Kees Floor, Zenit februari 2006

De onderste laag van de atmosfeer is in hogedrukgebieden vaak geheel losgekoppeld van de luchtlagen daarboven. Vervuilende stoffen die zich onderin bevinden, kunnen onder dergelijke weersomstandigheden niet worden afgevoerd naar omhoog; een zogeheten inversie belemmert de onderlinge uitwisseling. Daardoor blijft rook onder een inversie hangen en bevindt de bovenkant van de rookpluim zich op dezelfde hoogte als de inversie. Ook bij de Engelse oliebrand van zondag 11 december 2005 was dat het geval.

De brand deed zich voor in het Buncefield-oliedepot in Hemel Hempstead, zo'n veertig kilometer ten noordwesten van Londen. Volgens verscheidene nieuwsmedia was het de grootste oliebrand in Europa sinds de Tweede Wereldoorlog. De opname van figuur 1 werd gemaakt door een amateurfotograaf vanuit een vliegtuig dat kort daarvoor vanaf het nabijgelegen Londense vliegveld Luton was opgestegen. De enorme vuurzee was rond 06 UTC ontstaan na drie zware explosies die tot op 140 kilometer afstand te horen waren en ook in Nederland door infrageluidsensoren van het KNMI werden opgemerkt. Van de 26 olieopslagtanks met in totaal 150 duizend ton brandstof gingen er 22 in vlammen op. De brand ging gepaard met een gigantische zwarte rookpluim van zestig meter hoogte (Metro). De Volkskrant meldt zelfs dat de rook opsteeg tot een kilometer hoogte en vervolgens langzaam naar het oosten afboog. Een groot deel van Londen en wijde omgeving ging zondagmiddag schuil onder het donkere, 230 kilometer brede rookgordijn, wat goed te zien was op de satellietbeelden van die dag (figuren 2 en 3).

2. Kunstmatig ingekleurd satellietbeeld van de Noordzee en omgeving, zondag 11 december 2005, 12.05 UTC. Boven een nagenoeg windstil Zuid-Engeland bevindt zich het donker getinte rookgordijn van de brand van figuur 1. Grote delen van Nederland gaan schuil achter laaghangende bewolking. Satelliet: NOAA. Beeldbewerking: DLR, Oberpfaffenhofen.
METEOSAT-beelden van de oliebrand.

Weerkaart
Het weer op de plaats van de ontploffing werd bepaald door een hogedrukgebied dat zowel in Engeland als aan de overzijde van de Noordzee in Nederland en Vlaanderen rustig weer bracht. De weerkaart van zondag 11 december 12 UTC is afgebeeld als figuur 4. De richting van de isobaren duidt op een westelijke stroming ten noorden van de brandhaarden; ten zuiden ervan staat vrijwel geen wind. De westelijke stroming spoort met in de Volkskrant aangehaalde waarnemingen van ooggetuigen die de rookpluim naar het oosten zagen afbuigen. De vorm van de pluim op de foto van figuur 1 en op de satellietbeelden van figuur 2 en figuur 3 wijst echter meer in de richting van een zowel in de hoogte als in de tijd veranderlijke wind.
Zonder weersveranderingen zou de rook bij een westelijke stroming de Noordzee over kunnen steken en zo een bedreiging gaan vormen voor de luchtkwaliteit in Nederland en België. Uiteindelijk kwam de rook echter in Normandië en Bretagne terecht en trok later naar Spanje. Op de weerkaart is al te zien wat daarvan de oorzaak is. Juist ten noorden van Schotland en Ierland ligt namelijk een koufront, waarachter de wind noordelijk is. De stroming voert het front naar Zuid-Engeland. Het front passeerde Hemel Hempstead in de vroege ochtend van maandag 12 december. Tijdens zo'n frontpassage draait de wind en is hij gewoonlijk enige tijd vlagerig. Kennelijk was de meteorologische begeleiding onvoldoende of niet gericht op 'de werkvloer'. Volgens De Standaard maakte een verandering van de windrichting het de brandweer namelijk extra moeilijk doordat de rook werd rondgeblazen, waardoor de brandweerlieden er middenin kwamen te staan. Het grillig gedrag van de wind tijdens de frontpassage is ook op de registraties van een aantal Nederlandse waarneemstations (niet afgebeeld) terug te vinden.

3 (links). Zuid-Engeland tijdens de brand van 11 december 2005, 13.35 UTC, in ware (links) en valse kleuren. Instrument: MODIS. Satellieten: Terra (boven) en Aqua. Bron: NASA/GSFC MODIS Land Rapid Response Team.

4. Weerkaart van zondag 11 december 2005, 12 UTC. Het weer in het zuiden van Engeland en in onze omgeving wordt bepaald door een hogedrukgebied. Juist ten noorden van Ierland en Schotland ligt een koufront. Bron: KNMI.


