Schrijven voor dagbladen (1).
Kees Floor; Meteorologica december 1995 en Weerspiegel, augustus 1996

Informatie in de nieuwsmedia over het weer en het verwachte verloop daarvan wordt veel geraadpleegd en gewoonlijk hoog gewaardeerd. In de krant en op teletekst zijn de zogeheten weerpraatjes een belangrijk element van die berichtgeving. We gaan hier na wat weerpraatjes precies zijn en waar je op moet letten als je ze wilt gaan schrijven of beoordelen.

Het weerpraatje als nieuwsbericht
De weerpraatjes die in de dagbladen worden geplaatst, kunnen worden bekeken vanuit verschillende invalshoeken. Vaak wordt zo'n stukje opgevat als zogeheten nieuwsbericht. Weerinformatie is vanuit die gezichtshoek bezien zonder meer vergelijkbaar met informatie over een kabinetsformatie, de moord op een staatshoofd, verkeersongelukken, sportnieuws en bankovervallen. De journalistieke eisen die gelden voor nieuwsberichten, zijn daardoor evenzeer toepasbaar op weerpraatjes. Zo moet je in deze visie vooral geen standaardopbouw gebruiken, maar in een zogenoemde 'lead' beginnen met het element met de hoogste nieuwswaarde: een gebroken of geëvenaard temperatuurrecord na een buitengewoon hete of extreem koude dag, storm, dooi of ijzel als het op welk moment dan ook binnen de verwachtingstermijn gaat stormen, dooien of ijzelen, enzovoort. Verder moet het bericht zo zijn geschreven dat het bij ruimtegebrek na elke zin kan worden afgebroken. De grafische vormgeving van zo'n nieuwsweerpraatje is ontleend aan die van de overige nieuwsberichten: de kop, de zogeheten creditline ('Van onze weerkundig medewerker', eventueel op de volgende regel gevolgd door een naam, of 'ANP') en de zogenoemde dateline met standplaats van de medewerker (bijvoorbeeld De Bilt) en soms de dag van de week zijn steeds gemakkelijk terug te vinden.

 

Een belangrijk aspect van nieuwsberichten is dat ze elkaar als het ware onderling kunnen beconcurreren: de ruimte in de krant is namelijk beperkt en het belangrijkste nieuws gaat voor. In dit opzicht waren de weerpraatjes die de Volkskrant tot medio 1984 op dinsdag en vrijdag op de binnenlandpagina's van de nieuwskrant plaatste, nieuwsberichten in de ware zin van het woord: je zocht er soms tevergeefs naar doordat ze door ander, in de ogen van de redactie binnenland belangrijker nieuws waren weggedrukt. Nu heeft het weerpraatje in die krant en in de meeste andere dagbladen een vaste plaats, bijvoorbeeld op de zogeheten servicepagina.
De nieuwsdimensie van weerpraatjes is in het verleden door meteorologen enigszins onderschat, maar daarin komt nu meer en meer verandering.

Weerpraatje en servicerubriek
Het ontbreken van concurrentie met overig nieuws toont aan dat weerpraatjes niet of niet uitsluitend als nieuwsbericht kunnen worden opgevat. Door hun dagelijks ritme van verschijnen en hun vaste, vertrouwde plek in de krant, hebben ze ook iets gemeen met de radio- en tv-rubriek, de strips, de beursberichten, de puzzels en de recepten. Vaak staan weerpraatjes dan ook samen met de weerrapporten, het weerkaartje en de meerdaagsecijferverwachting op de servicepagina tussen de andere onderdelen van de servicerubriek in.
Een servicebericht kent andere eisen dan een nieuwsbericht. Heel belangrijke is de continuïteit: het serviceweerpraatje moet elke dag in de krant staan. De lezer moet erop kunnen rekenen dat hij de informatie die hij er zoekt en er tot nog toe altijd aantrof, ook nu weer gemakkelijk kan vinden; hij lijkt het meest gebaat bij een van dag op dag consequent volgehouden vaste opbouw en indeling van de tekst. Iedereen met belangstelling voor actueel en toekomstig weer heeft zich wel eens geërgerd aan een weerpraatje dat bijna volledig werd gevuld door het klimatologisch verslag van de afgelopen in weerkundig opzicht weinig interessante maand, terwijl een op handen zijnde weeromslag onvermeld bleef of met een bijzin werd afgedaan!

