in
1914 nog uitgebreid met een extra verdedigingswerk, maar van deze zogeheten
Werken bij Griftenstein, een vooruitgeschoven post van het Fort De Bilt, lag
het noordelijk deel in de gemeente Maartensdijk, het zuidelijk deel in De
Bilt.
Wel waren er in de eerste helft van de twintigste eeuw verscheidene plannen
tot gebiedsuitbreiding van Utrecht, waarbij forten van gemeente zouden moeten
veranderen. Zo zouden volgens een plan van de gemeente Utrecht uit 1924 de
forten De Gagel, Voordorp en Rijnauwen Utrechts moeten worden (6). Bij een
veel verder gaand plan uit 1930 zouden ook nog eens de forten Ruigenhoek,
Blauwkapel en Vechten binnen de gemeentegrenzen van Utrecht komen te liggen.
Al deze plannen haalden het niet. Pas in 1954 was er een rigoureuze gebiedsuitbreiding
waarbij het aantal forten in Utrecht verdubbelde en de teller op in het totaal
negen kwam te staan. In dat jaar gingen namelijk delen van verscheidene randgemeenten
over naar Utrecht, inclusief de forten Blauwkapel (Maartensdijk), De Klop
(Zuilen en Westbroek) en De Gagel (vanaf 1954 Westbroek) en delen van de Lunetten
op de Houtense vlakte (Houten). De forten van de buitenring bleven buiten
het bereik van de uitbreidende stad, al kwam Fort Voordorp (Maartensdijk)
tegen de Utrechtse gemeentegrens aan te liggen. Het betreft verder de forten
Ruigenhoek (Achttienhoven en Maartensdijk), Rijnauwen (Zeist en Bunnik) en
Vechten (Bunnik), de Werken bij Griftenstein (vanaf 1954 De Bilt) en het Werk
aan de Hoofddijk (De Bilt).
Latere grenswijzigingen leverden Utrecht in eerste instantie geen extra forten
op. Wel kwam Fort Ruigenhoek in 1957 geheel in Maartensdijk te liggen, de
gemeente waaraan Westbroek in dat jaar was toegevoegd. Een gebiedsuitbreiding
van 1975 leverde Utrecht uiteindelijk zijn tiende verdedigingswerk op. De
Biltse delen van het Universiteitscentrum De Uithof/ Utrecht Science Park,
inclusief het Werk aan de Hoofddijk, kwamen in dat jaar namelijk bij Utrecht.
Tegelijkertijd rukte de stadsgrens op tot de rand van Fort Rijnauwen, dat
in zijn geheel bij Bunnik kwam.
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat de tien forten in de gemeente Utrecht allemaal
afkomstig zijn uit de vroegere randgemeenten en verkregen waren na samenvoeging
van gemeenten, grenswijzigingen, gebiedsuitbreiding, annexaties van gedeelten
van buurgemeenten of hoe je het ook wilt noemen. Vier forten lagen eerder
geheel of gedeeltelijk binnen de vroegere gemeentegrenzen van De Bilt, Maartensdijk,
Achttienhoven en Westbroek. De samenvoeging van de vroegere gemeenten De Bilt
en Maartensdijk in 2001 bracht het aantal verdedigingswerken in de nieuwe
gemeente De Bilt op drie: de forten Voordorp en Ruigenhoek en de Werken bij
Griftenstein.
Voetnoten
1. Het Utrechts Archief, Utrecht, Dienst van het kadaster en
de openbare registers in de provincie Utrecht, nummer toegang 1294, inventarisnummers
3800 (De Bilt), 2689 (Zuilen), 2693 (Oudwulven) en 3799 (overige).
2. hisgis.nl
3. Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Oorlog: Grensbescheiden der
Genie 'Verboden Kringen', 1815-1938, nummer toegang 2.13.37, inventarisnummers
42.1, 2, 3, 7, 9, 14.
4. Bouwjaren en eerste aanduidingen van de namen van de forten (bijvoorbeeld:
Fort aan de Biltstraat) volgens: Fenten, J., Fortenkoers, van oesters naar
parels, Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie (juli 2007). Vervolgaanduidingen
namen veelal in verkorte vorm (bijvoorbeeld: Fort De Bilt).
5. Waterschap Maartensdijk, Reglementen en keuren, 1865 en 1904, Regionaal
Historisch Centrum Rijnstreek en Lopikerwaard, toegangsnummer H027, inventarisnummer
37.
6. Leijten, F., De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de gemeente Utrecht, UvA,
Amsterdam, 2009.