Kees Floor, Zenit, juli/augustus 2009.
Olielagen op het zeeoppervlak zijn moeilijk te zien op satellietbeelden in natuurlijke kleuren. De donkere tinten van de oliesporen wijken niet of nauwelijks af van de kleur van het zeewater. Bij een gunstige stand van de zon blijkt het wél mogelijk de olie te detecteren. Het resultaat is dan vergelijkbaar met wat radarmetingen vanuit de ruimte laten zien. Veel olie blijkt afkomstig uit natuurlijke bronnen.
'Olie op zee' wordt door velen direct gekoppeld aan milieurampen met supertankers. De afgelopen vijftig jaar deden zich dan ook talrijke grote olierampen voor. Namen van schepen als Prestige (Spanje, 2002), Exxon Valdez (Alaska, 1989), Amoco Cadiz (Britannië, 1978) en Torrey Canyon (Scilly Eilanden, 1967) liggen velen nog vers in het geheugen. Hoewel dergelijke ongelukken met strandende en in tweeën brekende supertankers in de media breed worden uitgemeten, dragen ze verrassend genoeg voor nog geen tien procent bij aan de totale hoeveelheid olie in de oceanen. Dat is weliswaar meer dan gelekt wordt tijdens de oliewinning (zie diagram), maar minder dan wat er bij het lozen van ruimwater of andere als normaal beschouwde operaties tijdens het transport met tankers in het zeewater terecht komt. Belangrijkste bron van olie blijkt echter de natuur zelf. Naar schatting bijna de helft van de olie in de oceaan lekt weg uit bronnen in de zeebodem boven oliehoudende sedimenten daaronder. Door de opwaartse kracht stijgt de olie op en kan zo boven komen drijven.
a. Elk jaar komt ongeveer 1,5 miljard liter olie in de oceaan terecht. Daarvan is bijna de helft afkomstig uit natuurlijke bronnen. Daarnaast levert het vervoer van olie met olietankers een belangrijke bijdrage. Een kwart van de olie komt vrij bij routineoperaties tijdens het vervoer; olierampen zijn verantwoordelijk voor bijna 10 procent. De rest van de olie spoelt vanaf het land de zee in of hangt samen met oliewinning, luchtverontreiniging en luchtvaart.. De cijfers in de figuur zijn wereldgemiddelden; de verhoudingen kunnen tussen de verschillende regio's op aarde sterk variëren. Bron: Woods Hole Oceanographic Institution (WHOI). |
|
Radarbeelden
De
meest voor de hand liggende manier om de olie vanuit de ruimte te detecteren is
met een radarinstrument op een satelliet. Zo'n instrument bevindt zich bijvoorbeeld
op de commerciële Canadese satelliet RADARSAT, gelanceerd in november 1995,
en op de Envisat van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA, die in maart 2002
in een baan rond de aarde werd gebracht. Beide satellieten werken nog steeds.
Met radar kan de ruwheid van het aardoppervlak vanuit de ruimte worden gemeten.
Een landoppervlak is ruwer dan een zeeoppervlak, verstrooit daardoor meer radarstraling
en krijgt zo een lichtere tint op het uiteindelijke radarbeeld. Op het zwartwitbeeld
van Zuid-Korea en de Gele Zee na de ramp met de tanker Hebei Spirit in december
2007 is deze verdeling van tinten goed te zien. Op het satellietbeeld is de olie
die de kustwateren verontreinigt, zwart, maar dat komt niet doordat olie zwart
is! De olie dempt de kleinere, door de wind opgewekte golven, zodat het verontreinigde
oppervlak minder ruw is (zie YouTubefilmpje onderaan deze pagina), minder radarstraling
terugstrooit en een donkerder tint krijgt. Andere gevallen van rampen met olietankers
waarvan radarbeelden vanuit de ruimte vrijgegeven werden, zijn onder andere die
met de supertankers Prestige bij Spanje (2002) en de Sea Empress bij Wales (blauwgroen
beeld uit 1996).
