Kees Floor, Het Weer Magazine april 2015
Volgens een Noorse sage voer Erik de Rode in 982 een gedecideerde koers naar
het toen nog onbekende Groenland. Mogelijk hebben arctische luchtspiegelingen
de Viking de weg gewezen naar het door Europeanen nog onontgonnen land.
Boven de Noordelijke IJszee, de Noorse Zee en het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan krijgt men soms een vertekend beeld van zijn omgeving. De zon komt boven de horizon op een moment waarvoor astronomische berekeningen aantonen dat de poolnacht nog een of twee weken zou moeten voortduren. Er zijn 'zeemonsters' zichtbaar, waarvan op onverklaarbare wijze niemand ooit een gedetailleerde beschrijving heeft kunnen geven. Men meent 'eilanden' te zien op plaatsen waar de atlas zee geeft. En het oceaanoppervlak lijkt aan de horizon hoger dan op de plaats waar je je bevindt (figuur 1), een effect dat nu en dan zo uitgesproken is dat je je in een draaikolk waant. Vergelijkbare illusies doen zich voor boven de ijsvlakten van Groenland en van de poolgebieden (figuur 2); kennelijk is een koud aardoppervlak een van de voorwaarden voor het ontstaan ervan.
![]() |
![]() |
|
Bron achtergrondmozaïek van satellietdata:
Chelys.
|
Arctische luchtspiegelingen
De verschijnselen waar het hier om gaat, staan bekend als 'arctische luchtspiegelingen';
dit in tegenstelling tot de woestijnluchtspiegelingen, die boven een warm wegdek,
warm land of warm zeewater optreden. Arctische luchtspiegelingen zijn er in
verscheidene varianten. Steeds is een koud aardoppervlak vereist met daarboven
minder koude lucht. Onder dergelijke omstandigheden plant het licht zich niet
rechtlijnig voort, zoals we gewend zijn, maar volgt het gekromde banen. De minst
uitgesproken, maar toch al uiterst opmerkelijke vorm van arctische luchtspiegeling
is opdoeming. De kromming van de lichtstralen is daarbij net iets minder dan
de kromming van het aardoppervlak, maar toch al voldoende om als het ware over
de horizon heen te kunnen kijken. Voorwerpen in de verte zien we hoger dan hun
normale positie; ze lijken opgetild. Gebieden, plaatsen of objecten die zich
normaliter achter bijvoorbeeld een dijk of achter de horizon bevinden, worden
onder dergelijke omstandigheden opeens zichtbaar (zie kader 1).
Bij een tweede vorm van arctische luchtspiegeling, de luchtspiegeling naar boven,
lijkt het aardoppervlak vreemd vervormd met rechtopstaande onregelmatigheden
(figuren 1 en 2). Boven objecten, eilanden of kusten drijft als het ware een
op z'n kop staand spiegelbeeld ervan (figuren 2 en 3). De kromming van de lichtstralen
verandert in dit geval met de hoogte, wat de ongebruikelijke vervorming van
beelden veroorzaakt.
De sterkste kromming van lichtstralen in de atmosfeer treedt op bij het zogeheten
Nova Zembla effect, eveneens een variant van de arctische luchtspiegeling (zie
kader 2). Onder dergelijke omstandigheden plant licht dat enkele honderden kilometers
verderop is opgepikt, zich voort door een uitgestrekte, dunne, koude laag dicht
bij het aardoppervlak en kan zo een waarnemer op grote afstand bereiken. Omgekeerd
kan diezelfde waarnemer dus land zien dat ongekend ver weg is.
IJsland en Groenland
De luchtspiegelingseffecten dateren natuurlijk niet van vandaag of gisteren.
Zolang als de natuurkundige wetten die de voortplanting van licht beschrijven,
van toepassing zijn, zo lang ook kunnen deze effecten van optisch bedrog zijn
opgetreden en waargenomen. Vermoedelijk waren ze ook al in de middeleeuwen van
cruciale betekenis voor bijvoorbeeld de reizen die over de noordelijke Atlantische
Oceaan werden afgelegd door Kelten en Vikingen. De vaartuigen waarmee deze zeevaarders
destijds hun tochten uitvoerden, bezaten een soort van 'zeewaardigheid', die
nu de toets der kritiek bij lange na niet zou kunnen doorstaan. Het is dan ook
aannemelijk dat men niet zo maar onbesuisd in het wilde weg koerste, maar zoveel
mogelijk heeft gevaren met land in zicht.
