C. Floor, KNMI, De Bilt; Onze Taal, september 1993.

Eerst enkele mistbanken. Overigens perioden met zon en droog. Vrij zacht en middagtemperatuur ongeveer 16 graden. Matige zuidwestenwind. Met zo'n weerbericht van de radionieuwsdienst of van 06-8003 durfde U eind april na een weekje met verlaatte maartse buien wel de trein te nemen naar het strand. Maar eenmaal daar aangekomen vielen er een paar spatjes regen of motregen en het zand stoof. De zon liet zich nauwelijks zien en het was niet warmer dan een graad of 15. Zat het KNMI er naast?


Droog.

Regen.

Sneeuw.

Mogelijk wel, maar uit het gegeven voorbeeld blijkt dat niet. Aan de duur van de zonneschijn worden bij perioden met zon geen hoge eisen gesteld, zoals Tabel 1 laat zien. De percentages hebben betrekking op het gedeelte van het totaal aantal uren dat de zon zich boven de horizon bevindt. Het geijkte oranjezonnetje is er nooit langer dan 15 uur, zodat de zon het na nog geen 1 uur schijnen al mag laten afweten en er misschien bij aankomst op het strand zijn dagtaak al bijna op had zitten. De tabel laat verder zien dat er slechts drie zonneschijnklassen worden onderscheiden; daardoor komen uitdrukkingen als af en toe zon en perioden met zon, die gevoelsmatig nogal wat uit elkaar liggen, in dezelfde groep terecht. De nauwkeurigheid waarmee de zonneschijnduur voor een bepaalde plaats in Nederland voorspeld kan worden en het geringe verband tussen het aantal uren zonneschijn op verschillende lokaties in Nederland voor dezelfde dag, maken verdere verfijning van de klassen in de tabel echter niet zinvol.

percentage

zonneschijnterm

bewolkingsterm

0-20

 

veel bewolking

10-60

wolkenvelden

wiselend bewolkt

veranderlijke bewolking

half tot zwaar bewolkt

af en toe zon

zonnige perioden

perioden met zon

opklaringen

40-100

weinig bewolking

licht bewolkt

helder, heldere nacht

zonnig

Tabel 1. terminologie voor bewolking en zonneschijn


Zonnig.

Wisselend bewolkt.

Veel bewolking.

De paar spatjes regen of motregen hoeven geen belemmering te vormen voor droog weer. De grens tussen nat en droog in een weersverwachting ligt bij een regenhoeveelheid van 0.3 mm (0.3 liter per m2) per beschouwde periode, gewoonlijk van 6 of 12 uur (Tabel 2). Het instellen van deze grens was nodig om in de metingen neerslag te kunnen onderscheiden van de aanslag van mist in de voor de waarnemingen gebruikte regenmeters.

Nat of droog?

0.1 of 0.2 mm

0.3 mm of meer

droog, geen neerslag

niet droog, neerslag

Regen of motregen?

diameter druppel kleiner dan 0.5 mm

diameter druppel 0.5 mm of groter

motregen

regen

Zicht: nevel en mist

zichtbelemmering door waterdruppeltjes

zicht minder dan 1000 m

zicht minder dan 200 m

zicht minder dan 50 m

nevel

mist

dichte mist

zeer dichte mist


Tabel 2: Enkele weerkundige grenzen

De uitdrukking vrij zacht wordt in korte teksten van weerberichten, zoals in de inleiding van dit artikel, meestal niet gebruikt; ze is gewoonlijk voorbehouden aan koppen of kopsuggesties van weersverwachtingen en weerpraatjes in de dagbladen en aan de zogeheten headlines, zoals die aan het begin van langere nieuwsuitzendingen van de radionieuwsdienst worden voorgelezen. Vrijwel altijd bevat een weersverwachting een waarde voor de temperatuur, zodat daarover geen misverstanden hoeven te bestaan. Deze temperatuur is een zogeheten prikwaarde; door verschillen tussen delen van het land of door onnauwkeurigheden in de verwachting worden afwijkingen tot 2 graden aanvaardbaar geacht; bij een middagtemperatuur van ongeveer 17 graden voor Nederland behoren plaatselijk waarden van 15 of 19 graden tot de mogelijkheden. Worden de verschillen groter dan gaat men over op formuleringen als middagtemperatuur van 13 graden aan zee tot 20 graden plaatselijk in het oosten en zuiden van het land.

