Kees Floor, Het Weer Magazine, augustus 2011. Reacties:
1.
Het aantal nachten met dauw is in augustus en september groter dan in de rest van het jaar. Jammer voor de boeren, maar fijn voor 'spotters' van natuurverschijnselen als bedauwde spinnewebben en de heiligenschijn.
![]() |
![]() |
|
|
Na een heldere nacht is het gras, zeker in deze tijd van het jaar, 's ochtends vroeg vaak drijfnat. Ook sommige andere gewassen of voorwerpen voelen dan in meerdere of mindere mate nat aan. De nattigheid wordt veroorzaakt door dauw. Dauw ontstaat als de begroeiing waarop hij zich vormt, afkoelt door nachtelijke uitstraling. De temperatuur waarop de dauwvorming inzet, heet het dauwpunt. Hoe droger de lucht, des te lager is het dauwpunt en des te groter de afkoeling die nodig is voor er dauwvorming optreedt.
Dauwweer
Het vocht dat bij de dauwvorming betrokken is, komt hoofdzakelijk uit de lucht.
Het zet zich af op het gras of het gewas in de vorm van afzonderlijke druppels,
dus niet als een dun laagje water. Daarnaast kan ook vocht uit de bodem een
rol spelen. Verder kunnen ´s nachts door extra wortelactiviteit dauwdruppels
uit de huidmondjes van planten geperst worden.
Gunstige weersomstandigheden voor het optreden van dauw zijn een heldere hemel
met vooral op de hogere niveaus droge lucht. In dat geval is de nachtelijke
afkoeling namelijk het sterkst en daalt de temperatuur van gras en gewas het
gemakkelijkst tot onder het dauwpunt. Daarbij is belangrijk dat warmte uit de
bodem de afkoelende delen niet kan bereiken; de vegetatie moet goed geïsoleerd
zijn van de ondergrond. De lucht dicht bij het aardoppervlak moet natuurlijk
juist wél vochtig zijn of er moet open water als vochtbron in de buurt
zijn; het vocht vormt namelijk de voeding voor de dauwdruppels. Een klein beetje
wind werkt ook mee; wind kan namelijk nieuw vocht aanvoeren als het oorspronkelijk
aanwezige vocht is opgegaan in de dauwdruppels. Dit laatste geldt overigens
alleen als de lucht de voornaamste leverancier van vocht is. In gevallen waarin
het meeste vocht afkomstig is uit de bodem, voert de wind het vocht juist af;
dan krijg je de meeste dauw bij windstil weer.
Dauwhoeveelheden meten
Om te weten te komen hoeveel dauw er op het gras of op de planten terecht komt
en hoe die hoeveelheden zich verhouden tot de neerslaghoeveelheden op dezelfde
locatie, zijn metingen nodig. Dauw laat zich echter niet vangen in een simpele
regenmeter, die je na een bui kunt aflezen door te kijken tot welk streepje
het water in het maatglas staat. Ook bij een tuincentrum of bij de Boerenbond
zul je tevergeefs aankloppen voor een dauwmeter.
Je kunt wel je toevlucht nemen tot wegen. Een container met bodem en gewas wordt
dan na het optreden van dauw gewogen en het resultaat wordt vergeleken met het
droge gewicht. Zo'n meting is echter ingewikkeld en tijdrovend. Daarom werkt
men voor de bepaling van de hoeveelheid verdamping liever met modelberekeningen
die geijkt zijn met de weegmethode.
Dauw en neerslag
De Universiteit Wageningen voerde gedurende 11 jaar bepalingen uit van de dagelijkse
hoeveelheden dauw en neerslag. Daarbij bleek dat neerslag en dauw gelijkmatig
over het jaar verdeeld zijn, maar dat er grote verschillen bestaan tussen afzonderlijke
jaren. Gemiddeld viel er 800 millimeter neerslag en 40 millimeter dauw; de dauwhoeveelheden
zijn dus klein ten opzichte van de neerslaghoeveelheden. Toch mag de rol van
dauw niet verwaarloosd worden, zeker niet als men, zoals in de landbouw, problemen
ondervindt door nat gras of gewas. Hoe langer het gewas nat is - of dat nu komt
door regen of dauw maakt niet uit - des te groter is het risico van het uitbreken
van schimmelziekten zoals aardappelziekte en lelievuur.