Onder normale atmosferische omstandigheden zouden zeereizen of expedities vanuit
Europa naar IJsland en Groenland alleen uitgevoerd kunnen worden door onversaagde
avonturiers. IJsland kun je vanuit Europa namelijk niet zien liggen, zelfs niet
vanaf de uiterste noordwestpunt van de Faeroer; de afstand die minimaal overbrugd
moet worden, bedraagt 385 kilometer. Groenland is op zijn beurt niet te zien
vanaf de noordwestpunt van IJsland, ook al hoeft in dit geval slechts 300 kilometer
overbrugd te worden. Toch koersten reeds in de achtste eeuw van onze jaartelling
Kelten naar IJsland, in het jaar 874 gevolgd door de Vikingen, en keerden de
meeste avonturiers behouden terug. Mogelijk hebben ze voor vertrek, dankzij
de arctische luchtspiegelingseffecten, toch een glimp van het land van bestemming
kunnen opvangen. De 2122 meter hoge Vatnajokull bijvoorbeeld, een gletsjer in
het zuidoosten van IJsland, kan fungeren als een ideale lichtbron die, belicht
door de ochtendzon en bezien vanuit de Faeroer in noordwestelijke richting,
tijdens 'opdoemingscondities' geregeld moet kunnen zijn waargenomen. Vier procent
van de hoeveelheid licht die door de in het zonlicht blinkende gletsjer wordt
uitgezonden, kan onder dergelijke atmosferische omstandigheden de het dichtst
bij IJsland liggende plek van Europa op de Faeroer bereiken, wat voldoende is
om door het menselijk oog te worden opgemerkt. Een ervaren waarnemer kan zo
tot de overtuiging zijn gekomen dat er in noordwestelijke richting meer moest
zijn dan alleen maar zee.
Erik de Rode
Het verhaal van de verbanning uit IJsland van Erik de Rode kan eveneens een
aanwijzing vormen dat bij atmosferische omstandigheden waarbij arctische luchtspiegelingen
optreden, verafgelegen land zijn aanwezigheid kan verraden. Volgens een Noorse
sage volgde Erik in 982 vanaf de noordwestpunt van IJsland gedecideerd een noordwestelijke
koers, die hem langs de kortste route naar Groenland voerde. Groenland is vanaf
IJsland onder normale omstandigheden echter niet te zien; de afstand is ruim
60 kilometer te groot, zelfs vanaf de hoogste waarnemingslocaties. Voor een
waarnemer vlak bij zee ligt Groenland zelfs meer dan 150 kilometer te ver weg
om waargenomen te kunnen worden. Varend op zee zou men in een tientallen kilometers
brede strook geen land kunnen zien aan de horizon. Zonder besef dat er in de
door Eric gekozen richting land gevonden kan worden, was een reis met die koers
dan ook uiterst onwaarschijnlijk en riskant. De wind, die van de Groenlandse
ijskap over Straat Denemarken waait, was vrijwel onafgebroken tegen en voor
de zeestromingen in dat gebied geldt hetzelfde. Gezien de boten waarover Erik
beschikte, moet het traject IJsland-Groenland zelfs grotendeels roeiend zijn
afgelegd. Achteraf bezien zou een tocht van Zuidwest-IJsland rechtstreeks naar
de zuidpunt van Groenland, waar Erik zich uiteindelijk zou vestigen, veel minder
problematisch zijn geweest: wind en zeestromingen zouden de goede kant op hebben
gestaan en in Zuid-Groenland is het verblijf klimatologisch gezien aangenamer
dan meer naar het noorden. Alles wijst erop dat Erik de Rode uitsluitend over
informatie beschikt moet hebben die duidde op de aanwezigheid van land in noordwestelijke
richting. Alle vormen van arctische luchtspiegelingen kunnen hierbij een bepalende
rol gespeeld hebben.
Volgens de Noorse sage, waarin het verhaal van Erik de Rode verteld wordt, was
Erik op zoek naar de Gunnbjornscheren, lage, rotsachtige eilanden, die ruim
50 jaar eerder vanaf de noordwestpunt van IJsland gezien zouden zijn door een
zekere Gunnbjorn. Hij kwam in het eind van de negende eeuw door een storm op
de wateren ten noordwesten van IJsland terecht. Gunnbjorn's scheren zijn echter
nooit gevonden, noch door handelaars of vissers uit IJsland, noch door Engelse
of Nederlandse walvisvaarders. De vorm van de eilanden vertoont echter grote
gelijkenis met een beeld van de kust van Groenland, zoals men dat mag verwachten
onder de atmosferische omstandigheden, waarbij arctische luchtspiegelingen optreden.
Zonder dergelijke luchtspiegelingen boven koud oceaanwater zouden Kelten en
Vikingen met de tot hun beschikking staande 'technologie' vermoedelijk dus nooit
in IJsland of op Groenland terecht zijn gekomen.
Opdoeming in Nederland |
|
Verantwoording.
Bovenstaande tekst is gebaseerd op artikelen van Waldemar Lehn; zie http://home.cc.umanitoba.ca/~lehn/Papers.htm
Een eerdere versie ervan verscheen onder de titel : "Luchtspiegelingen
wezen Noormannen de weg naar Groenland" in de Volkskrant van 20
januari 1990