Orkanen omzeilden Columbus
Kees Floor; Het Weer Magazine, oktober 2014.

Het hurricaneseizoen op de Atlantische Oceaan en het Caribisch gebied duurt van juni tot december en is op dit moment dus weer in volle gang. Dankzij satellietbeelden en overige weerwaarnemingen kunnen we de vorming van deze orkanen en hun posities goed volgen en in kaart brengen. Tegelijkertijd maken geavanceerde weermodellen steeds betrouwbaarder verwachtingen van de baan die de dood en verderf zaaiende weersystemen gaan volgen. Onder meer de scheepvaart kan hiermee rekening houden door de gevarenzones te mijden; zo nodig worden ook bedreigde boorplatforms en kustgebieden tijdig ontruimd of geëvacueerd.
In het verleden, toen al deze technische hulmiddelen nog niet beschikbaar waren en de schepen kwetsbaarder, ondernam men reizen door het voor hurricane gevoelige gebied zonder bekend te zijn met de gevaren die zich konden voorden en de risico's die men liep. Dat gold zeker voor de reis die de Italiaanse ontdekkingsreiziger Christoforus Columbus maakte in de nazomer van 1492. De ontdekker van Amerika stak toen met drie kleine schepen de Atlantische Oceaan over op weg naar China en Japan. Op 9 september vertrok hij van La Gomera, een van de Canarische Eilanden om vervolgens op 12 oktober te landen op Guanahaní, een van de eilanden van de Bahama's, dat door hem San Salvador werd genoemd.

GOES-satellietbeeld van de hurricane Irene
boven de Bahama's, 24 augustus 2011.
De route die Columbus aflegde
(groter).
Columbus neemt Guanahani in bezit,
12 oktober 1492. (Schoolplaat Isings).

Puur geluk
'Het mag een wonder heten dat de weersomstandigheden een dergelijke oversteek toelieten', schreef de Amerikaanse meteoroloog D.M. Ludlum reeds in de jaren zestig van de vorige eeuw in een overzicht van de oudst bekende tropische cyclonen in Amerika. Het Caraïbische gebied, waar de reis heen voerde, is berucht om de vele hurricanes die daar elk jaar weer tot ontwikkeling komen. Vooral in augustus, september en oktober, als het zeewater ter plaatse warm genoeg is om tropische stormen te kunnen doen uitgroeien tot orkanen, moet de scheepvaart rekening houden met dit heftige natuurverschijnsel. De drie schepen van Columbus, de Santa Maria, de Pinta en de Niña, waren uiteraard te klein en te licht om orkaanwinden van 120 km per uur of meer te kunnen trotseren; de door de wind opgewekte huizenhoge golven zouden helemaal fataal zijn geweest. Columbus heeft dan ook gewoon geluk gehad, zo stelt Ludlum. Het weer had maar even tegen hoeven zitten of de naam Columbus zou nooit zijn opgedoken in de geschiedenisboekjes en de wereld zou onkundig zijn gebleven van zijn pogingen om via een westelijke route de oostkust van Azië te bereiken.

Kleine kans
'Columbus had inderdaad wat geluk', zo meenden meer recent ook onderzoekers van de in Columbus (!) gevestigde Ohio State University, 'maar de kans op een ontmoeting met een tropische cycloon was overigens verwaarloosbaar klein'. De wetenschappers beschikten natuurlijk niet over betrouwbare weergegevens van ruim 500 jaar geleden, maar werkten in plaats daarvan met een gegevensbestand met banen van 875 tropische stormen en hurricanes in het Caraïbische gebied over een periode van ruim 100 jaar. Een tropische storm wordt geboekstaafd als hurricane indien windkracht 12 is opgetreden en er dus windsnelheden zijn bereikt van 120 km per uur of hoger. Tropische cyclonen die uitgewoed waren op het moment van vertrek van de Canarische Eilanden of die op latere datum ontstonden dan het moment waarop Columbus voet aan land zette, werden buiten beschouwing gelaten. Zo bleef een lijst met tropische stormen over die Columbus de das om hadden kunnen doen als hij zijn oversteek zou hebben gemaakt in de periode waarover de gegevens beschikbaar waren. Het meest bedreigend zouden de tropische stormen zijn geweest op minder dan 100 km afstand van de route. Dat waren er in de meetreeks van ruim honderd jaar vier, waarvan er slechts een orkaankracht bereikte. Als de frequentie van voorkomen van hurricanes destijds vergelijkbaar was met die van nu, was de kans dat Columbus' expeditie ermee maken zou krijgen slechts 1 procent. Betrekt men er ook tropische stormen bij, die hooguit windkracht 11 opleveren, dan wordt die kans iets groter, namelijk 4%.
De kans dat de vloot hinder zou hebben ondervonden van tropische cyclonen wat verder van de route is uiteraard groter. Uitbreiding van het gebied rond de route tot een straal van 250 km leverde drie nieuwe bedreigingen op: twee nieuwe hurricanes en een "gewone" tropische storm. Bij een verder oprekken van het gebied tot 500 km aan weerszijden van de route kwamen er nog twintig nieuwe gevallen bij, waarvan de wind bij twaalf stormen tot orkaankracht was aangetrokken. Veel van deze gevallen speelden zich echter af aan de rand van het gebied.