Een bericht in een servicerubriek is dus heel wat anders dan een nieuwsbericht. Evenals televisieprogramma's die niet belangwekkend zijn, toch worden opgenomen, mag ook oninteressant weer niet zonder meer worden weggelaten. En als er van dag op dag niets verandert, hoeven niet alle literaire vaardigheden te worden aangeboord om hetzelfde steeds weer anders te beschrijven en te herschrijven; beurskoersen die stabiel blijven, worden toch ook niet uit de krant geweerd of anders genoteerd? Het servicekarakter van weerpraatjes biedt geen vrijbrief voor het aanleveren van saaie, eentonige en voorspelbare teksten; wel geeft deze gezichtshoek wat tegenwicht tegen een vooral bij professionele journalisten populaire al te eenzijdige benadering vanuit de nieuwsoptiek; bovendien worden we ons ervan bewust dat een weerpraatje ook kan voldoen als er geen extremen worden voorspeld of er weinig verandering in de lucht zit, kortom als er geen nieuws is.

Het weerpraatje als amusement
Of we het leuk vinden of niet, een zekere amusementswaarde kan aan de weerpraatjes niet worden ontzegd. Veel lezers houden van leedvermaak. Ze zijn blij als ze hier kunnen schaatsen en 's avonds bij thuiskomst in de krant lezen dat de buren in Oostenrijk geen sneeuw hebben. Of ze kunnen een glimlach niet onderdrukken als het in Nederland zonnig en warm is, terwijl een collega in zuid-Frankrijk kan waarnemen hoe de bosbranden daar door zware hagelbuien of, beter nog, omvangrijke onweerscomplexen worden gedoofd. Verder blijken veel Nederlanders hun werk beter te doen dan wij, meteorologen: wij 'zitten er weer eens naast', 'weten er niets van' of 'worden geconfronteerd met gigantische schadeclaims van door onjuiste verwachtingen op het verkeerde been gezette gebruikers'. Verder blijkt het publiek ook graag te worden geamuseerd met - liefst dagelijkse - weerspreuken, ook als die hun onbetrouwbaarheid in het verleden afdoende hebben bewezen.

Weerpraatje en 'wetenschap'
Naast de nieuwsdimensie, de servicefunctie en het amusementsaspect van weerpraatjes noemen we hier, zonder volledigheid na te streven, nog twee andere doelen die met een weerpraatje kunnen worden nagestreefd. Het belangrijkst is de educatieve functie: we proberen uitleg te geven over het hoe en waarom van weersontwikkelingen, lichten de door meteorologen gebruikte terminologie toe of proberen begrip te kweken voor de problemen waar de meteoroloog voor staat. Het bericht zou als het ware kunnen staan op de pagina 'Onderwijs en Wetenschap'. In dit kader past ook het relativeren van gebeurtenissen, die door het ANP of andere bronnen ten onrechte als uitzonderlijk worden bestempeld; behalve over kennis van het actuele weer dient men dus ook te beschikken over bronnen met klimatologische gegevens. Uiteraard rust hier op de professionele weerkundig medewerker door zijn voorbeeldfunctie een belangrijke verantwoordelijkheid. Hij moet de terminologie, bijvoorbeeld zoals verwoord in Floor (1993), perfect beheersen en dus op z'n minst het verschil weten tussen guur en schraal, tussen koel en koud en tussen zwoel en benauwd. Verder moet hij de gegevens presenteren in hun juiste context en zich niet laten meeslepen door de hypen in de media na zware storm of extreme temperaturen. Fouten als het classificeren van windstoten volgens de beaufortschaal mogen niet worden gemaakt. Ook uit den boze is het toepassen van landelijke gemiddelden of klimatologische waarden voor De Bilt op stations met in sommige seizoenen een duidelijk afwijkend klimaat, zoals kuststations of waarnemingsposten ver landinwaarts.

Sommige kranten publiceren weergegevens van andere bronnen dan het KNMI. De weerliefhebbers die deze informatie aan de weerkundig medewerker toeleveren, moeten van tijd tot tijd worden beloond. Dat kan bijvoorbeeld door zo nu en dan een waarneming van zo'n informant in je weerpraatje te noemen. Mijns inziens is dit in de meeste gevallen een oneigenlijk gebruik van de schaarse ruimte die de journalist-meteoroloog ter beschikking heeft.

