Rokende rivieren, stomende sloten en walmend water
Kees Floor, Het Weer Magazine, oktober 1915.

Wanneer koude lucht uitstroomt over aanzienlijk warmer zoet of zout water, vormt zich vaak nevel of mist. Het dampende water doet zich voor op allerlei schalen: we zien het bijvoorbeeld boven een twee meter breed slootje in de polder (slootmist), maar het treedt ook op boven honderden kilometers brede kustwateren van de oceaan (zeerook).
Het temperatuurverschil tussen water en lucht moet minimaal 5 tot 15 graden bedragen, afhankelijk van de vochtigheid van de bij de vorming betrokken lucht en - boven zee - van het zoutgehalte van het oceaanwater. Hoe groter het temperatuurverschil, des te spectaculairder het verschijnsel. De windsterkte speelt bij het ontstaan van deze mist boven zee meestal geen rol; wel bepaalt hij mede de vorm van de mistflarden, -banden en -kolommen die voor deze mistvorm zo kenmerkend zijn.

Slootmist
De herfst geldt als belangrijkste periode waarin mist zich vormt in koude lucht boven het warme water van sloten, vaarten, kanalen, rivieren, plassen en meren. In het najaar kunnen de temperatuurverschillen tussen de in de nacht afgekoelde lucht en het na de zomer vaak nog relatief warme oppervlaktewater namelijk het gemakkelijkst de hoge waarden aannemen die voor de vorming vereist zijn. In andere seizoenen kan het verschijnsel ook optreden, maar minder vaak, Zo werd de riviermist boven de Elbe hartje zomer waargenomen, de kanaalmist boven het Eemskanaal trad op in de winter. Boven warmwaterbronnen zoals op IJsland of in het Amerikaanse Yellowstone Park, is het verschijnsel het hele jaar door te zien.
De koude lucht is vaak afkomstig van het omliggende land. Na zonsondergang daalt de temperatuur daarboven veel sneller dan boven water. De koude lucht is zwaarder en zakt naar beneden, naar het lager gelegen water of wordt door een zwakke wind naar het water gevoerd. Voor de mist die op deze manier ontstaat, zijn namen in gebruik als slootmist, kanaalmist en riviermist; de Engelse term is steam fog.

Zeerook
Zeerook ontstaat hoofdzakelijk in de wintermaanden december tot en met maart, vooral in de buurt van de kust, maar op hogere breedten ook tot op wel 1500 kilometer daarvandaan. De Engelse term is sea smoke. Bekend en frequent zijn de situaties waarbij continentale, arctische lucht over de noordoostkust van de Verenigde Staten de Atlantische Oceaan op trekt.
De voor dit verschijnsel veel gebruikte aanduiding arctische zeerook blijkt niet zo gelukkig gekozen; in de poolstreken komt deze mist nauwelijks voor en er zijn gevallen van zeerook bekend tot zelfs in de tropen.
De mist geldt als ondiep. Boven zoet water zal dat ook meestal het geval zijn, maar boven zee zijn zeerooklagen van 100 meter dikte of meer niet ongebruikelijk. Het zicht kan van geval tot geval sterk verschillen. Soms wordt het zicht nauwelijks beïnvloed, maar er zijn ook zichtwaarden van slechts 30 meter waargenomen.

Literatuur:
Saunders, P. M., 1964: Sea smoke and steam fog. Quarterly Journal of the Royal Meteorological Society 90 (384), 156-165.

Meer beelden slootmist


Sloot- en kanaalmist boven warmwaterbron,
Yellowstone NP, Wy, USA. (wisselbeeld).

Kanaalmist, Eemskanaal, Delfzijl.
(wisselbeeld).

Sloot- of kanaalmist boven Hoogekampse plas,
Groenekan
.

Glorie in sloot- en kanaalmist boven
warmwaterbron, Yellowstone NP, Wy, USA.

Slootmist, Visscherijmolenpolder/Egmondermeer,
Alkmaar.

Sloot- of kanaalmist, Fort Voordorp,
Groenekan.

Sloot- en kanaalmist boven de Nederrijn,
gezien vanaf de Wageningse Berg.

Sloot- of kanaalmist boven Hoogekampse plas,
Groenekan
.

Sloot- of kanaalmist boven Hoogekampse plas,
Groenekan
.
 

Riviersmist boven de Moezel, Moselkern (D).

Riviersmist boven de Moezel, Moselkern (D).