Kees Floor, Het Weer Magazine, april 2007
In het voorjaar is het aan de kust zonniger dan in de rest van het land. In de verklaring spelen stapelwolken een belangrijke rol.
![]() | ![]() | ![]() |
| 2. Satellietbeeld van 17 april 2006. In een brede kuststrook schijnt de zon. Meer landinwaarts zijn de stapelwolken eerst geordend in een patroon met wolkenstraten, later met witte plukken. |
Op
de bloembollenfoto zijn zulke stapelwolken in de verte te zien. We staan in Egmond
aan den Hoef, dus niet ver van de kust, en kijken over de Wimmenummer polder naar
het oosten, richting Alkmaar, zeg maar richting het binnenland. Boven ons zit
geen bewolking, gezien de brede strook ongestoord blauw aan de bovenzijde van
de opname. De bloeiende bollenvelden wijzen overduidelijk op een voorjaarssituatie.
Kortom: een prachtige lentedag.
Net als op alle andere dagen kwamen ook op
die 17e dag van april vorig jaar satellieten over om het wolkenpatroon boven Nederland
en elders gedetailleerd vast te leggen. De satellietbeelden lieten zien dat het
voorjaarsweer niet overal in het land even fraai was. Meer landinwaarts was er
minder zon; alleen de kuststrook blijkt tijdens de overkomst van de Aqua-satelliet
in de eerste helft van de middag wolkenvrij.
Niet uniek
Satellietbeelden
tonen in de lente en de zomer geregeld weersituaties met een op een zonnige kuststrook
na bewolkt Nederland. Ook de statistieken van het KNMI maken aannemelijk dat dergelijke
gevallen zich vakere moeten voordoen. Mei blijkt de zonnigste maand. De zon schijnt
dan meer dan 225 uur op sommige Waddeneilanden en in een van Den Helder naar het
zuiden toe steeds smalle wordende kuststrook. Het verschil met de Achterhoek en
met Limburg bedraagt ongeveer 35 uur. April, juni en juli tonen een vergelijkbaar
beeld; steeds is het zonniger aan zee.
Stapelwolken
De verschillen
in het aantal uren zon kunnen we niet toeschrijven aan de 'gewone' weersystemen,
die het Nederlandse weer zijn dagelijkse gezicht geven. Depressies, warmtefronten
en koufronten maken niet of nauwelijks onderscheid tussen kuststrook en binnenland.
Bij de ontwikkeling van stapelwolken speelt de ondergrond wél een rol.
Dit type bewolking vormt zich namelijk door verhitting van de lucht van onderaf.
De opgewarmde lucht stijgt op en raakt oververzadigd, wat leidt tot druppelvorming
en dus tot bewolking.
In deze tijd van het jaar vindt de opwarming plaats boven
land. De zee is namelijk nog koud als nasleep van de achterliggende winter, zoals
de eerste badgasten elk kersvers zomerseizoen opnieuw ondervinden. Naarmate het
voorjaar vordert, komt de zon steeds hoger aan de hemel te staan, wint aan kracht
en doet de temperatuur van het aardoppervlak met de dag gemakkelijker oplopen.
Kuststrook
Als de lucht die komt aanstromen over de Noordzee,
de kustlijn is gepasseerd, duurt het even voor de opwarming voldoende is om tot
vorming van stapelwolken te leiden. Voor de eerste wolken er zijn, is die lucht
al weer enkele kilometers of tientallen kilometers het land binnengedrongen. De
kuststrook blijft zo vrij van bewolking, terwijl landinwaarts stapelwolken de
overhand krijgen. Dat gebeurt overigens pas in de loop van de ochtend; rond zonsopkomst
is het aardoppervlak door de nachtelijke afkoeling nog te koud om stapelwolken
te kunnen voortbrengen. Om de goede temperatuur te krijgen voor het op gang brengen
van de wolkenvorming, moet eerst de zon een tijdje schijnen.
Soms groeien
de stapelwolken verder landinwaarts uit tot een bui. De neerslagkaarten van het
KNMI zijn daardoor als het ware het negatief van het zonneschijnduurpatroon: in
mei nog geen 45 millimeter op Texel en ruim 60 millimeter op verscheidene plaatsen
dicht bij de Duitse grens.
Wolkenstraten.
Als de stapelwolken
zich eenmaal gevormd hebben, zijn ze niet altijd gelijkmatig over het land verdeeld;
op het satellietbeeld is dat duidelijk waarneembaar. Vaak is er een patroon te
onderkennen in het optreden van de bewolking. Ze ordent zich in langgerekte lijnen,
die bekend staan als wolkenstraten en ook voor een waarnemer aan de grond te herkennen
zijn. In België gebruiken ze liever de term koordwolken; de afzonderlijke
stapelwolken lijken namelijk als het ware aaneengeregen aan een draad.
