Kees Floor, Zenit april 2013. Reacties: 1

Wanneer wolken en zon elkaar afwisselen, ziet een waarnemer op de grond zonnestralen die door perspectief afkomstig lijken uit één punt: de zon. In werkelijkheid bestaat het zonlicht echter uit evenwijdige lichtstralen. Vanuit het internationaal ruimtestation ISS is dat goed te zien.

Figuur 1: wolkenlucht met schemeringsstralen. De stralen lijken afkomstig uit één punt: de zon. Egmond aan den Hoef, 10 juli 2007. (foto: Kees Floor)

Figuur 2: boven: schemeringsstralen, van bovenaf gezien. De wolken werpen lange, evenwijdige schaduwen 1 t/m 5. Onder: de evenwijdige, steeds verder uitwaaierende zonnestralen 1 t/m 5 lijken voor een waarnemer op het aardoppervlak door perspectief afkomstig uit één punt: de zon. (Bron: lit. 2)

Figuur 3: schemeringsstralen van bovenaf bezien vanuit het internationaal ruimtestation ISS, 18 oktober 2011. (Bron: NASA)

In wolkenluchten waarbij er ook ruimte is voor de zon, zie je vaak lichtere en donkerder stralen of banen die afkomstig lijken van de zon. De zonnestralen en/of schaduwstralen kunnen optreden boven de zon, zoals in het geval van figuur 1, of eronder. Bij lage zonnestanden is het verschijnsel het vaakst te zien; vandaar ook de naam schemeringsstralen. Andere namen waaronder het verschijnsel of varianten ervan bekend staan, zijn jakobsladder en schemeringszuil. De uitdrukkingen de zon trekt water en de zon staat op poten hebben betrekking op hetzelfde lichteffect.

Voorwaarden
Om dergelijke lichtstralen te kunnen zien, moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. De eerste daarvan is dat er, naast licht, ook schaduwpartijen aanwezig zijn voor het vereiste contrast. De schaduw wordt in dit geval veroorzaakt door bewolking. In andere gevallen kan het ook een bergtop zijn. In een vochtig herfstbos of in een park kan de schaduw samenhangen met bomen of takken en blad. Als de zon door een gat in de bewolking schijnt, is de zonnestraal licht van tint. 'Stralen' achter verspreid voorkomende wolken zijn donker.
De tweede voorwaarde is dat het zonlicht voldoende verstrooid wordt om het zichtbaar te doen zijn. De verstrooiing wordt veroorzaakt door stof, sneeuw, regen of gewoon door de altijd aanwezige luchtmoleculen. Naarmate je verder kunt kijken en de afstand die het zonlicht aflegt groter is, is er meer strooilicht en zijn de lichtstralen dus beter te zien. Daardoor is het verschijnsel het duidelijkst in heldere lucht in de buurt van de horizon en bij lage zonnestanden. Als je boven je hoofd zou zoeken naar dergelijke zonnestralen, kijk je dwars op de bundel, zodat je veel minder - en in de praktijk meestal te weinig - strooilicht ziet. Verder van de zon af worden de lichtstralen in incidentele gevallen weer zichtbaar, vooral recht tegenover de zon. De zonnestralen, in dit geval antischemeringsstralen, lijken dan gericht op het tegenpunt van de zon.

Perspectief
Het beginnen van de lichtbundels bij de zon of het samenkomen ervan in het tegenpunt van de zon berust op perspectief. De zon staat ver genoeg weg om de banen zonlicht en de schaduwen daartussenin in werkelijkheid evenwijdig aan elkaar te doen verlopen. Het effect dat optreedt, is te vergelijken met het perspectief van een spoorlijn, waarbij de spoorrails lijken samen te komen in één punt.
Wat een waarnemer ziet is schematisch weergegeven in figuur 2 (onder). In dit geval bevindt de zon zich onder de horizon, zodat de schemeringsstralen net als in het geval van figuur 1 alleen boven van de zon zichtbaar zijn.
Het bovenste deel van figuur 2 toont het verschijnsel van boven af gezien, bijvoorbeeld vanuit het zenit. Het perspectivische effect ontbreekt, de lichtstralen en de schaduwbanden verlopen evenwijdig aan elkaar.

Bovenaanzicht
Foto's die een dergelijk bovenaanzicht tonen en aannemelijk maken dat het effect inderdaad bestaat uit evenwijdige beurtelings lichte en donkere banden, zijn uiterst zeldzaam. Vanuit het internationaal ruimtestation ISS bleek het eind vorig jaar echter mogelijk zo'n plaatje te schieten. De zon gaat onder in het westen (links) boven India. De donkere partijen zijn de schaduwen op een lager gelegen heiige laag van onweersbuien die eveneens in bovenaanzicht op het ISS-beeld te zien zijn.

Literatuur:
1. Lynch, D.K., Optics of sunbeams, J. Opt. Soc. Am. A 4 (3), maart 1987.
2. Lynch, D.K. & W. Livingstone: Licht en kleur in de natuur, Diemen 2006.

 

Reactie

Tijdens een bootreis naar de zonsverduistering op 13/14 november vorig jaar maakte ik bijgaande foto's die het door u beschreven verschijnsel van schemeringsstralen weergeven. Genomen in de richting van de ondergaande zon en het er tegenover liggende gedeelte van de hemel. Met name het 'antithetische' zonnepunt waarheen de stralen weer lijken te convergeren is zichtbaar.
Anton Barendregt