De detectie van oliesporen op de oceaan met radar is echter
niet optimaal. De beelden zijn weliswaar van uitstekende kwaliteit en bewolking
of duisternis vormen geen probleem, maar. radarbeelden zijn, vooral in de tropen,
slechts af en toe beschikbaar en in het geval van de commerciële satelliet
ook nog eens erg duur. Routinematige monitoring is niet mogelijk, zodat olie aan
het oppervlak al deels verdwenen kan zijn voor een satelliet met radar overkomt
om de situatie vast te leggen. Het zou mooi zijn als informatie over olie op zee
ook af te leiden zou zijn uit dagelijkse routinewaarnemingen van andere satellieten,
waarvan de meetgegevens bij voorkeur gratis beschikbaar zouden moeten zijn.
|
Zonneglinstering
Een
methode die deels aan deze verlangens tegemoet komt, blijkt inderdaad te bestaan.
De Amerikaanse oceanograaf Chuanmin Hu laat samen met een aantal collega's in
een eerder dit jaar in de vakpers verschenen artikel zien hoe je daarbij te werk
kunt gaan. Het idee ontstond toen Hu op zoek was naar tekenen van giftige algenbloei,
zogeheten rood tij (zie Zenit december 2005), in de Golf van Mexico. Hij bekeek
daartoe talrijke, dagelijks routinematig gegenereerde, kosteloos beschikbare MODIS-beelden
van de Amerikaanse satellieten Terra en Aqua. Uit kleurverschillen in het zeewater
hoopte hij situaties met rood tij te kunnen opsporen. Op veel van die beelden
zijn echter in sommige delen van het gescande gebied eventuele door bijvoorbeeld
chlorofyl of biomassa veroorzaakte kleurennuances van het zeewater niet zichtbaar.
Dat komt door het optreden van zonneglinstering. Het satellietbeeld van de Golf
van Mexico toont een voorbeeld. De door sterke reflecties van zonlicht in het
water overbelichte delen van het beeld maken op tintverschillen gebaseerd onderzoek
onmogelijk. Wat veel onderzoekers met dezelfde belangstelling als Hu betreft kunnen
de meetgegevens van het overstraalde zeeoppervlak dan ook zonder meer de prullenbak
in.
Hu merkte echter op dat de zones met zonneglinstering geregeld donkere
stroken bevatten. Overleg met andere onderzoekers, tevens mede-auteurs van Hu's
artikel, brachten hem op het spoor van uit natuurlijke bronnen lekkende olie.
Meer contrast
Ook nu is het daarbij belangrijk dat de olie de
golven op het zeeoppervlak dempt. In het ene geval wordt de zee ter plekke geschikter
voor het terugkaatsen van zonlicht naar de satelliet, in het andere geval juist
minder geschikt. Wel is er steeds een duidelijk contrast tussen gebieden met olie
en schoner water. Nu eens is de olie donkerder van tint (zoals op het openingsbeeld
in natuurlijke kleuren van de Golf van Mexico en het blauw-getinte beeld van Libanon
en de Middellandse Zee), dan weer gaat het om lichtere strepen in een donkerder
omgeving (zoals op het rood-wit-blauwe beeld van de Fillipijnen).
Hu bestudeerde
de MODIS-satellietbeelden van de Golf van Mexico uit de meimaanden van negen opeenvolgende
jaren om te zien of er vaker dergelijke strepen, en dus oliesporen, waargenomen
konden worden. Van de 200 beelden met zonneglinstering in het onderzochte gebied,
waren er maar liefst 50 waarop dergelijke sporen te zien waren.
Hu en collega's
concluderen dan ook dat de zones met zonneglinstering op zichtbaarlichtbeelden
in ware kleuren geschikt zijn voor het detecteren van oliesporen, ongeacht of
het gaat om olieverontreinigingen of om olie van natuurlijke oorsprong. De olievlekken
moeten wel minstens enkele honderden meters in doorsnee zijn om ze op de MODIS-beelden
te kunnen zien. Voor beelden gebaseerd op metingen van de Advanced Spaceborne
Thermal Emission and Reflection Radiometer (ASTER), een instrument dat eveneens
op de Terra wordt meegevoerd, geldt dat overigens niet. De resolutie van ASTER-zichtbaarlichtbeelden,
zoals die van Libanon en van de Filipijnen, bedraagt 15 meter, zodat ook kleinere
olievlekken zichtbaar te maken zijn.
