Kees Floor, Zenit december 2010.

De rook van de natuurbranden van deze zomer in Rusland kwam meer dan 12 kilometer hoog en zweefde na verloop van tijd onder andere over het oosten van de Verenigde Staten. Tot 10 jaar terug dacht men dat alleen deeltjes uit vulkanen zo hoog konden komen en zo ver konden reizen. Inmiddels weten we dat ook rook in de stratosfeer terecht kan komen als een omvangrijke, intensiverende brand een grote, onweersbui-achtige wolk met bijbehorende luchtcirculatie doet ontstaan.

Tijdens de natuurbranden in Rusland van de afgelopen zomer was onder andere in de hoofdstad Moskou de lucht verstikkend en het zicht zeer slecht. De rook die daarvoor verantwoordelijk was, hield zich kennelijk op waar je hem zou verwachten, namelijk in de onderste lagen van de atmosfeer. Satellietwaarnemingen laten zien dat er hoger in de dampkring eveneens rook rond zweefde. Er bevond zich volgens die satellietgegevens niet alleen rook in de troposfeer, de onderste 12 kilometer van de dampkring. Ook onder in de luchtlaag daarboven, de stratosfeer, zat rook. Doorgaans beschouwt men de tropopause, de overgangslaag tussen de troposfeer en de stratosfeer, als een vrijwel onneembare barrière die geen uitwisseling toelaat tussen lucht in de beide lagen. Hoe kwam die rook in de stratosfeer terecht?

Mysterieuze deeltjeswolken
Het was niet de eerste keer dat satellieten in de stratosfeer hoge concentraties aantroffen van aerosolen, zoals de verzamelnaam voor allerlei deeltjes in de atmosfeer luidt. Sinds ongeveer 1980, toen voor deze toepassingen het satelliettijdperk pas echt begon, werden verscheidene malen deeltjeswolken in de stratosfeer gesignaleerd. Tot zo'n tien jaar geleden schreven onderzoekers dit verschijnsel toe aan vulkaanuitbarstingen. Vulkanische as kan bij explosieve erupties in veel gevallen namelijk makkelijk in de stratosfeer terecht komen (zie Zenit oktober 2009). Vooral in de jaren 1989-1991 bleek het echter lastig de waargenomen aerosolen te koppelen aan vulkaanuitbarstingen. Desondanks was het geloof van de onderzoekers in vulkanen als enig mogelijke oorzaak van dergelijke deeltjeswolken in de stratosfeer nog zo sterk, dat ze hun waarnemingen van 1989 en 1990 toeschreven aan niet-bevestigde, respectievelijk niet-gerapporteerde gevallen van vulkanische activiteit.
Voor 1991 was het vinden van een bron van vulkanische stof en as veel eenvoudiger. In juni van dat jaar vond er namelijk op de Filipijnen de gigantische uitbarsting plaats van de vulkaan Pinatubo. Toch bleven er problemen: er werden ook deeltjeswolken aangetroffen boven plaatsen op aarde waar je dat gezien de opgetreden luchtstromingen niet zou verwachten. Verder waren de aerosolen in die wolken kleiner dan wat gebruikelijk was voor deeltjes van vulkanische oorsprong. Omdat de vraag of die aerosolen inderdaad van de Pinatubo afkomstig waren nog niet ter discussie stond, sprak men in de vakliteratuur over 'een nieuwe variant van Pinatubo-aerosolen'.

2a. Pyrocumulus in Yellowstone Park, Wyoming, VS, 1 augustus 2008. Foto: Mila Zinkova.

2c. Pyrocumulus bij het verbrandenvan resten van de oogst, Langeland, Denemarken. Foto: Kees Floor

