Weermannen slaags over D-day

Kees Floor; , 5 juni 2004 (Ook als -krantenversie)


Amerikaanse soldaten gaan aan land,
6 juni 1944

Landingsvaartuig,
D-day .

Bevoorradingsschepen op het strand
van Normandië.

Geruzie van meteorologen bemoeilijkte in juni 1944 de besluitvorming over een invasie van de geallieerden in Normandië. De tegenstrijdige behoeften van landmacht, luchtmacht en marine waren hiervan niet de enige oorzaak; vooral over het verwachte weerverloop zelf kon men het maar moeilijk eens worden.

De manier waarop de advisering van generaal Eisenhower was opgezet, droeg al de mogelijkheid van conflicten in zich. Om bij een onverhoopte mislukking van de landing de zwarte piet niet terecht te laten komen bij slechts een van de deelnemende partijen, werden drie groepen meteorologen ingezet: experts van de Britse Weerdienst, van de centrale weerdienst van de Amerikaanse Luchtmacht en van de Britse Marine waren bij de meteorologische advisering betrokken. De Brit Stagg kreeg de achteraf bezien ondankbare taak om met een eensluidende, gezamenlijk gedragen weersverwachting te komen.
Over sommige zaken kunnen experts het gemakkelijk eens worden. Zo was onomstreden dat het op 5, 6 en 7 juni springtij zou zijn; bij springtij zijn de laagwaters extra laag en komt een breed strand beschikbaar. De opgeworpen versperringen, veelal voorzien van explosieven, zouden onder die omstandigheden zonder al te veel moeite opgeruimd kunnen worden. Het volgende springtij was van 17 tot 19 juni, maar dan was er geen volle maan en moest alles in het pikkedonker plaatsvinden. Later zou blijken dat een naar die periode uitgestelde invasie door windkracht 7 boven Het Kanaal zou zijn uitgelopen op een ramp zonder weerga.

Als de landing in Normandië in mei had kunnen plaatsvinden, zouden de ruzies tussen de meteorologen zich niet hebben voorgedaan. Van de in hoog aanzien staande Britse en Amerikaanse meteorologen die bij de weeradvisering betrokken waren, was weliswaar bekend dat ze onmogelijk van eenmaal ingenomen standpunten waren af te brengen en daarnaast provocaties niet schuwden. Mei bracht in 1944 echter langdurig stabiel weer en verwachtingen geven gedurende een dergelijke periode vrijwel nooit aanleiding tot onenigheid onder meteorologen. Helaas was de geallieerde troepenmacht op dat moment nog niet gereed; door vertraging bij de productie van landingsvaartuigen bleek uitstel nodig tot juni. De fraaie meimaand was bij Duitse meteorologen uiteraard ook niet onopgemerkt gebleven; vandaar dat de tegenpartij die periode vrijwel onafgebroken in alarmfase verkeerde en intensief patrouilleerde langs de Franse kusten. De Nazi's achtten een landing in de buurt van Calais in de maand juli echter het meest waarschijnlijk.

Begin juni werd duidelijk dat het weer zou omslaan. Oceaanstoringen stonden op het punt hun werkterrein naar West-Europa uit te breiden. Ook dat hoeft op zich nog geen reden te zijn tot tweedracht in de meteorologische gelederen. Pas als het gaat om de precieze timing van het slechte weer en de daarmee onlosmakelijk verbonden opklaringen, gaat het mis. We weten dat dit vandaag de dag, ondanks computermodellen van de atmosfeer en de beschikbaarheid van satellietbeelden, nog steeds wel eens een probleem vormt, dus het hoeft geen verbazing te wekken dat dit destijds nog veel moeilijker lag. Als extra handicap zijn weerwaarnemingen in oorlogstijd niet vrijelijk beschikbaar. Toen de eerst signalen van een op handen zijnde weersomslag zich aandienden, begonnen de prognoses van de bij de advisering betrokken weerdiensten dan ook prompt uiteen te lopen. De Amerikanen bleven optimistisch, de Britse Weerdienst raakte somber gestemd en de Marine nam een tussenpositie in. Woordvoerder Stagg leunde tijdens de briefings van 1 juni meer op de Britse voorspellingen, maar plaatste wel de kanttekening dat er geen overeenstemming bestond. Een dag later bleef iedereen hardnekkig vasthouden aan eerder ingenomen standpunten en tijdens de frequente telefonische conferenties kwam het geregeld tot een uitbarsting. Ook op zaterdag 3 juni moest Stagg nog een slechte boodschap overbrengen, al was het pessimisme toen inmiddels overgenomen door de andere partijen. Daardoor werd besloten de datum van 5 juni, aanvankelijk eerste keus, als optie voor een landing los te laten en de invasie uit te stellen naar 6 juni. Deze beslissing werd zondagochtend 4 juni, toen het inmiddels flink was opgeklaard en de barometer begon te stijgen, bekrachtigd, zodat niet-ingewijden het besluit met ongeloof aanhoorden. Een definitieve beslissing werd vooruitgeschoven naar de avond van 4 juni; wel werden vlootonderdelen in verafgelegen havens vast op weg gestuurd.