Levensloop
De olievlekken
op de oceaan die de satellieten kunnen waarnemen, vormen slechts een deel van
het levensverhaal van de uit onderzeese bronnen lekkende olie. Om het verhaal
compleet te maken, moet je ook bekijken wat er onder water en in de atmosfeer
gebeurt. Dat deden collega-onderzoekers onlangs in een ander vaktijdschrift. Hun
relaas is samengevat in het tweede diagram. Linksonder zien we een oliereservoir
waaruit de olie lekt naar de zeebodem. Een deel daarvan blijft op de zeebodem
achter; daarnaast stijgen oliedruppeltjes en gasbellen met methaan omhoog naar
het zeeoppervlak. Het methaan lost deels op in het zeewater; de rest verdwijnt
de atmosfeer in. De olie vormt vlekken, zoals die soms vanuit de ruimte te zien
zijn op radarbeelden en - in de gebieden met zonneglinstering - op zichtbaarlichtbeelden.
Uiteindelijk verdampt de olie of zinkt - voor zover niet onderweg door bacteriën
afgebroken -vijf tot dertig kilometer verderop terug naar de bodem. Veel schade
treedt daarbij niet op: planten en dieren in de omgeving zijn eraan gewend of
hebben zich eraan aangepast.
Voor de olie van olierampen ligt dat heel anders.
Deze komt terecht in een milieu waar het niet thuis hoort en waar de planten-
en dierenwereld zich niet op stel en sprong kan aanpassen. Bovendien breekt deze
olie als hij langs de kust vermengd wordt met modder of sediment, moeilijk af.
| 5. In de avond van 15 februari 1996 liep de supertanker Sea Empress vast op de rotsen bij Carmarthen Bay, een uitstulping van het Bristol Channel, op zijn beurt weer en uitstulping van de Keltische Zee bij Wales. Meer dan 65000 ton ruwe olie kwam in zee terecht. Zeven dagen later leverde de Synthetic Aperture Radar (SAR) op de commerciële Canadese satelliet RADARSAT-1 de gegevens voor dit radarbeeld. Donkere tinten duiden op olie; niet verontreinigd zeewater is aanzienlijk lichter. De tint van het water waar de olie bezig is te verdwijnen of waar schoonmaakoperaties in gang zijn gezet, neemt een tussenpositie in. De olie verplaatst zich in oostelijke richting langs de kust van Wales. Rechtsboven mondt de Tywi River uit in zee; het in de Carmarthen Bay uitstromende water houdt de olie op afstand. Bron: Canadian Space Agency. |
| 7. In de zomer van 2006 ontstond er een militair conflict tussen Israël en Libanon. Daarbij raakte onder andere de aan de Middellandse Zeekust gelegen Jiyeh-elektriciteitscentrale (niet in beeld, meer naar het zuiden) beschadigd, waarna duizenden tonnen olie in de Middellandse Zee terecht kwamen. Doordat zolang de vijandelijkheden voortduurden geen opruim- of bestrijdingswerkzaamheden konden worden uitgevoerd, breidde de olie zich over grote gebieden uit. Het satellietbeeld geeft de situatie op 10 augustus 2006. Beiroet en zijn haven liggen langs het van west naar oost verlopende gedeelte van de kustlijn. Het land heeft een lichte tint, het zeewater is donkerder, maar door zonneglinstering toch lichter van tint dan normaal. Waar olie drijft, zijn de golven gedempt, treed geen zonneglinstering op en krijgt het oppervlak de donkerste tinten. Instrument: ASTER. Satelliet: Terra. Bron: NASA/Earth Observatory. |
Literatuur:
Farrington. J.W. and McDowell, J.E., Mixing oil and water, Tracking
the sources and impacts of oil pollution in the marine environment, Oceanus Magazine
43 (1), 2004.
Farwell, C. et al., Weathering and the Fallout Plume of Heavy
Oil from Strong Petroleum Seeps Near Coal Oil Point, CA. Environmetal Science
& Technology 43 (10), 15 mei 2009.
Hu, C. et al., Detection of natural oil slicks in the NW Gulf of Mexico using
MODIS Imagery, Geophysical Research Letters 36, L01604, januari 2009.
|