Natuurbranden
Het raadsel van de vreemde deeltjeswolken kon pas worden opgelost nadat onderzoekers zich ook open stelden voor andere mogelijke bronnen van aerosolen in de stratosfeer. Naast vulkanische as wordt tegenwoordig ook rook van natuurbranden gezien als verontreiniging die in de stratosfeer kan voorkomen. Maar om dit geloofwaardig te kunnen maken, moet er eerst een mechanisme bekend zijn dat krachtig genoeg is om rook van nabij het aardoppervlak minstens 12 kilometer omhoog te tillen en vervolgens de stratosfeer in te blazen blazen. Zo'n mechanisme is inmiddels bekend en heet: pyrocumulonimbus.
Branden zijn op aarde een veel voorkomend verschijnsel. Deels hangen ze samen met menselijke activiteit, bijvoorbeeld in de landbouw of bij ontbossing, deels is het een natuurlijk gebeuren, in gang gezet door de bliksem. Bij zo'n brand is het aardoppervlak en de lucht daarboven heet, wat de opbouw van de atmosfeer onstabiel maakt of de onstabiliteit vergroot. Onder dergelijke omstandigheden, dus een warm aardoppervlak en onstabiliteit, vormen zich, ook zonder branden, vaak stapelwolken (cumulus). Wordt de wolkenvorming op gang gebracht of versterkt door de brand, dan spreekt men van pyrocumulus, letterlijk vuurwolk. Het voorvoegsel pyro kennen we onder andere van het woord pyromaan, notoire brandstichter. Aan de onderzijde van pyrocumulus zijn de bruine tinten van de rook vaak goed te zien (figuur 2).
'Gewone cumuluswolken' kunnen onder daarvoor gunstige omstandigheden het buienstadium bereiken en verder uitgroeien tot een zogeheten cumulonimbus, afgekort Cb. Een actieve Cb gaat vergezeld van onweer en winstoten, soms ook van hagel. In extreme gevallen worden tegelijkertijd windhozen of tornado's waargenomen. De onweerswolken kunnen gemakkelijk door de tropopauze heen stoten en een top bezitten die tot in de stratosfeer reikt.

3. Pyrocumulonimbus bij Canberra, New South Wales, Australië, 18 januari 2003. Bron: New South Wales Rural Fire Service.

Pyrocumulonimbus, 29 mei 2001, Alberta, Canada. Satelliet: NOAA-15.

Pyrocumulonimbus
Ook de pyrocumuluswolken blijken een grotere variant te kennen: de pyrocumulonimbus of kortweg pyroCb. Dit type bewolking reikt eveneens tot in de stratosfeer en gaat vergezeld van onweer, windvlagen en soms tornado's. Heftige, omvangrijke branden kunnen een pyrocumulus volledig van energie voorzien; er is dan geen condensatie nodig, zoals in het geval van de gewone onweersbuien. Bovendien hinderen de rookdeeltjes het proces van neerslagvorming. Er valt dan ook niet altijd regen uit een pyroCb en droge varianten bevatten soms vrijwel geen wolkendruppeltjes. In andere gevallen zijn er wél wolkendruppeltjes en bovenin ijskristallen; soms valt er zelfs hagel. Verder verplaatsen pyroCb's zich, zolang ze door een groot gebied met intensieve branden gevoed worden, niet standaard met de wind mee, zoals gewone Cb's, maar wordt hun positie aanvankelijk bepaald door de vuurhaarden.
PyroCb's zijn vooral gekoppeld aan kruinbranden. De bosbrand heeft zich in dergelijke gevallen opgewerkt van het aardoppervlak naar de toppen van de bomen en kan zich daar zeer snel uitbreiden. Er zijn bij kruinbranden vlammen waargenomen van 50 meter lang, terwijl het vuur zich voortplantte met een snelheid van 3,5 meter per seconde. De kruinbranden verbruiken meer brandstof, zijn veel heter en brengen de verbrandingsproducten hoger in de atmosfeer. Met hulp van pyroCb's kan, zo is inmiddels gebleken, de rook zelfs tot in de stratosfeer doordringen.
Pyrocumulonimbi waren in kringen van brandbestrijders al decennia lang bekend. Het verschijnsel is er gevreesd door het grillige gedrag van de wind, waardoor brandweerlieden soms in benarde situaties terecht komen. Een veel aangehaald voorbeeld van een situatie met pyroCb vormen de bushbranden bij Canberra in januari 2003 (figuur 3). Een van de pyroCb's ging toen vergezeld van een heuse tornado, die voor het vuur uit de Australische hoofdstad binnentrok. Zo'n tornado moet niet verward worden met de kleinschaliger vuurhoosjes, verwant aan stofhoosjes op een snikhete zomerdag, die vaak langs de randen van grote natuurbranden worden waargenomen. Een andere 'natuurlijke' situatie met pyroCb's trad op tijdens de Black Saturday bushfires in februari 2009 in Victoria, Australië. Een analoog verschijnsel deed zich verder voor bij zware bombardementen in de Tweede Wereldoorlog op onder andere Londen, Dresden, Hamburg en Stalingrad. Ook bij eerdere stadsbranden denkt men aan pyroCb's, bijvoorbeeld bij de brand van Rome, 64 na Chr., bij de grote brand van Londen van september 1666 en bij de branden die woedden in San Francisco nadat er in 1906 een grote aardbeving had plaatsgevonden.

