Kees Floor, Zenit, november 2009.

De omvang van het zee-ijs in het noordpoolgebied was de afgelopen zomer minder dan normaal. Het record van 2007 werd echter niet overtroffen en ook vorig jaar was het gebied met zee-ijs kleiner. Wel blijft er over de jaren heen sprake van een afnemende tendens. Maar …, hoe weten we dat eigenlijk? Hoeveel ijs moet er drijven om van een zee-ijsbedekking te spreken. En wat is normaal?

Zee-ijs is bevroren zeewater dat drijft op het onderliggende oceaanwater. De omvang van het gebied dat met zee-ijs bedekt is, varieert met het seizoen.'s Winters groeit het zee-ijs aan en bereikt in het noordpoolgebied vervolgens zijn maximale omvang in februari of maart. In de daaropvolgende zomermaanden smelt het ijs gedeeltelijk weer weg, om in de tweede helft van september een voor dat kalenderjaar minimale omvang te bereiken.
Het meeste zee-ijs van het noordelijk halfrond drijft op de Noordelijke IJszee (Arctic Ocean in figuur1), de kleinste en ondiepste van de vier oceanen. Doordat deze grotendeels omringd is door land, kan het ijs slechts bij een beperkt aantal windrichtingen wegdrijven naar zuidelijker breedtes om daar geleidelijk weg te smelten. In de winter vormt zich ook zee-ijs in gebieden buiten de Noordelijke IJszee, zoals de Groenlandzee, de Labradorzee, de Beringzee, de Hudsonbaai, de Baffinbaai en de Zee van Ochotsk.

1. Satellietbeeld van de Noordelijke IJszee (Arctic Ocean) en het aangrenzende land van Groenland (Greenland), Canada en Rusland (bovenin het beeld). Het zichtbaarlichtbeeld in natuurlijke kleuren dateert van 29 mei 2009. IJs en bewolking zijn wit, open water is donker. Het ijs in de Barentszee (tussen Rusland, Nova Zembla (Nova Zemlya) en Spitsbergen) begint in stukken te breken. Ook zit er al water in de Baffinbaai ten westen van Groenland en in de Beaufortzee uit de kust van Canada en Alaska. Instrument: MODIS. Satelliet: Terra. Bron: National Snow and Ice Data Center (NSIDC) en NASA/GSFC MODIS Rapid Response Team.

2. Satellietbeeld van de Noordwestpassage op 27 augustus 2009. De vrijwel altijd door ijsgang geblokkeerde noordroute ten noordoosten van Canada, loopt door Lancaster Sound, noord van Victoria Island door Parry Channel en door McClure Strait (zet de muis op de afbeelding voor topografische aanduidingen). In dit geval blokkeert ijs in het westelijk deel van Parry Channel de route. Een veel moeilijker bevaarbare, zuidelijker gelegen variant, ten zuiden van Victoira Island langs, is af en toe open en was dat ook op het tijdstip dat de satelliet overkwam. De beide varianten van de noordwestpassage zijn ingetekend in het satellietbeeld van figuur 6. Het satellietbeeld van figuur 3 bevat alleen de zuidelijke variant. Instrument: MODIS. Satelliet: Aqua. Bron: NASA/GSFC MODIS Rapid Response Team.

3. IJsbedekking op 10 augustus vorig jaar (2008) in het gebied rond de noordwestpassage, gebaseerd op microgolfmetingen van de Advanced Microwave Scanning Radiometer (AMSR-E) op de Amerikaanse Terra-satelliet. De gele lijn geeft de moeilijk bevaarbare zuidelijke variant van de noordwestpassage, die in 1903 werd bevaren door Noorse ontdekkingsreiziger Amundsen. Bron: NSIDC en Universiteit van Bremen.

