Kees Floor, Zenit, maart 2011.

Net als overal op het Noordelijk Halfrond vindt in Scandinavië in maart de overgang plaats van de winter naar de lente. Het ene jaar houden winterse omstandigheden het wat langer vol, het andere jaar dient de lente zich wat vroeger aan dan normaal. De hierbij afgedrukte satellietbeelden geven een duidelijke illustratie van mogelijke verschillen tussen het ene en het andere jaar. Beide beelden zijn van 15 maart. In 2002 was toen de lente al voelbaar terwijl vorig jaar de winter nog van geen wijken wilde weten.

De Scandinavische winter wordt gekenmerkt door sneeuw boven land en ijs op de Oostzee. In 2002 was op 15 maart Zuid-Zweden onder de lijn Oslo-Stockholm al vrij van sneeuw, evenals Letland, Litouwen, Denemarken, Polen, het tot Finland behorende Åland en de Zweedse eilanden Gotland en Öland (figuur 1). We zien er op het satellietbeeld in natuurlijke kleuren de bruine tinten van het kale land en de groene tinten van de groenblijvende vegetatie. In 2010 lagen op dezelfde datum alle genoemde gebieden nog onder een sneeuwdek (figuur 2).

1. Satellietbeeld van het Oostzeegebied aan het eind van de winter 2001/2002. Het noorden van de Botnische Golf is bevroren en ook ten zuiden daarvan bevindt zich aan de oostkant nog wat ijs. De Finse Golf en het ten noordoosten daarvan in Rusland gelegen Ladogameer zijn slechts gedeeltelijk bedekt met ijs. In Zuid-Zweden, Letland, Litouwen en Polen ligt geen sneeuw meer. Datum: 15 maart 2002. Instrument: MODIS. Satelliet: Terra. (Bron: NASA/GSFC/ MODIS Rapid Response).

2. Satellietbeeld van het Oostzeegebied aan het eind van de winter 2009/2010. Het noorden van de Botnische Golf, de Golf van Riga, de Finse Golf en het Ladogameer zijn bedekt met ijs. In Zweden, Finland en de Baltische landen ligt sneeuw. Datum: 15 maart 2010. Instrument: MERIS. Satelliet: Envisat. (Bron: ESA). (wisselbeeld).

IJs op de Oostzee
IJs is op de Oostzee in de winter een normaal verschijnsel; naast de kou speelt daarbij ook het lage zoutgehalte een rol. Elk jaar vriezen het noorden van de Botnische Golf en het oostelijk deel van de Finse Golf dicht. In zachte winters blijft het daarbij, maar in strenge winters kan het ijs reiken tot aan de Deense wateren. Soms is dan alleen nog een klein gebied in het zuiden van de Oostzee ijsvrij; het zeegebied ten noordoosten van Bornholm vriest namelijk het laatst dicht.
De grootte van de omvangrijkste ijsbedekking van een winterseizoen loopt uiteen van 49- tot 422 duizend vierkante kilometer, dat is van bijna 12 tot 100% van het totale oppervlak. Gemiddeld gaat het om 218 duizend vierkante kilometer, net iets meer dan de helft. Het maximum wordt doorgaans aan het einde van de winter, eind februari of begin maart, bereikt. In april begint het ijs pas echt weer te smelten, in mei is het meeste ijs verdwenen en in juni is ook het uiterste noorden van de Botnische Golf weer ijsvrij.

IJs in 2002
De ijswinter van 2001/2002 was zacht, zo blijkt uit gegevens van de Finse weerdienst FMI. Het ijs op de Oostzee bereikte een omvang van 102 duizend vierkante kilometer, de op een na laagste waarde van het decennium; alleen in 2008 was er met slechts 49 duizend vierkante kilometer nog minder ijs. Het maximum van de ijsbedekking trad bovendien vroeg op en werd reeds op 1 februari bereikt. Vervolgens brak er een zachte periode aan, waarin het ijs op veel plekken al begon te smelten. Later wisselden zachtere en koudere perioden elkaar af, maar veel ijs kwam er toen niet meer bij. Op het satellietbeeld van 15 maart (figuur 1) zien we vooral nog ijs op het noordelijk deel van de Botnische Golf en op het uiterste oosten van de Finse Golf. Op de zuidelijke Botnische Golf drijft aanzienlijk minder ijs.

IJs in 2010
De ijswinter van 2009/2010 wordt door de Finse weerdienst gekarakteriseerd als normaal. Op 17 februari bereikte de omvang van het ijs zijn maximum van 244 vierkante kilometer, meer dan twee keer zo veel als in 2002. Bovendien trad het maximum later in het seizoen op, namelijk eerst op 17 en later weer op 25 februari 2010. Een dag later eindigde een ongebruikelijk lange periode van zestig dagen met onafgebroken vrieskou.
Doordat die kou in de tweede helft van februari ook nog eens vergezeld ging van een stormachtige wind, ondervond de scheepvaart meer hinder van het ijs dan in andere jaren; sinds 1996 was de situatie niet meer zo problematisch geweest. Tussen Zweden en Finland kwamen begin maart 50 schepen met aan boord duizenden passagiers vast te zitten; ze moesten met ijsbrekers worden ontzet.
Maart was in Finland de vierde achtereenvolgende maand met temperaturen beneden normaal. Perioden met vrieskou en met een stormachtig wind wisselden elkaar de eerste helft van de maand af. De omvang van de ijsbedekking schommelde wat heen en weer om pas in de tweede helft van de maand bij zachter en natter weer geleidelijk af te nemen.
Het satellietbeeld van figuur 2 geeft de situatie van 15 maart 2010, dus net voor de dooi definitief ging doorzetten. Er is aanzienlijk meer ijs zichtbaar dan op dezelfde datum in 2002. Vergelijk bijvoorbeeld de situatie van 2010 voor de Finse kust in het zuiden van de Botnische Golf en aan de zuidkant van de Finse Golf voor de kust van Estland met die van 2002: er zit in al die gebieden veel meer ijs. Verder is de Golf van Riga in 2010 voor een groot deel bedekt met ijs; in 2002 was die vrijwel ijsvrij. In het oosten van de Finse Golf is het ijs in 2010 compacter. Verder is nu ook het Ladogameer ten noordoosten van Sint Petersburg, dat op zijn beurt weer aan de oostkant van de Finse Golf ligt, geheel dichtgevroren. Op het satellietbeeld van 2002 zien we daar ook nog open water. Kennelijk liet de lente het vorig jaar wat langer op zich wachten dan in 2002.