Weerkaart van 5 juni, de dag van de uitgestelde invasie.


Eisenhouwer spreekt met
parachutisten op D-day.
Diezelfde middag liepen de gemoederen in de meteorologische adviesteams opnieuw hoog op; spanning en vermoeidheid speelde daarbij vermoedelijk een belangrijke rol. De oude posities werden weer ingenomen en verdedigd. De conflicten hielden aan tot er veel later die dag nieuwe weerrapporten binnen kwamen van onder meer uitgezonden verkenningsvluchten. Achter het slecht-weergebied dat een invasie op 5 juni weinig aantrekkelijk maakte, werden opklaringen gesignaleerd die dinsdagochtend 6 juni een weersverbetering moesten opleveren. Over de vraag of deze zou aanhouden, bleef men het oneens. Dat was voldoende om de onenigheid over te doen slaan op het opperbevel. De beide bevelhebbers van de Luchtmacht vonden het te riskant, hun collega's van de landstrijdkrachten en de marine wilden doorzetten. De stem van Generaal Eisenhower moest de doorslag geven. Terwijl de regen tegen de ramen kletterde, maakte hij zijn afwegingen. Het was geen gemakkelijke beslissing, maar inmiddels is gevoegelijk bekend hoe deze uitpakte. In de vroege ochtend van 5 juni werd het besluit onherroepelijk; 6 juni was de inzet van meer dan 4000 oorlogsschepen, bijna 10 000 vliegtuigen en ongeveer 160 000 manschappen een feit.

Tijdens de landingen was het weer zoals uiteindelijk verwacht of zelfs beter. Wel leverde meer landinwaarts aanwezige bewolking problemen op bij de bombardementen van strategische doelen. Ook waren de stranden minder breed dan gehoopt. Verder had de zee meer tijd nodig om tot rust te komen na het slechtere weer van de voorafgaande dagen, zodat er veel zeezieken waren en er door de hoge golven 27 van de 32 amfibietanks verloren gingen. Toch was D-day een succes: het werd hét keerpunt in de Tweede Wereldoorlog. De geallieerden leden zware verliezen, maar dank zij meteorologische expertise kwam het eind van het Derde Rijk snel dichterbij.

In feite speelden de Duitse meteorologen eveneens een rol. Ook zij hadden zich gesteld gezien voor de problemen waar hun geallieerde collega's mee worstelden. Hoewel de Duitse Weerdienst een langere traditie had en vermoedelijk beter was dan die van de Engelsen en de Amerikanen, hadden de Nazi's geen toegang tot weerwaarnemingen van boven de oceaan. Hun conclusie was dat een oversteek naar Frankrijk tijdens een periode met zo slecht en onvoorspelbaar weer onmogelijk was. De alarmfase langs de kust werd ingetrokken, de patrouillering op en boven Het Kanaal onderbroken en veldmaarschalk Rommel vertrok naar Duitsland voor overleg met Hitler. Slechts één Duitse meteoroloog sloeg alarm, maar hij bleef een roepende in de woestijn. Meer dan de weersomstandigheden bleek uiteindelijk het verrassingseffect belangrijk. De onenigheid tussen de geallieerde meteorologen was hinderlijk, het gebrek aan overeenstemming tussen weerkundigen van de strijdende partijen echter essentieel voor een geslaagde landingsoperatie.

Het weer op D-day in de ochtend: op de linkerfoto is het geheel bewolkt. Uit de verplaatsing van de rook op de rechterfoto is af te leiden dat de wind west tot noordwest was.

Het weer op D-day in de middag: meer en meer opklaringen.
(bron: US Naval Historical Research Center)

 

Weerkaarten van 6 juni 1944 's ochtends volgens de Britse Weerdienst (links) en volgens de Duitse Weerdienst.