5. Verloop van temperatuur (rood) en dauwpunt (blauw) met de hoogte. De Bilt, zondag 11 december 2005, 12 UTC. Op ongeveer een kilometer hoogte bevindt zich een subsidentie-inversie. De lucht daaronder is erg vochtig, wat de laaghangende bewolking verklaart die op het satellietbeeld van figuur 2 zichtbaar is. Bron: KNMI.

Satellietbeelden
Geregeld wordt gedacht dat hogedrukgebieden onlosmakelijk verbonden zijn met zonnig, onbewolkt weer. Vooral in de winter gaat deze 'regel' echter lang niet altijd op. De uitzondering doet zich voor in de onderste kilometer van de atmosfeer. Boven deze onderste laag treden steeds dalende luchtbewegingen op, waarbij de lucht niet alleen hoogte verliest, maar ook opwarmt en uitdroogt. Eventuele bewolking lost daarbij op. Bij een droge onderste laag van de atmosfeer leidt dat tot zonnig weer, zodat dan het verband tussen een situatie met hoge luchtdruk en zonnig weer geldig is. Is de lucht onderin echter erg vochtig, dan treedt vaak mist of laaghangende bewolking op. Vooral in het winterhalfjaar kan deze hardnekkig zijn.
Dit was boven Nederland op die zondag 11 december 2005 het geval. Het satellietbeeld van figuur 2 laat zien dat grote delen van het land onder een omvangrijk wolkendek schuil gingen. Het beeld is afkomstig van een polaire, Amerikaanse NOAA-satelliet, die elke dag enkele malen overkomt op een hoogte van ruim 800 kilometer. De bewolking strekt zich via de Noordzee uit tot over Norfolk. In de rest van Engeland, Vlaanderen en stukjes van daaraan grenzende Nederlandse provincies scheen de zon meestal wel. De Londenaren kregen hem door het rookgordijn van de oliebranden echter nauwelijks te zien.
Doordat de rookwolk niet door bewolking aan het zicht werd onttrokken, is hij op de satellietbeelden goed terug te vinden als donkere plek. Figuur 2 is een zichtbaarlichtbeeld dat vervolgens met meetgegevens in andere golflengtegebieden kunstmatig is ingekleurd. Figuur 3 toont een kleiner gebied boven Zuid-Engeland anderhalf uur later, ditmaal in ware kleuren. Het beeld berust op meetgegevens van het MODIS-instrument op de Amerikaanse satelliet Aqua.
Naast de rook boven Engeland en de laaghangende bewolking boven Nederland, toont het satellietbeeld van figuur 2 onder andere bewolking boven het noorden van Schotland en boven Noord-Ierland. Deze bewolking hangt samen met het genoemde koufront dat bij de bluswerkzaamheden roet in het eten dreigde te gooien.

TEMP-diagram
Zoals door de Volkskrant gemeld, reikte de rookpluim tot ongeveer een kilometer hoogte. De hoogte van die bovengrens is ook af te leiden uit metingen van radiosondes, die elke twaalf uur op een groot aantal plaatsen ter wereld aan weerballonnen worden opgelaten. De sondes meten tijdens hun reis omhoog temperatuur, vochtigheid, luchtdruk, windrichting, windsnelheid en hoogte. De gegevens worden uitgezet in een zogenoemd TEMP-diagram en worden onder andere gebruikt om de stabiliteit van de atmosfeer in kaart te brengen.
Figuur 5 geeft het onderste deel van zo'n registratie van temperatuur en vochtigheid. Langs de verticale as is de hoogte uitgezet in verschillende eenheden; de getallen uiterst links geven de hoogte in kilometers. De bovenzijde van het afgebeelde deel van het diagram ligt op ruim drie kilometer. Om praktische redenen is de temperatuur niet uitgezet langs de horizontale as. Lijnen van gelijke temperatuur staan daardoor niet rechtop, maar lopen schuin van linksonder naar rechtsboven. De temperatuurlijn van nul graden is groen gemarkeerd. De overige temperatuurlijnen (blauwe, getrokken lijnen) lopen evenwijdig aan de groene lijn en zijn weergegeven om de twee graden, maar dikker om de tien graden. Alleen de temperatuurlijn van 20 graden is aangeduid met de bijbehorende temperatuur. Het diagram bevat tevens streepjeslijnen, waarvan we hier verder geen gebruik zullen maken.

Subsidentie-inversie
De rode lijn in het TEMP-diagram van figuur 5 geeft het temperatuurverloop met de hoogte boven De Bilt op zondag 11 december 12 UTC. Op de plaats van de brand was het beeld vergelijkbaar. Duidelijk is de zien dat de temperatuur op een hoogte van ongeveer duizend meter sterk oploopt van twee naar negen graden. Gemiddeld genomen neemt de temperatuur af met de hoogte. Het omgekeerde verloop - zoals hier optrad - noemt men een inversie; als de inversie samenhangt met dalende luchtbewegingen in een hogedrukgebied, spreekt men van een subsidentie-inversie. De inversie fungeert als een deksel op de luchtlaag eronder. Lucht uit de onderste laag die erin zou slagen door de inversie heen te stoten, is kouder dan de lucht erboven en zakt vervolgens door zijn eigen gewicht terug nar de plaats van herkomst onder de scheidingslijn. Daardoor is er nauwelijks uitwisseling tussen de lucht onder de inversie en de lucht erboven. Verontreinigingen in de onderste laag kunnen zich alleen daar verspreiden; afvoer door uitwisseling met schonere lucht van boven is bij dergelijke weersomstandigheden niet mogelijk. De inversie is daardoor tevens de bovenste begrenzing van de verontreinigde lucht, in dit geval de rookpluim van de oliebrand. De hoogte van de rookpluim zegt daardoor meer over de inversiehoogte dan over de ernst van de brand.