De
wolkenstraten lopen evenwijdig aan elkaar, min of meer in de richting van de wind.
Ze liggen vijf tot tien kilometer uiteen, worden stroomafwaarts geleidelijk dikker
en kunnen lengtes aannemen van tientallen kilometers.
Na verloop van tijd wordt
het ordeningsprincipe in wolkenstraten verlaten; dan ontstaat een patroon met
witte plukken, die wat gelijkmatiger over het land zijn verspreid. Daar hebben
de stapelwolken doorgaans het buienstadium bereikt.
![]() |
| ![]() |
Zeewind
We
gaan weer terug naar Egmond aan den Hoef. Inmiddels is het juli geworden. Ditmaal
staan we in de Wimmenummer duinen. Opnieuw is de blik naar het binnenland gericht.
Het uitzicht en de daarvan deeluitmakende wolkenlucht doen ons sterk denken aan
de situatie in de bollentijd. In gedachte zien we de wolkenstraten al weer voor
ons.
Als we het satellietbeeld van die dag erbij pakken, blijken die koordwolken
echter niet of nauwelijks aanwezig. Het is een duidelijk andere situatie. De weerkaarten
die we raadplegen, geven ons gelijk: Destijds een stroming uit zuidwest tot west
tussen twee koufrontpassages door. Nu een slappe luchtdrukverdeling met boven
Nederland en de zuidelijke Noordzee vrijwel geen wind. In deze tijd van het jaar
een ideale situatie voor het ontstaan van zeewind.
Het gaat hier dan ook inderdaad
om een zeewindsituatie. De wind aan de grond waait daarbij overdag van boven zee
naar boven land. Je kunt zeewindcirculaties op satellietbeelden herkennen doordat
zich stapelwolken ontwikkelen langs de voorste begrenzing van de lucht die vanaf
zee het land binnendringt.
De met zeewind samenhangende windrichting is aan
onze kant van de Noordzee tegengesteld aan die in Engeland. Op het satellietbeeld
van die 6e juli 2004 is te zien dat de wind aan de overkant eveneens uit zee waait
en ook daar een wolkenloze kuststrook heeft gevormd. Op de overgang van het onbewolkte
naar het bewolkte gebied zijn de stapelwolken iets beter ontwikkeld dan verder
landinwaarts; die zone staat bekend als het zeewindfront.
![]() | ![]() | ![]() |
5.
Stapelwolken boven de Egmondermeer, Egmond aan den Hoef, 28 mei 2006 | 6.
Satellietbeeld met stapelwolken boven Nederland, 28 mei 2006. De zon schijnt volop
in een smalle strook langs de kust. |
Uiterst
smal.
Nog eenmaal keren we terug naar Egmond aan den Hoef. Ditmaal kijken
we in noordoostelijke richting uit over de Egmonder binnenvaart op de grens met
Heiloo. Het is 28 mei 2006; het voorjaar staat op het punt plaats te maken voor
de zomer. Aan de landzijde zien we weer stapelwolken; ze zijn nadrukkelijker aanwezig
en lijken dichterbij dan in de beide andere gevallen. Gaat het om een nieuw soort
situatie?
Het satellietbeeld van die middag kan weer uitsluitsel bieden. Het
contrast tussen het zwaar bewolkte binnenland en de zonovergoten kustzone blijkt
ditmaal wel erg groot; de zone met zon lijkt smaller dan ooit. De wolkenstraten
zijn uiterst kort en maken vrijwel direct plaats voor het witteplukkenpatroon
dat het grootste deel van het land bedekt. Maar aan de karakteristieke kenmerken
van de verdeling in bedekkingsgraad tussen kuststreek en binnenland is niet getornd.
Het bewolkingspatroon is opvallend gelijkmatig. Onderbrekingen zijn er alleen
bij 'gaten' in de overigens strakke kustlijn van Nederland en Vlaanderen: achter
het Marsdiep tussen Texel en de kop van Noord-Holland en boven de Zeeuwse wateren.
Veel
vaker
De hier besproken gevallen staan niet op zichzelf. De zon schijnt
aan zee in het voorjaar en de zomer écht langer dan in de rest van het
land. Aan zee is het weer nu eenmaal vaak verrassend mooier!
Bronnen:
Foto's:
Kees Floor
Beelden van de satelliet Aqua: NASA/MODIS Rapid Response Team/GSFC.
Satellietbeeld TV-presentatie: NOAA/DLR.