Satellietmetingen van zee-ijs
Sinds 1979 leveren satellieten meetgegevens die een onafgebroken en samenhangend beeld geven van de hoeveelheid zee-ijs in het Noordpoolgebied. De meetreeks met betrouwbare metingen is dus betrekkelijk kort, eigenlijk te kort om van klimatologie te kunnen spreken. Om eventuele trends in de zee-ijsbedekking te bepalen, vergelijkt men actuele waarnemingen met de mediaan over de periode 1979 tot 2000. De helft van de in die periode waargenomen ijsbedekkingen is kleiner, de andere helft groter dan de mediaan.
Voor het satelliettijdperk begon, was men aangewezen op poolexpedities, een dure, tijdrovende en gevaarlijke onderneming. De meeste oudere waarnemingen komen uit Rusland, dat vanaf 1928 bases inrichtte in het Russische deel van het Noordpoolgebied. Daarvoor waren er eind negentiende eeuw waarnemingen van walvisvaarders.
Voor de periode 1954-1993 is een onafgebroken meetreeks beschikbaar van Russische ijswaarnemingen. Met het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1993 kwam er ook een eind aan de routinematige waarnemingen. Gelukkig waren er tegen die tijd voldoende satellieten in bedrijf om de waarnemingsreeksen te kunnen voortzetten. Ze worden aangevuld met de resultaten van incidentele veldwerk, de meetgegevens van boeien en de weerwaarnemingen van automatische stations.
De grens tussen gebieden met en die zonder zee-ijs legt men bij 15%, omdat de recente satellietwaarnemingen en de oudere visuele waarnemingen dan het best op elkaar aansluiten.

Satellietbeelden
Satellietbeelden van het noordpoolgebied wekken vaak de indruk dat de omvang van het gebied dat bedekt is met zee-ijs eenvoudig is vast te stellen. De bruikbaarheid van de 'klassieke' beelden in het zichtbaar licht (zoals figuren 1 en 2) en in het infrarood (niet afgebeeld) is echter beperkt. In beide golflengtegebieden belemmert bewolking het zicht op het wateroppervlak, het eventueel aanwezig land en, waar het in dit geval om gaat, het zee-ijs. In het Noordpoolgebied is het namelijk 70 tot 90 procent van de tijd bewolkt. Bij de zichtbaarlichtbeelden is bovendien zonlicht vereist, en dat is in het winterhalfjaar niet of nauwelijks voorhanden. In de zomer, als het ijs smelt, is er vrijwel geen temperatuurverschil tussen het natte ijs en het oceaanwater; infraroodmetingen moeten het juist van temperatuurverschillen hebben om verschillende objecten uit elkaar te houden. Het ligt dus voor te hand te zoeken naar andere manieren om de hoeveelheid zee-ijs vanuit de ruimte te bepalen.

Microgolven
Om minder afhankelijk te zijn van bewolking en belichting, werkt men daarom liever met microgolven. Voorwerpen zenden niet alleen warmtestraling uit, maar ook straling in het golfgebied van de microgolven. De straling is zwak, maar ze wordt wel dag en nacht uitgezonden en ondervindt weinig hinder van bewolking. De hoeveelheid straling die in dit golflengtegebied wordt uitgezonden, hangt af van de natuurkundige eigenschappen van de stof. IJs met zijn kristallijne structuur zendt meer straling uit dan water. Doordat het signaal zwak is, meet men over een groter gebied, om zo toch een detecteerbaar signaal te krijgen,. De resolutie van deze metingen is dan ook niet zo hoog. Toch speelt deze techniek de belangrijkste rol bij het monitoren van het ijs in de Noordelijke IJszee. Op dit moment zijn het vooral de Advanced Microwave Scanning Radiometer (AMSR-E) op de Amerikaanse Terra-satelliet en de Special Sensor Microwave Imager/Sounder (SSMIS) op de Amerikaanse militaire satelliet DMSP-F17, die de gegevens leveren. Zo is figuur 3 gebaseerd op AMSR-E-gegevens en zijn de figuren 4 en 5 gebaseerd op SSMIS-data.
Ook de Quick Scatterometer (QuikSCAT) satelliet werkt met microgolven, die ze echter zelf uitzendt. Daarmee tast ze het aardoppervlak af. Water en ijs zijn weer makkelijk uit elkaar te houden, doordat verstrooiing door ijs anders is dan door water. Qua resolutie wordt echter nauwelijks winst geboekt.

4. (muis naast beeld) Zomerminimum van het zee-ijs in het Noordpoolgebied, 12 september 2009. De figuur is gebaseerd op waarnemingen van de Special Sensor Microwave Imager/Sounder (SSMIS) op de Amerikaanse militaire satelliet DMSP-F17. De magenta kromme geeft de mediaan van de ijsrand tijdens het zomerminimum voor de periode 1979-2000. Bron: NSIDC.
5. (muis op beeld) Omvang van het zee-ijs tijdens het meest recente wintermaximum van maart 2009. De magenta kromme geeft de mediaan van de ijsrand in maart voor de periode 1979-2000. Instrument: SSMIS. Satelliet: DMSP-F17. Bron: NSIDC.