Weerpraatjes inkopen
De meeste Nederlandse dagbladen publiceren dagelijks een weerpraatje. Veel hoeft dat niet te kosten: het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP) zet dagelijks een door KNMI-medewerkers geschreven stukje op de 'telex', dat door alle aangesloten kranten zonder meerkosten gebruikt kan worden. Toch kiezen veel dagbladen voor eigen berichtgeving via een weerkundig medewerker, al dan niet verbonden aan KNMI of Meteo Consult en wel of geen lid van de NVBM; de redacties van de krant willen namelijk dat hun produkt zich onderscheidt van andere dagbladen. Om diezelfde reden hebben ze ook eigen correspondenten in Den Haag, in residenties en hoofdsteden van verschillende landen en op andere lokaties waar nieuws te halen is, ook al kunnen ze hun stukjes veel goedkoper baseren op wat persbureaus als Reuter, Associated Press of ANP te melden hebben. Overigens gebruiken de dagbladen niet alleen de weerpraatjes om zich op weergebied te profileren; meer en meer wordt daarvoor vooral de grafische presentatie van het weer gebruikt.

Een groot probleem bij het schrijven van weerpraatjes is het antwoord op de vraag wie het stukje gaat lezen en wat hij met de aangeboden informatie denkt te gaan doen. Van het Nederlandse televisiepubliek weten we na het bekijken van een paar presentaties al dat het vrijwel geheel bestaat uit sportliefhebbers en zondagse boswandelaars, maar of dat ook geldt voor lezers van dagbladen is niet bekend. We hebben daar natuurlijk allemaal zo onze ideeën over, maar belangrijker is hoe de redactie van de krant erover denkt. De redactie heeft verder opvattingen over taal en stijl, zoals die in hun krant gebruikt moeten worden; de Volkskrant heeft die zelfs op papier gezet en uitgegeven (Van Gessel e.a. 1992). Om een weerpraatje in stijl te kunnen afleveren moet je mijns inziens de krant waarvoor je werkt, zelf lezen; bij serieproduktie is dat uiteraard wat lastig. Natuurlijk kan de eindredactie de afwerking verzorgen, maar beter is het de praatjes aan te leveren op de manier die de krant wenst; de kans dat er andere ongewilde fouten of verminkingen insluipen is dan bovendien kleiner!

Een weerpraatje schrijven
Om een weerpraatje te kunnen schrijven moet je vanzelfsprekend een goed beeld hebben van wat het weer gaat doen. Soms krijg je geen behoorlijk verhaal op papier en blijkt achteraf dat dat komt doordat je eigenlijk niet precies weet hoe alles in elkaar zit. Ook is het me wel eens overkomen dat ik na afloop van het schrijven de lead moest aanpassen, doordat al schrijvend mijn inzichten waren veranderd.
Het onder woorden brengen van de weersontwikkelingen vormt soms de tweede barrière die genomen moet worden. Vooral het opschrijven van de eerste zin is vaak een hele kluif; van alle zinnen belandt hij dan ook het vaakst in de prullenbak. Als de beginzin er eenmaal is, volgt de rest meestal vanzelf, vooral als we na wat meer ervaring te hebben opgedaan met schrijven, de wensen van lezer en redactie als het ware onbewust en automatisch gaan toepassen. Naast de aspecten die zijn genoemd onder 'weerpraatjes inkopen' zijn dat bijvoorbeeld de lengte van het praatje, de verhouding tussen binnen- en buitenland, de verhouding tussen 'verleden weer' en weer dat nog moet komen, het gebruik van meteorologische vaktaal en het goed inspelen op de actualiteit.
Het maken van koppen is een vak apart; toch vertrouwen we dat meestal niet volledig toe aan de redactie van de krant. We sturen dan ook altijd een zogeheten 'kopsuggestie' mee, in de hoop dat men die ongewijzigd zal overnemen en ze zo de status van 'kop' zal bereiken.

