de Volkskrant van 26-06-2004 Pagina 3W Wetenschap

Zomerweer

Waarnemers kunnen risico op vuur in de natuur redelijk inschatten

Liever de stilte over een bosbrand

Door Kees Floor

 

Vochtigheid, wind, tal van omstandigheden bepalen de kans op een bosbrand. Tot op zekere hoogte zijn die factoren te meten. Blijkt dat de kans op brand groot is, dan wordt dat niet bekendgemaakt.

 

  Het ging er nogal hevig aan toe, vorig jaar in Frankrijk en Portugal. Branden verwoestten grote arealen bos en bedreigden bewoners en toeristen. Nu een nieuw bosbrandseizoen voor de deur staat en de vakanties weer beginnen, dringt de vraag zich op of het er dit jaar net zo heftig aan toe gaat.

Goed nieuws is er vooral voor de gebieden die vorig jaar werden getroffen: daar is de brandstof voor bosbranden vrijwel op. Voor de bossen die gespaard zijn gebleven, hangt het sterk af van het weer wat er gebeurt. Bij grote hitte en droogte is het risico in deze gebieden opnieuw groot.

In Nederland, waar vorig jaar geen grote branden woedden, lijken de natuurbeheerders zich weinig zorgen te maken. Bij de inrichting van bos- en duingebieden in Nederland speelt het minimaliseren van brandgevaar althans geen rol, zegt Angelique van Helvoort van Staatsbosbeheer in Driebergen.

Het is natuurlijk wel zaak om plaatsen waar brand kan uitbreken, toegankelijk te houden, voegt Walter de Wit van Natuurmonumenten op de Veluwezoom daaraan toe.

De laatste grote brand die hij meemaakte, was in 1976 en op een volgende zit hij niet te wachten. Grote branden zijn er na 1976 niet geweest, ook niet in de droogte van vorig jaar. Koos van Zonneveld, boswachter in het Noord-Hollands Duinreservaat in Castricum beaamt dat.

En ook over de oorzaak van het uitblijven van rampen zijn beiden het eens: dankzij de mobieltjes worden branden zo snel gemeld, dat ze tijdig kunnen worden bedwongen.

Meer dan natuurbeheerders maakt de brandweer zich zorgen over bosbranden, die bij de brandweer 'natuurbranden' heten. Constantijn Kok van Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland heeft liefst zo min mogelijk media-aandachtvoor dergelijke branden en de bijbehorende rook- en stookverboden. Het brengt mensen op een idee.

Om diezelfde reden stopte Staatsbosbeheer met zijn voorlichtingscampagnes, werden de waarschuwingsborden uit de staatsbossen weggehaald en verdwenen de waarschuwingen voor bosen heidebranden die in de jaren zeventig aan de weerberichten van het KNMI werden toegevoegd.

De menselijke factor - opzet, maar ook fouten en onachtzaamheid - maakt het voorspellen van bosbranden hachelijk. Ook blikseminslag, verantwoordelijk voor talrijke branden van deze week in Alaska, laat zich moeilijk voorspellen.

Toch kun je het risico op bosbranden inschatten. Niet elke blikseminslag of weggegooide sigaret zet bossen, grasland of natuurgebied in vlam. Eerst moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan, samengevat in de zogeheten 'vuurdriehoek'.

Natuurlijk moet er voldoende 'brandstof' zijn, droog hout of gras dus. En er is zuurstof nodig om het vuur op gang te houden; daarbij speelt de wind een rol. Ten slotte moet de brandstof heet genoeg worden.

Bij een beoordeling van de kans op bos-en heidebranden moet worden bekeken of het plaatselijke hout, gras of de andere begroeiing gemakkelijk in brand raakt. Dit hangt af van de waterinhoud.

Droog hout, met hooguit 1 of 2 gewichtsprocent water, ontvlamt bijna net zo makkelijk als benzine. Maar bij 7 procent vocht of meer heeft een weggeworpen sigaret al geen effect meer en nat hout met 15 tot 20 procent vocht wil nauwelijks branden.

Op de Veluwe meet men dan ook de waterinhoud van vier stokjes dennenhout om een risico-inschatting te maken, zegt brandweerofficier Kok. Het is een Amerikaans systeem dat zijn nut heeft bewezen in het Yellowstone Park.

Tijdens een langdurige droogteperiode neemt de kans op natuurbranden toe. De droogte is uit te drukken in getallen, die een maat zijn voor het bosbrandrisico. Als er meer water verdampt dan regen kan aanvullen, drogen bossen en gewassen uit. Door de metingen van een seizoen bij te houden en het neerslagtekort of -overschot van alle dagen bij elkaar op te tellen, ontstaat zo'n droogtemaat.

De getallen daarin zijn dan vrij grof en vooral van belang voor de kans op het in brand raken van takken bij zich razendsnel verspreidende kruinbranden. Voor de brandbaarheid van het kleinere, dode, plantaardige materiaal op de bodem, volstaan weergegevens over een veel kortere periode.

Zo'n oppervlakkige brand, die zich langzaam over de bosbodem verspreidt, is in Nederland het meest voorkomende type natuurbrand, zegt duinwachter Kees Zonneveld. De brandweer op de Veluwe meet de waterinhoud, wind, vochtigheid en neerslag over een etmaal om een werkbare gevarenindex te krijgen. De uitkomst blijft angstvallig geheim, want waarschuwen voor een natuurbrand is hem oproepen, zegt Kok.

Het Nederlandse bosareaal is klein vergeleken met dat van Zuid-Europa, Noord-Amerika of Australië. Daar produceren automatische systemen bosbrandrisicogetallen. In geografische informatiesystemen (GIS) zijn gegevens ingevoerd over de hoeveelheid 'brandstof'die op verschillende plekken beschikbaar is. Groene planten die te veel vocht bevatten, worden van de brandstofvoorraad afgetrokken.

Gegevens over de hoeveelheid levend plantaardig materiaal komen van weersatellieten. De door de aarde gereflecteerde zonnestraling die ze meten, wisselt met de hoeveelheid chlorofyl in het blad, de vochtinhoud en de temperatuur.

Vegetatiegegevens en satellietmetingen worden gecombineerd met routinematige weerwaarnemingen en bewerkt tot een bosbrandrisico-getal, waarvan verschillende voorbeelden op internetsites te vinden zijn. Gewoonlijk zijn die cijfers bedoeld voor morgen en overmorgen, maar dat is niet genoeg voor wie nu naar het zuiden trekt. En een prognose over eventuele hitte en droogte valt meteorologen moeilijk te ontlokken.

Het Europees weercentrum in Reading maakt wél seizoensverwachtingen, maar de techniek staat volgens Geert Jan van Oldenburg van het KNMI nog in de kinderschoenen.

De verwachtingen, die de temperatuur in Europa deze zomer aan de lage kant houden, hebben nog enige waarde: de neerslagverwachtingen - deze zomer zou iets te nat worden - zijn nog onbruikbaar.

Met informatie over het verleden blijkt het KNMI scheutiger. Volgens woordvoerder Monique Somers is de zomer van vorig jaar, op Europese schaal bekeken, de heetste sinds de Middeleeuwen. En de eerste tien dagen van juni was het in heel Zuid-Europa alweer extreem warm.

Somers: 'Toch mogen we de lijnen van vorig jaar niet doortrekken: de afgelopen maanden heeft het er veel geregend en dat maakt de situatie duidelijk anders dan in 2003. Mogelijk is het dit jaar dus wat rustiger aan het bosbrandenfront.'
   

 


Op dit artikel berust copyright! © 2004 Floor, Kees
Restricties:Ja
Copyright:Floor, Kees