Grondinversie
Windgegevens van de Engelse ballonoplatingen laten zien dat er in de hele laag onder de inversie vrijwel geen wind stond. Daardoor kon de wolk zo sterk uitdijen en een diameter van 230 kilometer aannemen. Wel was er bij het uitbreken van de brand onder de subsidentie-inversie nog een tweede inversie aanwezig; de resten daarvan zijn ook op figuur 4 nog te zien. Zo'n zogeheten grondinversie is een gevolg van de nachtelijke afkoeling van het aardoppervlak. De koude grond doet de lucht erboven van onderen af afkoelen. Daardoor treden vlak bij het aardoppervlak de laagste temperaturen op en neemt de temperatuur toe met de hoogte, wat een belangrijk kenmerk is van een inversie. Mogelijk lag de grondinversie op een hoogte van 60 meter, de hoogte die Metro voor rookpluim opgaf en was de verslaggever van die gratis ochtendkrant eerder ter plaatse dan de correspondent van de Volkskrant. Door de grote hitte kostte het de rook van de oliebrand na enige tijd echter geen moeite door de grondinversie heen te breken en kon deze gemakkelijk doorstijgen tot de volgende barrière: de subsidentie-inversie op ongeveer een kilometer hoogte.

Laaghangende bewolking
De blauwe lijn in het TEMP-diagram van figuur 5 geeft het verloop van het dauwpunt met de hoogte. Het dauwpunt is een maat voor de vochtigheid van de lucht. Als temperatuur en dauwpunt gelijk zijn, is de lucht verzadigd. In droge lucht is het verschil tussen temperatuur en dauwpunt groot. De lucht is in dit geval verzadigd vanaf tien meter hoogte tot aan de subsidentie-inversie. De inversie vormt dus niet alleen de bovenste begrenzing van de rook, maar ook van de bewolking. Het getoonde vochtprofiel kan niet gebruikt worden voor de plaats van de ramp; daar ontbreekt namelijk de bewolking.
Onderscheid tussen mist en laaghangende bewolking is op basis van satellietbeelden niet mogelijk; die tonen namelijk alleen de bovenkant en die ziet er in beide gevallen hetzelfde uit. Het TEMP-diagram laat zien dat de lucht vlak bij de grond niet verzadigd is. Er zal daar dus geen mist optreden, wat door de waarnemingen wordt bevestigd. In De Bilt was het alleen mistig tussen 07 en 08 UTC.

Een dag later.
Het blussen van de branden nam enkele dagen in beslag. Daardoor kwam er ook maandag nog rook terecht in de dampkring. Rond de middag lag het front dat eerder ter sprake kwam, boven Het Kanaal. Tegelijkertijd had het hogedrukgebied dat aanvankelijk ten zuiden van IJsland lag, zich verplaatst naar Noord-Ierland. Boven Zuid-Engeland stond vanaf de grond tot aan de iets in hoogte toegenomen subsidentie-inversie een straffe noordwestelijke stroming. Daardoor veranderde het rookgordijn van zondag in een strakke rookpluim, die maandag na het wegtrekken van de met het front samenhangende bewolking op satellietbeelden zichtbaar werd (figuur 6). Doordat de rookpluim een schaduw werpt op de ondergrond, is hij beter te zien. De bebouwing van de stad Londen ten zuidoosten van de brandhaard is cementgrijs. Rookpluim en bebouwing zijn echter nog beter te zien als het satellietbeeld kunstmatig wordt ingekleurd met stralingsgegevens uit geschikt gekozen kanalen van de MODIS. Figuren 3 (rechterkolom) en 7 toont daarvan het resultaat.

6. Zuid-Engeland op 12 december 2005, 13.35 UTC, in ware kleuren. De rook wordt met noordoostenwinden afgevoerd in een strakke rookpluim. Instrument: MODIS. Satelliet: Aqua. Bron: NASA/GSFC MODIS Land Rapid Response Team.

7. Als figuur, maar nu false-color.

Verspreiding van rook of verontreiniging bij aanwezigheid van een inversie. (groter).

Geraadpleegde bronnen:
(Websites van) Algemeen Dagblad, Earth Observatory, Gazet van Antwerpen, KNMI, Met Office, Metro (NL), De Morgen, NRC/Handelsblad, Spits, De Standaard, De Telegraaf en de Volkskrant.