Links: Luchtdrukverschillen boven de
Arabische Zee in de zomer. Boven het opgewarmde land van India is de luchtdruk
laag. Het water van de Arabische Zee en de Indische Oceaan is relatief koel. Deze
luchtdrukverdeling veroorzaakt de zuidwestmoesson, die met pijlen is weergegeven.
De ondergrond van de figuur is een chlorofylbeeld van SeaWiFS. Hoge chlorofylconcentraties
in het westen van de Arabische Zee hangen samen met opwelling langs de kust. Bron:
Bigelow Laboratory for Ocean Sciences, Boothbay Harbor, Maine en NASA/GSFC SeaWiFS
Project. |
Moesson
en opwelling
De zomerse moessonwinden vanuit het zuidwesten genereren
de regen voor een derde van de wereldbevolking. De wind waait min of meer evenwijdig
aan de kusten van Somalië, Jemen en Oman en kan af en toe windkracht 8 bereiken.
Het weggeblazen oceaanwater wordt aangevuld door water dat afkomstig is uit de
diepere lagen van de oceaan. Dit proces heet opwelling. Hierdoor komt voedselrijk
water naar het oceaanoppervlak, waarvan de algen profiteren. De wind voert soms
nog mineralen mee van het vasteland, die in zee neerdalen en daar een extra aanvulling
van voedingsstoffen voor algen leveren. Langs de genoemde kusten komt dan ook
veel fytoplankton en biomassa voor. Dit staat aan de basis van de voedselketen
in de oceaan en fungeert om zo te zeggen als visvoer. Het gebied wordt dan ook
tot de rijkste visgronden ter wereld gerekend.
Een krachtiger moesson veroorzaakt
meer opwelling en neemt meer mineralen mee. Dat levert meer voedingsstoffen op
voor de algen, die daardoor beter gedijen. Voorwaarde is overigens wel dat er
voldoende zonlicht beschikbaar is. In juni en juli is het boven grote delen van
de Arabische Zee overwegend bewolkt, waardoor de hoeveelheid zonlicht die op het
oceaanoppervlak invalt, niet maximaal is. Daardoor is de piek van algenbloei in
dat gebied gewoonlijk in de periode van augustus tot oktober. Dat is later dan
elders. In de noordelijke Atlantische Oceaan bijvoorbeeld piekt de algenbloei
in april. In de loop van oktober begint de wind te draaien, als overgang naar
de winterse noordoostmoesson. Daarbij loopt de beschikbare hoeveelheid voedingsstoffen
terug, zodat de algenbloei over zijn hoogtepunt heen raakt. Door deze gang van
zaken is er een grotere jaarlijkse gang in de productie van biomassa dan waar
ook ter wereld.
Sneeuw en algenbloei
De sterkte van de zomerse
zuidwestmoesson blijkt mede te worden bepaald door de omvang van de sneeuwbedekking
boven het Aziatische vastland in de voorafgaande winter. Als er 's winters meer
sneeuw ligt, is de bodem in de daarop volgende zomer minder warm. De binnenkomende
energie van de voorjaarszon gaat eerst op aan het smelten van het sneeuwdek en
het verdampen van de door smeltwater nat geworden bodem. Als er veel sneeuw ligt,
wordt er ook meer zonlicht teruggekaatst. Dat leidt tot aanhoudend lagere wintertemperaturen
en daarmee tot een koudere start van de zomer. Is er minder sneeuw dan normaal,
dan is het omgekeerde het geval. Het land warmt in dat geval zomers sterker op,
wat de zuidwestmoesson doet aantrekken.
Weerwaarnemingen laten zien dat de
omvang van het sneeuwdek in Zuidwest-Azie, in het gebied van de Himalaya en op
het Hoogland van Tibet sterk aan het afnemen is, vooral sinds 1997 (figuur 2).
Tegelijkertijd nam de kracht van de zuidwestmoesson toe. Ook werden de velden
met algenbloei groter, zoals uit metingen van de Sea-viewing Wide Field-of-view
Sensor (SeaWiFS) op de satelliet Seastar kon worden afgeleid (figuur 3). Daarmee
neemt echter niet alleen de voor vis beschikbare hoeveelheid voedsel toe. De kans
op zuurstoftekorten in het diepere oceaanwater onder de velden met algenbloei,
wordt eveneens groter. Dat vormt juist een bedreiging voor de visstand. Volgens
medewerkers van de vakgroep oceanografie en visserij van de Sultan Qaboos Universiteit
in Oman zijn er al enkele gevallen van massale vissterfte opgetreden.
Over
zuurstofarm water maakt men zich ook om andere redenen zorgen. Het levert de ideale
omstandigheden voor de groei van bacteriën die nitraten afbreken. Daarbij
ontstaat onder andere N2O, beter bekend als lachgas. Dit broeikasgas is driehonderd
maal effectiever dan koolstofdioxide.
Zo versterkt de opwarming van de aarde
uiteindelijk zichzelf. Dat gebeurt dus via de lange 'omweg' van een afname van
de sneeuw in Azië, een krachtiger worden van de zuidwestmoesson boven de
Arabische Zee, een toename van de algenbloei ter plaatse, het ontstaan van zuurstofarm
zeewater tijdens extreme bloeiperioden, de groei van bacteriën die nitraten
afbreken, en de vorming van lachgas, dat uit de oceaan weglekt, in de atmosfeer
terecht komt en bijdraagt aan het versterkte broeikaseffect.
Literatuur:
Goes et al., Warming of the Eurasian Landmass Is Making the Arabian Sea More Productive,
Science 2005 308: 545-547, 22 april.