Kees Floor, Meteorologica
september 1995
Weerspiegelingen van zonlicht in water aan het aardoppervlak doen zich op satellietfoto's geregeld voor. Ze veroorzaken heldere plekken op zee, op meren en op plaatsen waar veel open water is; zonder dergelijke weerspiegelingen is het water zwart van tint. De positie, de helderheid en de vorm van de weerspiegelingen hangen af van de golven op het wateroppervlak en van de posities van zon en satelliet.
Dergelijke reflecties van zonlicht vind ik het indrukwekkendst als ze te zien zijn in de omgeving van Nederland of noordelijker, dus in het gebied van Noordzee en Oostzee. Op NOAA-foto's kunnen dergelijke weerspiegelingen voorkomen in de maanden juni en juli, dus rond de langste dag. Uiteraard is het van belang dat het weer meewerkt; de gebieden waar het verschijnsel kan optreden, mogen niet door bewolking aan het 'zicht' zijn onttrokken. Gewoonlijk is mooi weer in Nederland voldoende om alertheid op het verschijnsel te rechtvaardigen.
NOAA satellietbeelden
van 25 juni 1995. Muis naast beeld: VIS. Muis op beeld: IR.
|
NOAA satellietbeelden
van 27 (rechtsboven) juni 1995. Muis naast beeld: VIS. Muis op beeld:
IR.
|
Vergelijking van de posities van de weerspiegeling van de zon laat zien, dat de lichte vlekken geleidelijk naar het oosten opschuiven. Op 25 juni ligt een klein gebied met reflecties net ten oosten van de grens van de mist bij de zuidkust van Noorwegen. Een dag later zijn de zonnespiegelingen opgeschoven naar het Skagerrak. De dag daarop doen de reflecties zich vooral voor in de Duitse Bocht en in de grote Zweedse meren; bij de oostkust van Zweden is de Oostzee eveneens licht van tint. Op de laatste dag ligt het zwaartepunt van het verschijnsel al boven de Oostzee, wat onder andere Gotland duidelijker doet uitkomen dan normaal.
Het naar het oosten opschuiven van het zwaartepunt van de reflecties wordt veroorzaakt door verschillen in overkomsttijd van de satelliet. De declinatie van de zon ondergaat in de beschreven periode van vier dagen nauwelijks verandering. De baan die de NOAA 12 volgde, verloopt van noord naar zuid over het midden van de foto. Het tijdstip waarop de satelliet zich het dichtst bij het ontvangstation bevindt, is in de bijschriften van de foto's vermeld; de noordrand van de opnamen is steeds ongeveer 8 minuten eerder in beeld gebracht. Elke volgende ochtendbaan is ongeveer 22 minuten vroeger dan die van de dag ervoor. De zon staat daardoor bij overkomst van de satelliet lager aan de hemel en tegelijkertijd schuift de plaats op aarde waar weerspiegeling kan optreden naar het oosten op.
25 juni 1995.
|
26 juni 1995.
|
27 juni 1995.
|
28 juni 1995.
|
Bronvermelding satellietbeelden: NOAA/Dundee University.
Literatuur sunglint:
C. Floor: "Greenhouse effect"
and other reflections on satellite imagery', Weather 39 (1), p 3-6, januari
1984
C. Floor: 'Kunstmaan ziet onderzon', Zenit 11 (4), april 1984
C. Floor: 'Reflecties van zonlicht op satellietfoto's', Nautisch Technisch
Tijdschrift/De Zee, maart 1985
C. Floor: 'Produktieplatforms Noordzee ontdekt op satellietfoto's', Zenit
15 (7/8), juli/augustus 1988