Windstille perioden
Veel opmerkelijker dan het uitblijven van hurricane-activiteit is volgens de onderzoekers de overvloed aan windstille perioden. Op maar liefst elf van de 36 dagen die de oversteek in beslag nam, stond er geen of vrijwel geen wind. Recente gegevensbestanden laten zien dat de ligging van de gebieden met de meeste windstille dagen ongewijzigd is gebleven en nog steeds verloopt langs de route van Columbus; het aantal dagen zonder wind is echter sterk teruggelopen en ligt nu duidelijk lager dan de 30% uit 1492. In een bestand met 47 jaar windgegevens lag het aantal windstille dagen in de periode van de reis op 10 tot 15%.
Of er sprake is van een verandering in windklimaat is overigens uit deze gegevens niet op te maken; 1492 kan in dit opzicht ook een bijzonder jaar zijn geweest. Voor dit laatste pleit een analyse van de snelheid van Columbus' vloot. Op windstille dagen bedroeg die ongeveer 0,2 m/s. Dit zou dan tevens de snelheid moeten zijn van de door windcirculaties aangedreven zeestromingen ter plaatse op het moment van de reis. De gevonden waarde is ongeveer even groot als de stroomsnelheden die tegenwoordig worden aangetroffen; dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat het grootschalige circulatiepatroon in de atmosfeer geen wezenlijke veranderingen heeft ondergaan.

De thuisreis
De onderzoekers uit Ohio concluderen dat bij de gekozen route in de gegeven tijd van het jaar het uitblijven van hurricanes niet verwonderlijk is. Wel heeft de vloot van Columbus rustiger weer gehad dan waar hij normaal gesproken recht op zou hebben. Daar eindigt hun verhaal; te vroeg als we Ludlum mogen geloven. Hij voert aan dat het bereiken van vaste Amerikaanse grond uiteraard niet voldoende is om verder als ontdekker van een Nieuwe Wereld door het leven te gaan. De resultaten moeten in de thuishaven gemeld worden en ook een terugreis kent zijn risico's. Aanvankelijk verliep de thuisreis voorspoedig; dankzij stevige westenwinden legde Columbus in januari 1493 eerst meer dan 150 km per dag af. Pas toen de vloot de gewoonlijk rustige wateren rond de Azoren bereikte, raakten de ontdekkingsreizigers met hun twee overgebleven schepen verzeild in een storm, zoals er in een winterseizoen gewoonlijk hooguit slechts twee voorkomen. Gelukkig lag de route zuidelijk genoeg om buiten het gebied met de hoogste windsnelheden te blijven. Toch had de vloot het moeilijk tot op de voorlaatste dag van de reis, die op 4 maart 1493 uiteindelijk alsnog succesvol werd afgerond.

Verantwoording.
Bovenstaande tekst is gebaseerd op:

R.S. Cerveny en J.S. Hobgood: "Meteorological Implications of the first voyage of Christopher Columbus", Bull. Amer. Meteor. Soc. 73 (2), p173, februari 1992,
Cerveny, R.S. and J.S. Hobgood, (1992b), The weather luck of Christopher Columbus, Weatherwise 45 (3), p24-26. en op
D.M. Ludlum: "Early American Hurricanes 1592-1870", Amer. Meteor. Soc, 1963.
Een eerdere versie ervan verscheen onder de titel : "Orkanen lieten Columbus ongemoeid" in Zenit, oktober 1992 en in Schip en Werf De Zee, augustus 1992.