Bruine deken na grondmist
Kees Floor; Zenit, december 2007.

Boven Amsterdam en het gebied rond het Noordzeekanaal toonde de hemel bij de horizon op 18 december 2006 een vieze bruine tint. Kennelijk kon het vuil dat vanaf het aardoppervlak in de onderste laag van de atmosfeer terecht kwam, niet weg.

1. Bullewijk, A9 en bruin deken van verontreinigde lucht boven Amsterdam, 18 december 2006.
2. Bruin deken van verontreinigde lucht boven Amsterdam, gezien vanaf de veerpont over het IJ achter het Centraal Station, 18 december 2006.
3. Grondmist boven de Ruigenhoekse Polder te Groenekan, 18 december 2006.

Zo'n opeenhoping van verontreinigingen onder in de dampkring, doet zich vaker voor als hogedrukzones net als toen het weerbeeld bepalen. In hogedrukgebieden vinden namelijk dalende luchtbewegingen plaats. De zakkende lucht wordt geleidelijk samengeperst; dat komt doordat de luchtdruk toeneemt als de lucht lager komt. Daardoor warmt hij op, net als de samengeperste lucht bij een fietspomp.

Inversies
Meestal daalt de lucht niet door tot aan het aardoppervlak, maar blijft hij steken op 1 of 2 kilometer hoogte. De temperatuur van de onderste laag van de atmosfeer, die grenst aan het aardoppervlak, is in dat soort situaties lager dan die van de lucht erboven. De overgang tussen de beide luchtlagen heet inversie. Inversie betekent omkering; de omkering waarop gedoeld wordt is die van het temperatuurverloop met de hoogte. Normaal gesproken neemt de temperatuur namelijk af met de hoogte. Daardoor is het bijvoorbeeld in het hooggebergte kouder dan in het dal of op zeeniveau. In de hier geschetste situatie neemt de temperatuur in de overgangszone van de beide luchtlagen juist toe met de hoogte.

Subsidentie-inversie
Het gebied waarin de inversie optreedt, fungeert als deksel op de onderste laag van de atmosfeer. Uitwisseling van lucht of van verontreinigingen tussen de beide lagen is erg moeilijk, zo niet onmogelijk. Daardoor blijft het vuil dat afkomstig is van menselijke bedrijvigheid bij het aardoppervlak, gevangen in de onderste luchtlaag. Het vuil kan zich namelijk niet mengen met de lucht erboven, zodat er geen verdunning optreedt. Hoe langer de situatie voortduurt, des te meer verontreinigingen hopen zich onderin op.
Een inversie die samenhangt met dalende luchtbewegingen in een hogedrukgebied, staat bekend als subsidentie-inversie. Zo'n type inversie is natuurlijk niet verantwoordelijk voor de luchtvervuiling in die optreedt in de onderste luchtlaag; dat vervuilen doen we namelijk zelf. Wel werkt de inversie het verdwijnen van de luchtverontreiniging tegen.

Van blauw naar grijs naar bruin
Ook zonder stedelijke en industriële verontreinigingen zweven er deeltjes in de lucht. De tint van de hemel is aan de horizon dan ook nooit zo blauw als hoger aan de hemel. Veel flatbewoners van de hogere etages kennen de grijze tint van de hemel bij de horizon uit hun dagelijkse ervaring. Zo bruin als op 18 december is het gelukkig meestal niet. De bruine tint kon niet alleen van buiten de stad worden waargenomen; ook vanaf de veerpont over het IJ was de opmerkelijke, viezige kleur van de hemel en de bijbehorende, vrij scherpe bovenste begrenzing, goed te zien.

Grondinversie
Als het weer onder invloed staat van hogedrukgebieden, is ook het optreden van een ander type inversie waarschijnlijk. Door het ontbreken van bewolking kan het 's nachts namelijk sterk afkoelen. De laagste temperaturen treden op aan de grond en rond zonsopkomst. Op 10 centimeter hoogte, waar de grastemperatuur wordt bepaald, is het tegelijkertijd iets minder koud en op de officiële waarnemingshoogte van 1,5 meter ligt de temperatuur nog weer wat hoger. Daardoor neemt de temperatuur toe met de hoogte, wat precies de voorwaarde is voor een inversie.
In veel gevallen raakt de afgekoelde lucht oververzadigd. Er vormt zich dan dauw en tegelijkertijd kan ook mist ontstaan. De bovengrens van de mist komt nooit hoger dan de bovenkant van de inversie. Vaak gaat het, net als op die 18e december 2006, om een dunne mistlaag, waar je overheen kunt kijken en waarbij de bovenlucht goed zichtbaar blijft. In dat geval spreken we van grondmist. De mist zit niet alleen dicht bij de grond, maar blijkt ook gevoelig voor het type ondergrond, wat vaak van perceel tot perceel verschillen oplevert in de mistvorming.

Meer beelden:

Inversie en zicht op Amstelveen, 18 december 2006.
Inversie en zicht op Amstelveen, 18 december 2006.
Grondmist boven de Gagelpolder te Achttienhoven, 18 december 2006.