6 (boven). Mozaïek van radarbeelden van een deel van het noordpoolgebied, midden augustus 2008, dus kort voor het zee-ijsminimum van vorig jaar. De stroken waaruit het beeld is opgebouwd, zijn in de afbeelding terug te vinden. De dekking rond de noordpool is onvoldoende, zodat daar geen waarnemingen beschikbaar zijn (grijze cirkel). IJs is blauw weergegeven; open water is donker, land is lichter van tint. De oranje lijn geeft de route door de zogeheten noordwestpassage, van de Labradorzee langs Canada en Alaska naar de Beringstraat; de route is vrijwel ijsvrij. De oranje stippellijn geeft een alternatieve route, de zogenoemde Amundsen noordwestpassage, die op dat tijdstip al bijna een maand geheel ijsvrij was. Instrument: Advanced Synthetic Aperture Radar (ASAR). Satelliet: Envisat. Bron: ESA.

7.(rechts) . De leeftijd van het zee-ijs aan het eind van de zomer. IJs van twee jaar of ouder is groen, ijs jonger dan 1 jaar paars, open water donkerblauw en land grijs. Het tweedejaarsijs (lichtblauw) is de afgelopen zomer toegenomen ten opzicht van vorig jaar. De omvang van het oudere ijs is echter zorgelijk en ligt ver onder het niveau van de periode 1981-2000. Bron: NSIDC, NASA/Earth Observatory en C. Fowler en J. Maslanik, University of Colorado.

Radar
De aanwezigheid van bewolking en de afwezigheid van zonlicht vormen ook geen probleem bij radarmetingen. Zee-ijs reflecteert meer van de door een synthetic aperture radar (SAR) op een satelliet uitgezonden radarstraling dan zeewater, zodat het onderscheid goed kan worden gemaakt. De resolutie van de SAR-beelden is zelfs zo goed dat ook smalle watergeulen in het ijs zichtbaar zijn (zie ook figuur 6).
Op de radarbeelden ziet ouder ijs er ook anders uit dan jonger ijs. Het jonge ijs bevat nog zeewater; in het oudere ijs zitten meer luchtbelletjes; deze verschillen leiden tot verschillen op het radarbeeld.
De leeftijd en de daarmee samenhangende dikte van het ijs zijn van belang om een inschatting te maken van de kwetsbaarheid van het zee-ijs gedurende de zomerperiode. Vooral ijs dat in de winter nieuw is ontstaan, loopt een groot risico gedurende de daarop volgende zomer weer te verdwijnen. IJs dat meer dan twee jaar oud is, komt de zomer doorgaans wél ongeschonden door. Dunner ijs heeft minder energie nodig om te smelten. Ook breekt het sneller, waarbij er meer stukken open water komen. Gebieden die ijsvrij zijn, nemen meer zonnewarmte op dan gebieden waar ijs aanwezig is, wat verder smelten van ijs bevordert.

Radarhoogtemetingen
Er draaien ook satellieten in een baan om de aarde, die beschikken over radarhoogtemeters (zie ook Zenit september 2009). De metingen zijn nauwkeurig genoeg om de hoogte van het zee-ijs boven het wateroppervlak te kunnen meten. Daaruit kunnen onderzoekers de dikte en de leeftijd van de ijslaag afleiden. Helaas hadden de satellieten tot nog toe een baan die niet over het Noordpoolgebied voerde. Met de lancering van de Cryosat-2 van ESA in februari of maart volgend jaar, komt er een satelliet die wél specifiek gericht is op het waarnemen van zee-ijs tot vlak bij de polen.