Termen als vrij zacht en koud geven een indruk van de temperatuur ten opzichte van het langjarig gemiddelde voor de desbetreffende periode. Gewoonlijk wordt vergeleken met een periode van 30 jaar; op dit moment is dat de periode 1961 tot en met 1990. Het gemiddelde over deze periode wordt 'de normaal' genoemd; in het geval van temperaturen wordt dat dan 'de normale temperatuur', een uitdrukking die buiten vakkringen nog wel eens weerstand oproept (zie bijvoorbeeld J.M.Spier, 'Wat is normaal', Onze Taal 60 (7/8), blz. 19, juli/augustus 1991). Het is vrij zacht als het verschil met het langjarig gemiddelde 2 tot 7 graden bedraagt; ook bij vrij warm, vrij koud en vrij koel bedraagt het verschil met de normaal 2 tot 7 graden. De grens tussen zacht en warm ligt bij 20 graden; die tussen koel en koud bij 12 graden (Tabel 3).

De normale maximumtemperatuur bedraagt eind april voor De Bilt 14 graden; langs de kust van Noord-Holland is het langjarig gemiddelde in die tijd van het jaar 12 graden.

Terminologie warm en koud. Zie ook Tabel 3 hieronder.
'Ach, ik neem de marge van de voorspellingen altijd wat ruimer dan het KNMI zelf ...'

 

Absolute term

Verschil met lang-jarig gemiddelde

Maximumtemperatuur

zeer warm

8 graden of meer

23 graden C en hoger

warm

5 t/m 10 graden

20 graden C en hoger

vrij warm

2 t/m 7 graden

20 graden C en hoger

zeer zacht

8 graden of meer

19 graden C en lager

zacht

5 t/m 10 graden

19 graden C en lager

vrij zacht

2 t/m 7 graden

19 graden C en lager

koel

-2 t/m -7 graden

12 graden C en hoger

vrij koud

-2 t/m -7 graden

11 graden C en lager

koud

-5 t/m -10 graden

11 graden C en lager

zeer koud

8 of meer graden te koud

alleen bij winters weer

Tabel 3: Warm of koud?

Tenslotte het stuivende zand; mag dat? Ja, ook dit onderdeel van het weerbericht wordt niet gelogenstraft door de feiten. Zand op het strand blijkt te gaan stuiven bij windkracht 4 en volgens Tabel 4 is dat een matige wind. De tabel geeft voor windkracht 0 tot en met 12 de bijbehorende windsnelheid in m/s en km/h; ook de gegeven omschrijvingen liggen vast. Zo zijn de windsnelheden bij een krachtige wind lager dan bij een harde wind; bij windkracht 8 stormt het niet; de wind is slechts stormachtig. Harder waaien dan windkracht 12 doet het nooit, ook al willen sommige dagbladen dat soms doen geloven. De gehanteerde zogeheten beaufortschaal is overal ter wereld in gebruik.


Schuimende branding tijdens storm.

Rimpelloos water bij nagenoeg windstil weer.

Stuivend duinzand tijdens storm.

Het weerbericht uit het begin is dus eigenlijk te grof om een besluit over al dan niet naar het strand gaan te onderbouwen. Vooral de toegelaten marges in windsnelheid en hoeveelheid zon kunnen bij deze tekst zowel leiden tot 'zeer slecht strandweer' als tot 'zeer goed strandweer'. Vandaar dat het opvragen van meer op het strand gerichte informatie, soms de moeite loont.

Beaufortschaal voor gebruik boven land.
Tabel 4: Schaal van Beaufort.