Beoordelen van weerpraatjes
In het voorafgaande werd al een groot aantal elementen genoemd waarop je je eigen weerpraatjes of die van anderen kunt beoordelen. We volstaan hier dus met enkele aanvullingen. Belangrijk is bijvoorbeeld de volledigheid van de gegeven informatie dan wel de toegepaste selectie. Dit geldt zowel in geografisch opzicht (bijvoorbeeld: komen alle provincies voldoende aan bod? zijn de belangrijke landen genoemd?) als in meteorologisch opzicht (bijvoorbeeld: zijn alle weerelementen genoemd of is wat is weggelaten inderdaad onbelangrijk?). Wat is de functie van de zogeheten 'info-graphics', bijvoorbeeld het weerkaartje: ondersteunen beeld en tekst elkaar of zijn de illustraties uitsluitend versiering? Daarnaast kunnen we kijken of de uitleg inderdaad iets uitlegt, of alleen maar meer van hetzelfde is, ditmaal vervat in meteorologische vaktaal. Ook de volgorde van de informatie in het weerpraatje is van belang. Verder kun je je per geval afvragen of het weerpraatje zich voldoende onderscheidt van het veel goedkopere standaardbericht dat via het ANP zijn weg vindt naar talrijke abonnees. Op de meeste vragen is geen eenduidig antwoord mogelijk; bepalend zijn steeds de opvattingen van de schrijver en die van het dagblad waarvoor hij werkt.
Naast meteorologische beoordelingscriteria zijn er natuurlijk ook die van taal en stijl: de meeste lezers en redacties weten weinig van het weer, maar zoveel te meer van taal en stijl! Vandaar dat deze aspecten bij het schrijven van weerpraatjes extra aandacht verdienen.
Voor wat betreft de spelling houden we ons aan de Woordenlijst Nederlandse Taal, het zogeheten 'Groene Boekje', of De nieuwe Spellinggids van de Nederlandse taal. De schrijfstijl ontwikkelt zich in overleg tussen leverancier en krant. Voor correct taalgebruik kun je zo nodig terugvallen op daarvoor bedoelde gidsjes, zoals de Schrijfwijzer (Renkema 1995) of het Stijlboek van de Volkskrant (Van Gessel e.a. 1992). De kranten verwachten van hun weerkundig medewerker gewoonlijk geen taalkundige hoogstandjes; ook is het weerbericht geen column en wordt het stukje niet gemaakt door spitsvondigheden of humor. Toch voel je als weerjournalist wel eens de behoefte dingen anders op te schrijven dan anders; zelf probeerde ik wel eens woorden die al dan niet kortstondig in de mode of in de actualiteit waren, in de weerberichtgeving te verweven. Dat leidde bijvoorbeeld tot zinnen als: 'boterzachte computerprognoses lenen zich nu eenmaal niet voor het trekken van spijkerharde conclusies' of 'de frontpassage, die gisteren op deze plek nog werd afgeschilderd als 'non-event', bleek meer regen in petto te hebben dan werd verwacht'. Het woordgebruik is in beide voorbeelden ontleend aan de politiek, waarbij onder andere het taalgebruik van oud-premier Lubbers een dankbare inspiratiebron vormde. Daarnaast houd ik een lijstje bij met zinnen of uitdrukkingen, die ik nog eens hoop te kunnen gebruiken.
De spelling stelt de weerjournalist ook vaak voor problemen; talrijke weerpraatjes leggen daarvan getuigenis af. In een volgend artikel (Floor 1996) kom ik hierop terug.

Weerpraatjes
In het voorgaande kwamen de invalshoeken aan bod van waaruit je naar weerpraatjes kunt kijken. Ook werd de wisselwerking belicht tussen de meteoroloog als schrijver/producent en de redactie van een dagblad als afnemer van een tussen- of eindprodukt, waarbij mijns inziens de optie eindprodukt de voorkeur verdient. Tot slot nog een paar opmerkingen over het woord weerpraatje zelf. Het lijkt een woord uit de spreektaal, want zowel KNMI als Meteo Consult leveren voor zover ik kon nagaan uitsluitend wat zij 'weeroverzichten' noemen. Alleen de BRT durft haar rubriek op pagina 304 van BRT teletekst weerpraatje te noemen: mijn complimenten!
Met het woord weerpraatje lijkt mij niets mis. Het gebruik van het verkleinwoord is niet denigrerend of kneuterig, maar past gewoon in de gezellige taal die het Nederlands nu eenmaal is (Burger 1995). Een weeroverzicht roept meer associaties op met actueel weer, actuele weerkaarten of weerrapporten. Auteurs van dagelijkse stukjes over het weer in de dagbladen hoeven zich er dus zeker niet voor te schamen dat zij weerpraatjesschrijver zijn!

Literatuur:
Burger, P. (1995): Het is nergens zo gezellig als in het Nederlands, Onze Taal 64 (12), 293-395.
Floor, C (1993): Wat zegt het weerbericht, Onze Taal 62 (9), 183-184.
Floor, K (1996): Weerpraatjes: de puntjes op de i, Meteorologica 5 (2), in voorbereiding.
Van Gessel, H. e.a. (1992): de Volkskrant Stijlboek, Sdu.
N.N. (1995): Woordenlijst van de Nederlandse Taal, ('Groene Boekje'), Sdu / Standaard.
N.N. (1995): De nieuwe Spellinggids van de Nederlandse taal, Het Spectrum / van Dale Lexicografie.
Renkema (1995): Schrijfwijzer, Sdu.