4. Pyrocumulonimbus boven Noord-Rusland, 1 augustus 2010. Instrument: MODIS. Satelliet: Terra. Bron: NASA/Earth Observatory.

5. Satellietbeeld met hoogte-informatie van de in figuur 4 getoonde pyrocumulonimbus boven Rusland, gebaseerd op data van de MISR op de Amerikaanse satelliet Terra. Bron: NASA/Earth Observatory.

Tien jaar onderzoek
Ondanks de vertrouwdheid van de brandweer met pyrocumulonimbi, was het verschijnsel bij atmosfeeronderzoekers minder bekend; in ieder geval wisten ze niet dat pyroCb's hun invloed tot zo hoog in de atmosfeer konden doen gelden. Vandaar dat ze onder andere bij het interpreteren van satellietmetingen van aerosolen in de stratosfeer tot zo'n tien jaar geleden niet direct dachten aan pyroCb's en uitsluitend uitgingen van deeltjes van vulkanische oorsprong. De knop ging pas om door het werk van meteoroloog Mike Fromm van het Amerikaanse Naval Research Laboratory in Washington DC. Al sinds de millenniumwisseling is hij bezig pyroCb's te onderzoeken en de bekendheid ervan te vergroten. Samen met andere wetenschappers slaagde hij erin de mysterieuze deeltjeswolken van 1989-1991 te herleiden tot grote natuurbranden die in die periode waren opgetreden. Verder onderwierp hij de natuurbranden aan een nader onderzoek die in 2002 in Canada en de Verenigde Staten waren opgetreden en waarvan er verscheidene voldoende impact hadden gehad om de pers te halen. Daarbij vond hij zeventien gevallen van pyroCb's, veel meer dan verwacht. Kennelijk is het verschijnsel minder zeldzaam dan vroeger werd gedacht.

6. Rookdeeltjes boven Noord-Rusland, zoals gemeten door het Nederlands-Finse OMI op de Amerikaanse satelliet Aura. De positie van de donkere vlek rechts komt overeen met de locatie van de pyrocumulonimbus van de figuren 4 en 5. Bron: NASA/Earth Observatory.


7. Dwarsdoorsnede door de atmosfeer op de positie van de pyrocumulonimbus van de figuren 4, 5 en 6, gebaseerd op data van de CALIOP op de Frans-Amerikaanse satelliet CALIPSO. Boven de hoge bewolking bevindt zich een laag met rook. Het satellietbeeld dat eerder werd getoond in figuur 4 is hier zodanig gedraaid dat de baan van de Calipso en dus lijn waarlangs de eronder getoonde dwarsdoorsnede is gemaakt, een horizontale lijn volgt. Bron: NASA/Earth Observatory.

