Maanglinstering vanuit de ruimte
Kees Floor, Zenit juni 2013

Het water van zeeën en oceanen heeft vanuit de ruimte meestal een donkere tint. Dat komt doordat wateroppervlakken weinig zonlicht reflecteren. We kennen het verschijnsel van satellietbeelden en we nemen het waar op foto's die genomen zijn vanuit het internationaal ruimtestation ISS. Bij een geschikte combinatie van posities van de zon enerzijds en van een sensor of camera in de ruimte anderzijds, treedt het water echter op als spiegel. In rimpelloos water zien we dan de zon op de beelden weerkaatst als een heldere vlek. Zijn er meer golven, dan wordt het effect uitgesmeerd over een groter gebied. Het zeegebied met zonneschittering licht ook dan duidelijk op; land met vegetatie blijft donker. Het verschijnsel staat bekend als zonneglinstering (Engels: sunglint).

Maanlicht
Zoals zo vaak bij met zonlicht samenhangende lichtverschijnselen, kan ook in dit geval de maan optreden als lichtbron. Doordat de maan minder licht geeft, zijn de verschijnselen lichtzwakker en hebben ze minder kleur. Daarnaast zijn gevoeliger instrumenten nodig om het glinsteringseffect te kunnen zien of vastleggen. Beelden van maanglinstering zijn daardoor veel zeldzamer dan die van zonneglinstering.
De door het ISS meegevoerde camera blijkt te voldoen (figuur 1) en ook het dag/nachtkanaal van het VIIRS-instrument op de Amerikaanse satelliet Suomi-NPP kan goed overweg met het gereflecteerde maanlicht (figuur 2).

ISS
Toen de unieke ISS-foto met maanglinstering op 28 april 2010 kort voor middernacht plaatselijke tijd werd genomen, bevond het ruimtestation zich boven Luxemburg. De camera is naar het zuidoosten gericht. De weerspiegeling van de maan vormt het sterkst belichte deel van de foto. De lichte vlek net boven het midden van de onderrand is de stadsverlichting van Lyon. Turijn ligt bij de linkerrand van de foto in het midden. De lichte vlek aan de kust, ongeveer waar de maanglinstering ophoudt, is Marseille. De donkere vlek in het gebied met maanschittering, bovenin links van het midden, is Corsica. De lichtere tint boven het vasteland, halverwege Corsica en Lyon, wordt veroorzaakt door bewolking.

VIIRS
Zichtbaarlichtkanalen van weersatellieten hebben 's nachts te weinig licht om bruikbare beelden te kunnen genereren. Een uitzondering daarop vormt het zogeheten dag/nachtkanaal van de Visible Infrared Imaging Radiometer Suite (VIIRS) op de Amerikaanse weersatelliet Suomi-NPP. De sensor van dat kanaal heeft genoeg aan maanlicht om het aardoppervlak en de bewolking daarboven te kunnen waarnemen. Zo zien we op figuur 2 de supertyfoon Bopha of Pablo, die na eerder grote schade te hebben aangericht op Palao in de Grote Oceaan, op het punt staat het eiland Mindanao in de zuidelijke Filipijnen op te trekken. De lokale tijd is 01.12u in de nacht, dus de superyfoon was op dat moment niet meer te volgen met sensoren van 'standaard-zichtbaarlichtkanalen'. Mindanao wordt zelden geraakt door tyfoons, doordat het vrij zuidelijk ligt en de banen van de meeste tropische cyclonen noordelijker liggen, zodat ze ook noordelijker in de Filipijnen aan land gaan. Gegevens over het precieze gedrag van de supertyfoon waren daardoor zeer belangrijk, temeer daar de lokale infrastructuur niet goed was voorbereid op zo veel natuurgeweld.
Op het satellietbeeld zien we ten noordwesten van Bopha enkele eilanden van de Filipijnen. De lichte vlek is de stadsverlichting van Manilla, de hoofdstad van de Filipijnen. Meer naar het noorden ligt Taiwan, waarop eveneens veel kunstlicht zichtbaar is.
Het zeewater van de Grote Oceaan, de Filipijnenzee, de Suluzee en de Zuid-Chinese Zee heeft een donkere tint; het door de maan belichte land is wat lichter. Ten noorden van Bopha heeft het zeewater echter eveneens een lichte tint: het gevolg van weerspiegelingen van maanlicht.

Boven: Maanglinstering op de Middellandse Zee. Foto genomen vanuit het Internationaal Ruimtestation (ISS) op 28 april 2010. (Bron: NASA ISS023-E-29061).


Rechts: Satellietbeeld van de supertyfoon Bopha of Pablo bij de Filipijnen, 3 december 17.12 UTC. Satelliet: Suomi NPP. Instrument: VIIRS, dag/nachtkanaal. (Bron: NASA).

 

 

Literatuur:
Floor, K., Weerspiegelingen van zonlicht, hoofdstuk 16 van Floor, K., Het weer op satellietbeelden, Elmar/Rijswijk 2005.

 


Tyfoonnamen: Bopha of Pablo?

De naamgeving van de tropische stormen en tyfoons in de noordwestelijke Grote Oceaan wijkt af van wat we elders gewend zijn. In plaats van de in het Caribische gebied gangbare jongens- en meisjesnamen voor hurricanes, gebruikt de Japanse weerdienst, die de namen toekent, vijf lijsten met de Aziatische namen van planten en dieren of de historische namen van goden. Zo is Bopha de Cambodjaanse naam voor een bloem of voor een meisje; Prapiroon, de tyfoon die werd afgebeeld in het februarinummer van Zenit, was genoemd naar de Thaise regengod. De namen op de lijst zijn ingebracht door de 14 landen in de regio die met de tyfoons te maken krijgen, waaronder ook de Filipijnen. De volgorde waarin de namen worden toegekend, is de alfabetische volgorde van de landnamen. Als de lijst is afgewerkt, komen de tweede namen die door elk van de landen zijn ingebracht, aan de beurt. Cambodja is het eerste land op de lijst; het levert daardoor de eerste naam van het seizoen, in 2012 Damrey, maar ook de vijftiende, in dit geval dus Bopha. De naam Prapiroon was ingebracht door Thailand, in alfabetische volgorde het dertiende aan de naamgeving deelnemende land; Prapiroon was dan ook de dertiende tropische cycloon van het seizoen.
De Filipijnse weerdienst werkt met een eigen, alfabetisch systeem van jongens- en meisjesnamen voor tropische depressies en tropische cyclonen die het verwachtingsgebied binnentrekken of bedreigen. Een tyfoon kan daardoor twee verschillende namen hebben. Zo heet Bopha op de Filipijnen Pablo en Prapiroon Nina. Merk op dat de P de zestiende letter is van het alfabet en dat Pablo dan ook de zestiende naam is die door de Filippijnse weerdienst werd toegekend, terwijl bij de Japanners, die een groter gebied bewaken, de teller nog op 15 stond. In een groter gebied zou je meer tropische cyclonen verwachten en dat is natuurlijk ook zo. De Filipino's geven echter ook de tropische depressies met windkracht 7 die hun aandachtsgebied binnengaan of bedreigen, een naam; de Japanners kennen namen toe vanaf windkracht 8.