Meetresultaten
De jaarlijkse cyclus van aangroei in het winterhalfjaar en afsmelten in het zomerhalfjaar is in satellietwaarnemingen goed terug te vinden. In figuur 4 zijn dergelijke metingen in kaart gebracht voor het meest recente zee-ijsminimum, dus dat van 12 september 2009. De gebruikte waarnemingen zijn in dit geval afkomstig van de Special Sensor Microwave Imager/Sounder (SSMIS) op de Amerikaanse militaire satelliet DMSP-F17. De omvang van het zee-ijs bedroeg tijdens het minimum 5,1 miljoen vierkante kilometer; alleen in 2007 en 2008 was er na de zomer nog minder zee-ijs overgebleven.
Aan het eind van deze zomer was bijna de helft van het zee-ijs minder dan een jaar oud (figuur 7). Het aandeel van het tweedejaarsijs nam toe, maar nog geen vijfde deel van het gebied met ijsbedekking bevatte ijs van meer dan twee jaar oud. De hoeveelheid ouder ijs bereikte een diepterecord, wat een slechte uitgangspositie oplevert voor de omvang van het zee-ijs in komende jaren.
Het al dan niet opengaan van de zogeheten noordwestpassage of noordwestdoorgang bezit een belangrijke symboolfunctie voor de toestand van het zee-ijs rond de noordpool. Deze vaarweg ten noordoosten van Canada, die de Atlantische Oceaan moet verbinden met de Grote Oceaan, is slechts zelden ijsvrij. De noordelijke hoofdroute loopt door Lancaster Sound, noord van Victoria Island door Parry Channel en door McClure Strait (zie figuur 2 en de getrokken oranje lijn in figuur 6). Een moeilijker te bevaren zuidelijker route, zoals in 1903 werd gevolgd door de Noorse ontdekkingsreiziger Amundsen (gestippeld in figuur 6), is vaker open. Dit jaar bleef de noordelijke en belangrijkste variant van de noordwestpassage dicht. In de beide voorgaande jaren was ze nog open geweest. De zuidelijker Amundsenvariant was dit jaar wel enige tijd open.
De afgelopen winter bereikte het zee-ijs uiteindelijk een omvang van 15,2 miljoen vierkante kilometer (figuur 5). Dat was meer dan tijdens het diepterecord van enkele jaren geleden, maar nog steeds minder dan wat normaal was in de periode 1979-2000. Na slechts vier winters was er minder ijs; de zes laagste waarden van de omvang van het zee-ijs traden alle op in de laatste zes jaar (2004 tot en met 2009).

8. Concentraties zee-ijs in september 2000 (muis op beeld) en prognose voor september 2040 (muis nast beeld) volgens berekeningen van het CCMM mondiale klimaatmodel van NCAR in Boulder, CO, USA. Het model voorziet een drastische teruggang van de hoeveelheid zee-ijs aan het eind van de zomer. Bron: NSF/NCAR.

9. Afname van het zee-ijsminimum, dat in september optreedt in het noordpoolgebied. De stippellijn geeft het gemiddelde van wat klimaatmodellen aangeven; de blauwe band toont de spreiding in de uitkomsten van verschillende modellen. De waarnemingen zijn rood ingetekend; vooral vanaf 1979, toen de eerste satellietwaarnemingen van de omvang van het zee-ijs in het noordpoolgebied beschikbaar kwamen, is het gedrag van het zee-ijs nauwkeurig te bepalen. Bron: KNMI.

Trends en klimaatverandering
Doordat er inmiddels ruim dertig jaar is gemeten, zijn er ook trends aan te geven in de omvang van de ijsbedekking en de leeftijdsopbouw van het ijs. De waarnemingen van het zee-ijs tonen een dalende tendens voor elke maand, elk seizoen en elke regio in het noordpoolgebied. Voor het zomerminimum bedraagt de tendens ongeveer 11 procent per decade (tijdvak van tien jaar). De trend voor het zee-ijsmaximum in februari is aanzienlijk kleiner en bedraagt bijna 3 procent per decade. Verder is waargenomen dat het aandeel van het dunnere en kwetsbaarder eenjarig ijs toeneemt.
De opwarming van de aarde als gevolg van klimaatverandering levert een belangrijke bijdrage aan de afname in ijsbedekking en het dunner worden van het zee-ijs in de gebieden rond de Noordpool. Volgens het internationale klimaatpanel IPCC ging de opwarming er de afgelopen honderd jaar twee keer zo snel als gemiddeld over de hele aarde. Wetenschappers zien wat er in het Noordpoolgebied gebeurt als een belangrijke graadmeter voor de klimaatverandering wereldwijd. Met klimaatmodellen proberen ze de toekomst van het zee-ijs te schetsen. Figuur 8 geeft een voorbeeld van de resultaten van zo'n modelberekening, in dit geval van het Community Climate System Model (CCSM) van het National Center for Atmospheric Research (NCAR) in Boulder, CO, USA.
Veel modellen geven aan dat de Noordpool later deze eeuw in de nazomer nagenoeg ijsvrij zal zijn. Over het precieze jaartal doen echter veel uiteenlopende waarden de ronde, die soms echter lijken te worden ingehaald door de praktijk. Deze laat op dit moment namelijk een snellere afsmelting zien dan de modellen aangeven (zie figuur 9).