Geen heksenjacht maar hulp
Kindermishandeling? Altijd melden!

Door Kees Floor; , 19 november 2004. Ook als pdf-bestand.

 

MEPPEL - 'Nee, kindermishandeling komt niet alleen voor in de Randstad. Er is geen enkele reden te veronderstellen dat het probleem in de provincie of op het platteland kleiner is.' Harrie Tijs van het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) in Almelo, verwijst het vooroordeel resoluut naar de prullenbak en collega Joke Wiggerink uit Assen valt hem bij. In een adem ondergaat een tweede fabeltje een zelfde lot. 'Kindermishandeling komt voor in alle sociale milieus, dus zeker niet alleen aan de onderkant van onze samenleving.'

Het onderwerp kindermishandeling staat deze week nadrukkelijk in de schijnwerpers. Dat mag ook wel, want jaarlijks zijn in Nederland tachtigduizend jongens of meisjes het slachtoffer. Elke week sterft een kind na mishandeling door ouders; zij kregen geen hulp of de hulp kwam te laat. Als wel hulp wordt geboden, is de mishandeling in twee van de drie gevallen al meer dan een jaar aan de gang.
Geen wonder, zo blijkt uit de cijfers van een enquête van het tv-programma NOVA, die eerder deze week werden gepresenteerd. Tweederde van de Nederlandse bevolking stapt namelijk niet naar een officiële instantie, ook al weet men zeker dat er sprake is van kindermishandeling. Om niet te melden zijn allerlei excuses te bedenken. Soms zijn we niet zeker van onze zaak en willen we iemand niet vals beschuldigen. Dan weer voelen we ons niet verantwoordelijk of zien we het niet als onze taak. Ook is er angst voor valse beschuldigingen en willen we ons niet de woede op de hals halen van de ouders. Bovendien schieten de hulpverleningsinstanties tekort volgens ongeveer de helft van de Nederlanders die wel eens een meldpunt hebben gebeld. Kortom: elk kind moet het maar doen met de ouders die het heeft; 't is niet ons pakkie an.
Opvoeden
'Onzin,' vindt Tijs, op wiens werkplek de meldingen uit Steenwijk, Dedemsvaart en alle andere plaatsen in Overijssel terecht komen. 'Over opvoeden hebben we met elkaar nu eenmaal wel bepaalde opvattingen'. Het NOVA-onderzoek laat overigens zien dat die opvattingen, waar het kindermishandeling betreft, niet altijd eenduidig zijn. Kinderen veel slaan, ze opsluiten of ze overhalen tot seksuele handelingen kan bij vrijwel niemand door de beugel. Het kind opzadelen met verantwoordelijkheden waar het te jong voor is, vindt slechts een minderheid van de Nederlanders kindermishandeling. Datzelfde geldt voor het niet aanleren van discipline, bijvoorbeeld als het kind altijd tv mag kijken of mag snoepen als het zelf wil.
De officiële instanties denken daar duidelijk anders over; die zien dergelijke vormen van verwaarlozing wel degelijk als kindermishandeling.
Ook leerkrachten en directies van scholen in deze regio hebben geregeld te maken met gevallen of op z'n minst vermoedens van kindermishandeling, al is geen van hen te betrappen op loslippigheid. Voor sommigen zijn de ervaringen te schokkend om te vertellen en is het onderwerp te beladen, voor anderen zit het thema nog in de taboesfeer en privacyoverwegingen spelen natuurlijk ook een belangrijke rol. Daarom ook stapten de NOVA-enquêteurs niet op de mensen af. Net zo min pakten ze de telefoon, maar verkozen ze het anonieme webinterview.
Scholen
Van de onderwijsmensen wil iemand wel kwijt dat elke school in een vertrouwenspositie zit met de ouders. De school is bang die positie te verliezen bij kritiek op de omgang van de ouders met het kind. De situatie kan dan namelijk van kwaad tot erger worden, vrezen ze. Toch trekt men indien nodig aan de bel bij de vertrouwenspersoon van de GGD of bij een vertrouwensarts, meestal een van de huisartsen in de gemeente. Een andere schoolleider benadrukt het belang van vroege signalering.
Sommige basisscholen besteden dan ook een studiedag aan het onderwerp kindermishandeling en de herkenning daarvan. Zulke dagen worden verzorgd door de advies- en meldpunten kindermishandeling of door commerciële opleidingsbureaus. 'In de opleiding voor leerkracht basisschool duikt het thema in de lessen van het tweede studiejaar eveneens op', zegt Sini Dekker, docent onderwijskunde aan de PABO in Meppel. 'Daarnaast komt het geregeld aan de orde in vierdejaars projecten'.
Signalering
Signalering is ook het kernwoord bij Joke Wiggerink. Zij is Regiomanager bij Bureau Jeugdzorg Zuid-Oost Drenthe in Emmen en daarnaast verbonden aan het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) in Assen, waar de vermoedens van kindermishandeling uit Meppel, Havelte en andere plaatsen in Drenthe binnenkomen.
Net als overal in het land neemt het aantal meldingen elk jaar nog steeds toe. 'Vaak willen de melders, buren en kennissen of de juf of de meester wel actie ondernemen, maar weten ze niet wat ze met de situatie aan moeten. We noemen dat met een mooi woord handelingsverlegenheid', zegt Wiggerink. 'We kunnen zulke mensen van advies dienen en hen zo op weg helpen. Mocht dat niets opleveren, dan verwijzen we alsnog door naar instanties.'
Sluitend verhaal
Ziekenhuizen kunnen eveneens een rol oppakken bij het signaleren van kindermishandeling. Zo trekt kinderarts Francis Kloosterman de werkgroep kindermishandeling in het Diaconessenhuis Meppel en organiseert ze in januari een minisymposium over kindermishandeling om het thema weer eens extra onder de aandacht te brengen.
Samen met de psycholoog en verpleegkundigen van de kinderafdeling en de afdeling spoedeisende eerste hulp werkt ze aan een ziekenhuisbrede aanpak. Bij alle kinderen die in het ziekenhuis of op de eerste hulp terecht komen, kijkt de arts of verpleegkundige naar het type verwonding, of dit past bij de leeftijd van het kind en of kind en begeleiders een sluitend verhaal hebben. De bevindingen worden genoteerd en bewaard, zodat het opvalt als een kind vaak terugkomt.
Door alert te zijn en in twijfelgevallen de kinderarts erbij te roepen, kunnen gevallen van kindermishandeling eerder worden herkend. 'Let wel, het is beslist geen heksenjacht tegen de ouders', benadrukt Kloosterman. 'Geen enkele ouder is erop uit zijn kind te mishandelen. Zie het als onmacht. Het beschuldigende vingertje is hier dus meestal niet op z'n plaats. We moeten de vertaling, liever nog de omschakeling, maken van verwijt naar hulpvraag.' Als het aan de Meppeler kinderarts ligt, gaat de knop om, ook bij al die mensen die nu nog te terughoudend omspringen met hun vermoedens van kindermishandeling. 'Zie het niet als het doen van aangifte, nee, je helpt juist mee de nodige hulp op gang te brengen', bezweert Klooserman.

Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling is vanuit elke plaats telefonisch te bereiken op nummer 0900-1231230 (5 ct pm). Het nummer wordt 30.000 keer per jaar gedraaid. In veel gevallen gaat het om meldingen van gezinnen, waarin verscheidene kinderen slachtoffer zijn.