In de onderzoeksperiode viel er gemiddeld om de andere dag neerslag, terwijl
dauw gedurende zeven van de tien nachten dauw optrad. Het aantal dauwnachten
overtreft dus het aantal regendagen en de dauw vormt daardoor voor voor schimmelziekten
gevoelig gewas een grotere bedreiging dan de regen. Daar komt nog bij dat het
aantal dauwnachten het grootst is in de maanden augustus en september, dus aan
het eind van het groeiseizoen. Dat is net de periode dat de gewassen het meest
kwetsbaar zijn voor schimmelinfecties.
Heiligenschijn
Gelukkig is er ook goed nieuws over dauw te melden. Zo zien we in deze tijd
van het jaar tijdens rustig nazomer- of najaarsweer 's ochtends vaak spinnewebben
met dauwdruppels, een verschijnsel dat al menig fotograaf tot het maken van
een opname heeft verleid. Het KNMI heeft zelfs eenmaal en weerbericht doen uitgaan
met als kop: spinnewebbenweer, erop vertrouwend dat iedereen dat direct associeert
met een rustig weertype.
Daarnaast treedt in dauw een lichteffect op dat bekend staat als heiligenschijn.
Om het verschijnsel te zien is behalve dauw ook zonlicht nodig. Rond de schaduw
van ons hoofd kunnen we dan een helder, kleurloos aureool waarnemen. Als we
ons bewegen is het effect het duidelijkst te zien. Rond de schaduw van anderen
zien we de heiligenschijn niet. Om die reden vatte de kennelijk nogal van zichzelf
overtuigde 16e-eeuwse Italiaanse kunstenaar Benvenuto Cellini het lichtverschijnsel
destijds op als teken van zijn eigen genialiteit. In de praktijk heeft iedereen
echter zijn eigen, individuele heiligenschijn die hij alleen zelf kan zien.
Uit foto's blijkt dat zelfs de schaduw van een fototoestel op statief nog van
een heiligenschijn is voorzien.
Retroreflectie
Voor de verklaring van de heiligenschijn is weer van belang dat dauw niet als
een dunne film uitvloeit over bijvoorbeeld grassprieten, maar zich afzet als
druppels. De druppels fungeren als vergrootlas, dat enerzijds het zonlicht samenbrengt
op de grasspriet en anderzijds het licht weer terugstuurt in de richting waar
het vandaan kwam, dus richting zon of richting onze ogen. Dit laatste effect
staat bekend als retroreflectie; het wordt ook gebruikt bij wegmarkeringen van
katteogen of glazen bollen en bij de van glazen bolletjes voorziene deklagen
van verkeersborden, nummerplaten en andere oppervlakken die in het donker na
belichting door bijvoorbeeld de koplampen van een auto goed zichtbaar moeten
zijn. De glazen bolletjes doen precies hetzelfde als de waterdruppels in de
natuur: opvallend licht samenbrengen en terugsturen naar de afzender.
Wat er staat over de infectieperioden en het uitbreken van schimmelziekten
klopt niet helemaal. Het kan nog zo nat zijn, als er geen sporen zijn
is er geen infectie. En om sporen te krijgen bij veel schimmelziekten,
moet er eerst een groter verschil zijn geweest in de RV. De sporen moeten
nog sporuleren, dat gebeurd bij bijv. Phytopthora infestans (bij rijpe
sporen), bij een scherpe verlaging van de rv en bij Botrytis (Vuur) juist
bij regen. Het verhaal is dus niet helemaal compleet. |
.