Branden in Rusland
De talrijke, intensieve natuurbranden in Rusland in de zomer van 2010 boden Fromm een uitgelezen gelegenheid om op zoek te gaan naar nieuwe gevallen van pyrocumulonimbus en zijn pogingen bekendheid te geven aan het verschijnsel te intensiveren. Net als bij zijn onderzoek naar eerdere situaties met pyroCb's, baseerde hij zich op satellietgegevens, zoals bijvoorbeeld het satellietbeeld in natuurlijke kleuren van figuur 4. Linksboven zien we een helder wit wolkenscherm, vermoedelijk samenhangend met een 'gewone' onweersbui of cumulonimbus. De wolk werpt zijn schaduw in noordoostelijke richting op het aardoppervlak, dat daardoor donker van tint is. Ten zuidoosten van het wolkenscherm bevindt zich boven een gebied dat schuilgaat onder rook een vreemde, cirkelvormige, vaag bruin getinte wolk. De cirkelvorm was duidelijk anders dan de wolkenstrepen eronder. Temperatuurmetingen vanaf dezelfde satelliet lieten zien dat de cirkelvormige wolk kouder was dan de overige bewolking, wat duidt op een grotere hoogte. Het satellietbeeld en de temperatuurmetingen hebben betrekking op 1 augustus 2010 en zijn afkomstig van de Moderate Resolution Imaging Spectroradiometer (MODIS) op de Amerikaanse satelliet Terra. Op dit meetplatform bevindt zich ook de Multi-angle Imaging Spectroradiometer (MISR), die onder verschillende hoeken naar het aardoppervlak en de bewolking kijkt. Daardoor is het instrument onder andere geschikt voor hoogtebepalingen van bewolking. De top van de cirkelvormige wolk bleek na analyse van de MISR-gegevens een hoogte te hebben van ruim 12 kilometer (figuur 5).
De talrijke rookdeeltjes die door de pyroCb hoog de troposfeer en ook nog net de stratosfeer in waren geblazen, werden ook gedetecteerd door het Nederlands-Finse Ozone Monitoring Instrument (OMI) op de Amerikaanse Aura-satelliet, die enige uren later hetzelfde gebied in kaart bracht (figuur 6). Het instrument trof toen aerosolen aan boven de toppen van de hoge bewolking, dus in de stratosfeer.
Naast MODIS, MISR en OMI was er nog een vierde instrument op een satellietplatform dat aanwijzingen leverde voor de aanwezigheid van een pyroCb. Het gaat in dit geval om de Frans-Amerikaanse CALIPSO (Cloud-Aerosol Lidar and Infrared Pathfinder Satellite Observations) satelliet. Hierop is onder andere een LIDAR, de Cloud-Aerosol Lidar with Orthogonal Polarization (CALIOP), geplaatst. Dit instrument verschaft informatie over aanwezige lagen met bewolking, rook, stof, zand, vulkanische as en andere aerosolen. Op basis hiervan kan een vertikale doorsnede van de dampkring worden gemaakt waarop eventuele bewolking en aerosolen zichtbaar zijn. Toevallig kwam de CALIPSO op 1 augustus over het gebied met de pyroCb. Op de metingen was boven de hoge bewolking duidelijk een laag met aerosolen terug te vinden, rook die door de pyroCb de stratosfeer in was gevoerd (figuur 7). Daarmee werd deze pyroCb een van de best gedocumenteerde gevallen tot nog toe.
Rest nog de vraag hoe die pyrocumulonimbus daar boven Noord-Rusland terecht kwam. Met behulp van een zogeheten trajectoriënmodel kan dit worden berekend. Het weermodel gebruikt weerwaarnemingen en eerdere computeranalyses om achteruit te rekenen en zo de herkomst van de lucht op verschillende niveaus in de atmosfeer te bepalen te bepalen (zie Zenit juli/augustus 1991). Daarbij bleek dat de lucht in de Noord-Russische pyrocumulonimbus van 1 augustus de dagen ervoor over het gebied met snel heviger wordende bosbranden in West-Rusland was getrokken (figuur 8). 'Dankzij de satellietwaarnemingen weten we nu dat een pyrocumulonimbus aan de explosieve toename van de branden boven West-Rusland op 30 augustus, heeft bijgedragen', aldus Fromm.

8. Trajectoriën van de lucht van de pyrocumulonimbus van de figuren 4, 5, 6 en 7. De lucht bevond zich de dagen ervoor boven een gebied met snel uitslaande bosbranden in westelijk Rusland. Bron: NASA/Earth Observatory.

 

Klimaat
Aerosolen die in de stratosfeer terecht zijn gekomen, kunnen zich daar lang handhaven en grote afstanden afleggen. In de troposfeer zorgen wolken en regen er nog voor dat de verontreinigingen terugkomen op het aardoppervlak, maar daarboven ontbreken deze processen. De rook van de branden in Rusland van 2010 zweefde na enige dagen boven het oosten van de Verenigde Staten.
Door de langere verblijftijd van deeltjes in de stratosfeer is het van belang de invloed van natuurbranden met pyroCb's op de stralingshuishouding van de atmosfeer, en daarmee op het klimaat, opnieuw in kaart te brengen. Datzelfde geldt voor de bijdrage van vulkanen, omdat aerosolen die aanvankelijk voor vulkanische as werden aangezien, nu afkomstig blijken van natuurbranden.

Literatuur:
Fromm, M. et al. (2010). The untold story of pyrocumulonimbus, Bulletin of the American Meteorological Society, september 2010.